Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.[gedaagd sub 1] BV,
2. [gedaagde sub 2] BV,
3. [gedaagde sub 3] ,
1.De procedure
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 10;
- de conclusie van eis in incident;
- de conclusie van antwoord in incident;
- het vonnis in incident van 5 juni 2024;
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 3;
- de aanvullende productie 11 van [eiseres] ;
- de aanvullende productie 12 van [eiseres] ;
- de aanvullende productie 4 van [gedaagde sub 3] c.s.
2.Waar de zaak over gaat
De achtergrond
3.De beoordeling
Wettelijk kader bestuursaansprakelijkheid
2021het peilmoment moet zijn voor de beoordeling of hij moest weten dat [onderneming] de huurovereenkomst niet zou kunnen nakomen. Maar ook op het moment dat de huurovereenkomst is 2022 werd verlengd had hij nog de hoop en de verwachting dat het na de corona-periode financieel weer beter zou gaan met [onderneming] . Ook op dat moment bestond nog geen wetenschap van naderend onheil. Daarbij is de huur nog 13 maanden na de verlenging van de huurovereenkomst doorbetaald, wat een contra-indicatie is voor de veronderstelling dat [gedaagde sub 3] c.s. al in 2022 had moeten weten dat [onderneming] de verplichtingen uit de huurovereenkomst niet zou kunnen nakomen, aldus [gedaagde sub 3] c.s.
2021, een jaar voor de verlenging van de huurovereenkomst, al wist of redelijkerwijs had moeten begrijpen dat [onderneming] de verplichtingen uit de huurovereenkomst niet zou kunnen nakomen. Op dit moment waren slechts de jaarcijfers van 2020 voorhanden. [eiseres] stelt dat uit het negatieve eigen vermogen en de schuldpositie zonder meer blijkt dat [onderneming] in 2020 al feitelijk failliet was. Daarin volgt de kantonrechter [eiseres] niet. [eiseres] heeft slechts twee cijfers (het eigen vermogen en de schuldpositie) genoemd. Deze cijfers komen uit een jaarverslag waarin veel meer informatie staat. Om een realistisch beeld te kunnen krijgen van de financiële positie van [onderneming] in november 2021, zou het gehele jaarverslag van 2020 moeten worden bekeken. [eiseres] heeft dit jaarverslag echter niet overgelegd.
nietonder het eigendomsvoorbehoud vielen. Verder is het – als er wel discussie zou zijn ontstaan over het eigendomsvoorbehoud – niet aannemelijk dat de deurwaarder de beslagen goederen vervolgens binnen drie weken zou hebben verkocht. Naar inmiddels vaststaat is na die drie weken het faillissement van [onderneming] uitgesproken, waardoor de beslagen hoe dan ook kwamen te vervallen.