ECLI:NL:RBMNE:2025:1594

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 februari 2025
Publicatiedatum
8 april 2025
Zaaknummer
UTR 25/1275
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake woningsluiting na explosie

Op 3 januari 2025 vond er een explosie plaats bij de woning van verzoekster, wat leidde tot een bestuurlijke rapportage door de Politie Eenheid Midden-Nederland. De burgemeester besloot op 14 januari 2025 de woning te sluiten voor 30 dagen vanwege ernstige verstoring van de openbare orde. Verzoekster heeft geen rechtsmiddelen aangewend tegen dit besluit, waardoor het in rechte vaststaat. Op 12 februari 2025 verlengde de burgemeester de sluiting met nog eens 30 dagen. Verzoekster maakte bezwaar en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, zodat zij weer naar haar woning kon terugkeren. De voorzieningenrechter behandelde het verzoek op 26 februari 2025, waarbij de burgemeester en gemachtigden van betrokken partijen aanwezig waren. De voorzieningenrechter oordeelde dat de sluiting van de woning een geschikte en evenredige maatregel was, gezien de ernst van de situatie en de veiligheidsrisico's. Het verzoek werd afgewezen, waardoor de sluiting tot 14 maart 2025 van kracht blijft. De voorzieningenrechter benadrukte dat het oordeel voorlopig is en niet bindend voor een eventuele bodemprocedure.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 25/1275
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 26 februari 2025 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [plaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. M.J. Lamers),
en

de burgemeester van de gemeente Utrecht

(gemachtigden: mr. O. Boubkari en mr. J. Baijens).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: BO-Ex '91 uit Utrecht (de BO-Ex)
(gemachtigde: mr. P.F.M. Broos).

Inleiding

1. Op 3 januari 2025 is een explosief afgegaan bij de woning van verzoekster aan de [adres 1] in [plaats] (hierna: de woning). De Politie Eenheid Midden-Nederland heeft op 11 januari 2025 een bestuurlijke rapportage opgemaakt waarin de burgemeester in overweging is gegeven om passende bestuurlijke maatregelen te nemen. Op basis van deze rapportage heeft de burgemeester de woning bij besluit van 14 januari 2025 met ingang van 14 januari 2025 gesloten voor de duur van 30 dagen, wegens ernstige verstoring van de openbare orde in de nabijheid van de woning door ernstig geweld. De bevoegdheid hiertoe ontleent de burgemeester aan artikel 174a van de Gemeentewet (Gw). Verzoekster heeft geen rechtsmiddelen aangewend tegen dit besluit, zodat dit besluit in rechte vast staat.
2. De Politie Eenheid Midden-Nederland heeft op 6 februari 2025 een aanvullende rapportage opgemaakt en de burgemeester weer in overweging gegeven passende bestuurlijke maatregelen te nemen. Op basis van deze rapportage heeft de burgemeester bij bestreden besluit van 12 februari 2025 de sluiting van de woning van verzoekster verlengd met 30 dagen tot 14 maart 2025. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen. Zij wil met dit verzoek bereiken dat de voorzieningenrechter het besluit schorst, zodat zij weer naar huis kan.
3. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 26 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: mr. E.G.S. Rozestraten als waarnemer van de gemachtigde van verzoekster, de gemachtigden van de burgemeester en [A] en namens de BO-Ex de gemachtigde van de BO-EX en [B] . Verzoekster was niet aanwezig.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

4. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dit betekent dat de woning gesloten blijft tot 14 maart 2025. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
5. Verzoekster heeft een spoedeisend belang bij een beoordeling door de voorzieningenrechter, omdat zij door het besluit tot sluiting, haar woning tot en met 14 maart 2025 niet mag betreden.
6. De voorzieningenrechter bekijkt of het nodig is om het besluit van burgemeester te schorsen in afwachting van de beslissing op het bezwaar. De voorzieningenrechter geeft daarvoor op hoofdlijnen een beoordeling van de rechtmatigheid van het besluit en daarmee van de kans van slagen van het bezwaarschrift. Aan de hand daarvan weegt zij de belangen van verzoekster en van de burgemeester bij een schorsing. De rechtbank is in een eventuele latere procedure niet aan dit oordeel gebonden.
7. Bij eerder besluit is vastgesteld dat er sprake is van een ernstige verstoring van de openbare orde wegens ernstig geweld in de nabijheid van de woning van verzoekster, waarop artikel 174a van de Gw van toepassing is. De vraag die nu voor ligt is of hier nog steeds sprake van is en de woningsluiting verlengd mocht worden.
Is sluiting van een woning een geschikte maatregel?
8. Als er sprake is van een dreiging met ernstig geweld in de nabijheid van een woning is een sluiting van die woning in beginsel een geschikte maatregel om de bedreiging weg te nemen. De voorzieningenrechter kan de burgemeester volgen in haar stelling dat, omdat verzoekster ergens anders verblijft en het kenbaar is voor iedereen dat de woning gesloten is, dat het aannemelijk is dat de woning niet opnieuw doelwit wordt. Dit blijft overeind staan, ook als de woningsluiting degene die het explosief neerlegt misschien in de kaart speelt. Het gaat om de veiligheid van de bewoners en omwonenden.
Is sluiting van de woning evenredig?
9. De burgemeester moet, wil zij gebruik mogen maken van de bevoegdheid in artikel 174a van de Gw, om de sluiting van de woning te verlengen, deze verlenging onderbouwen. Dat doet zij door te toetsen of de verlenging van de sluiting evenredig is. Zowel de noodzakelijkheid als de evenwichtigheid van de sluiting moeten worden beoordeeld.
10. De voorzieningenrechter overweegt dat de politie in de bestuurlijke rapportages een aantal zaken heeft genoemd waaruit de burgemeester heeft afgeleid dat genoemde incidenten gerichte acties waren op de woning van verzoekster dan wel dat deze daarmee verband houden.
• Op 29 mei 2024 vond een explosie plaats op het adres [adres 2] in [plaats] . Op nummer [nummer] zijn de moeder en een meerderjarige zus van de ex-partner van verzoekster ingeschreven en woonachtig. De ex-partner van verzoekster heeft als historisch BRP-adres onder meer het adres van de woning van verzoekster en de [adres 2] . Een verband tussen deze twee explosies kan door de politie niet worden uitgesloten;
• Op 9 december heeft verzoekster contact opgenomen met de alarmcentrale en de vrees uitgesproken dat er bij haar woning mogelijk een explosief geplaatst zou worden wegens een conflict met een postbezorger. De voorzieningenrechter gaat niet mee in het betoog van verzoekster dat haar telefoontje naar de alarmcentrale verkeerd is begrepen.
• Op 25 december 2024 is de auto waar verzoekster toen gebruik van maakte in brand gestoken. Het onderzoek hiernaar loopt nog. De rechtbank volgt niet de uitleg dat het om kattenkwaad zou gaan, omdat dit niet is onderbouwd. Dit incident is nog steeds relevant.
• Op 3 januari 2025 in de avond vond er een explosie plaats bij de voordeur van de woning van verzoekster. Uit de bestuurlijke rapporten komt naar voren dat het om een gerichte actie tegen de woning van verzoekster gaat.
• Uit de politiesystemen komt naar voren dat de ex-partner van verzoekster antecedenten heeft in de vervaardiging en handel in verdovende middelen.
11. De voorzieningenrechter is van oordeel dat deze omstandigheden voldoende basis bieden voor het standpunt van de burgemeester, dat er sprake is van een gerichte actie tegen de woning en dat er meerdere incidenten hebben plaatsgevonden die lijken op een onderliggend conflict. Het onderzoek loopt nog, de precieze toedracht is nog onbekend, er is nog geen verdachte, dus is het niet onaannemelijk dat er nog veiligheidsrisico’s zijn.
12. Tijdens de zitting heeft de burgemeester toegelicht dat zij bij het nemen van het besluit heeft afgewogen of zij kon volstaan met lichtere middelen zoals cameratoezicht of meer (politie)surveillance. De burgemeester heeft toegelicht dat die middelen de openbare orde en de belangen van omwonenden in dit geval onvoldoende beschermen. De voorzieningenrechter kan die motivering op hoofdlijnen volgen. De voorzieningenrechter oordeelt dat de burgemeester onder deze omstandigheden sluiting van de woning noodzakelijk mocht vinden. Wel moet de burgemeester in de beslissing op het bezwaar van verzoekster expliciet motiveren waarom alternatieve maatregelen niet volstaan.
13. Over de evenwichtigheid van de sluiting overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Verzoekster heeft gewezen op haar persoonlijke omstandigheden en gesteld dat deze de sluiting onevenredig maken.
Hoewel de sluiting van de woning ingrijpend is voor verzoekster en haar dochter van anderhalf jaar oud, mocht de burgemeester het algemene belang van de handhaving van de openbare orde en veiligheid zwaarder laten wegen dan de belangen van verzoekster om terug te keren. Hierbij vindt de voorzieningenrechter van belang dat verzoekster - hoewel niet onder ideale omstandigheden - een vervangende verblijfplek kon vinden en dat de duur van de sluiting van de woning relatief kort is.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het sluiten van de woning in dit geval niet onevenredig en niet onevenwichtig is.
14. Bij deze stand van zaken heeft het bezwaar geen kans van slagen. De burgemeester heeft het belang van de handhaving van de openbare orde zwaarder mogen laten wegen dan de belangen van verzoekster bij gebruik van haar woning.

Conclusie en gevolgen

15. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat de woning gesloten blijft tot 14 maart 2025. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
16. Partijen zijn erop gewezen dat tegen deze mondelinge uitspraak geen hoger beroep of verzet openstaat.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 26 februari 2025 door mr. B. Fijnheer, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. L.M. Janssens-Kleijn, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.