ECLI:NL:RBMNE:2025:1595

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 maart 2025
Publicatiedatum
8 april 2025
Zaaknummer
UTR 25/1813-ordemaatregel
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toegang tot opvanglocatie voor ontheemde Oekraïner in het kader van de Tijdelijke wet opvang ontheemden Oekraïne

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 6 maart 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een ontheemde Oekraïner, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum, waarin hem de toegang tot een opvanglocatie werd geweigerd. Dit besluit was genomen op 12 februari 2025, naar aanleiding van agressief gedrag van verzoeker, die een derde waarschuwing had ontvangen. Verzoeker verzocht de voorzieningenrechter om een ordemaatregel te treffen, zodat hij toegang tot de opvang zou krijgen totdat zijn verzoek om een voorlopige voorziening op zitting kon worden behandeld.

De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van een spoedeisend belang, aangezien verzoeker zonder opvang zat. De rechtbank had op dat moment nog geen dossier ontvangen van verweerder, wat de beoordeling van het besluit bemoeilijkte. Gezien de omstandigheden besloot de voorzieningenrechter het primaire besluit te schorsen, waardoor verzoeker toegang tot de opvanglocatie moest worden verleend. De voorzieningenrechter benadrukte dat deze ordemaatregel niet voor lange tijd kon voortduren en dat een zitting snel moest worden gepland om de zaak verder te behandelen. De beslissing werd openbaar uitgesproken en een afschrift werd naar de betrokken partijen verzonden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 25/1813-ordemaatregel

uitspraak van de voorzieningenrechter van 6 maart 2025 in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker

(gemachtigde: mr. L.A. Fischer),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum

(gemachtigde: F. Scherpenzeel).

Inleiding

1. Bij bestreden besluit van 12 februari 2025 is verzoeker meegedeeld dat hem de toegang tot het gebouw en omringend terrein van de opvang [locatie] geweigerd wordt.
2. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Verzoeker verzoekt verder als een zitting niet op korte termijn gepland kan worden om op grond van artikel 8:83, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht een ordemaatregel te treffen, inhoudende dat het besluit van 12 februari 2025 wordt opgeschort totdat het verzoek op zitting kan worden behandeld of totdat in alternatieve opvang kan worden voorzien.
3. Verweerder heeft op 5 maart 2025 telefonisch aan de griffier meegedeeld het besluit niet te willen opschorten. Verweerder heeft verder meegedeeld te hopen de gedingstukken die middag te kunnen overleggen. De griffier heeft op 6 maart 2025 telefonisch contact opgenomen met verweerder en meegedeeld het dossier uiterlijk om 12.00 uur te willen ontvangen. Nu verzoeker stelt zonder opvang te zijn geraakt, is immers geboden op zeer korte termijn een indruk van de zaak te krijgen en te bezien of een ordemaatregel in de rede ligt.
4. De rechtbank heeft tot op dit moment het dossier niet van verweerder ontvangen.
5. De voorzieningenrechter doet uitspraak buiten zitting op grond van artikel 8:83, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Beoordeling door de voorzieningenrechter

6. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaande aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
7. De voorzieningenrechter gaat er bij de huidige stand van zaken vanuit dat verzoeker een ontheemde Oekraïner is, waarop de Tijdelijke wet opvang ontheemden Oekraïne en de Regeling opvang ontheemden Oekraïne van toepassing is. Ook gaat de voorzieningenrechter er vooralsnog vanuit dat het besluit van 12 februari 2025 namens het college is genomen.
8. Uit het door verzoeker overgelegde bestreden besluit blijkt dat hem in verband met agressief gedrag een derde waarschuwing is gegeven, inhoudende dat hem de toegang tot de opvang in de [locatie] en omliggend terrein is ontzegd. De voorzieningenrechter oordeelt dat hierin een voldoende spoedeisend belang ligt.
9. Omdat verweerder niet tijdig heeft gereageerd op het verzoek van de voorzieningenrechter om de gedingstukken in te dienen, kan de voorzieningenrechter het besluit van verweerder niet beoordelen. Omdat daarnaast verzoeker stelt geen opvang te hebben en uitvoering van het besluit voor verzoeker naar het zich nu laat aanzien zwaarwegende gevolgen heeft, ziet de voorzieningenrechter, gelet op alle nu bekende betrokken belangen, aanleiding om het primaire besluit met toepassing van artikel 8:83, vierde lid, van de Awb te schorsen. Dat betekent dat verzoeker toegang tot de [locatie] moet worden verleend of een andere vergelijkbare opvanglocatie.
10. De aard van deze beslissing als ordemaatregel, maakt dat die niet voor langere tijd kan voortduren. De voorzieningenrechter vindt het noodzakelijk dat het verzoek om een voorlopige voorziening spoedig op een zitting wordt behandeld. Partijen ontvangen hiervoor zo snel mogelijk een uitnodiging. Op de zitting zal worden beoordeeld of er aanleiding bestaat om in afwachting van de beslissing op bezwaar van de burgemeester, de nu getroffen voorziening voort te zetten, op te heffen of te wijzigen. Dan zal ook beslist worden over de proceskosten en het griffierecht.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe en schorst het primaire besluit totdat op het verzoek na een behandeling ter zitting is beslist;
  • houdt elke verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. L.M. Janssens-Kleijn, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.