ECLI:NL:RBMNE:2025:1592

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 februari 2025
Publicatiedatum
8 april 2025
Zaaknummer
UTR 24/8370
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake huwelijksregistratie door college van B&W Utrecht

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker afgewezen. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, dat op 6 december 2024 had besloten de registratie van zijn huwelijk in de Basisregistratie Personen (BRP) ongedaan te maken. Verzoeker had op 18 september 2024 zijn huwelijk willen registreren, dat op de Egyptische ambassade in Den Haag had plaatsgevonden. Het college oordeelde dat het huwelijk niet rechtsgeldig was, omdat verzoeker de Nederlandse nationaliteit bezit en een huwelijk in Nederland alleen kan worden voltrokken voor de ambtenaar van de burgerlijke stand.

De voorzieningenrechter heeft op 11 februari 2025 de zaak behandeld, waarbij verzoeker en zijn gemachtigde, evenals de gemachtigden van het college aanwezig waren. De voorzieningenrechter concludeert dat verzoeker een spoedeisend belang heeft, omdat hij de huurovereenkomst van de woning die hij deelt met zijn vrouw wil voortzetten. Echter, de voorzieningenrechter wijst het verzoek af, omdat het huwelijk niet rechtsgeldig kan worden geregistreerd. De voorzieningenrechter stelt vast dat het huwelijk op de Egyptische ambassade in Nederland is voltrokken, wat betekent dat het huwelijk niet kan worden erkend in Nederland, aangezien verzoeker de Nederlandse nationaliteit heeft. De voorzieningenrechter concludeert dat er geen aanleiding is om een voorlopige voorziening te treffen, en dat de overige beroepsgronden van verzoeker niet leiden tot een andere uitkomst. De uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, in aanwezigheid van griffier mr. L.M. Janssens-Kleijn, en is openbaar uitgesproken op 25 februari 2025.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/8370

uitspraak van de voorzieningenrechter van 25 februari 2025 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [plaats 1] , verzoeker

(gemachtigde: mr. M.M. Breukers),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht

(gemachtigden: mr. E. Shadid en M. van de Mortel).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen het besluit van het college van 6 december 2024, waarin is besloten de registratie van het huwelijk van verzoeker in de Basisregistratie Personen (BRP) ongedaan te maken.
1.1.
Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 11 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigden van het college.

Totstandkoming van het besluit

2. Verzoeker is op 18 september 2024 bij de afdeling Burgerzaken van de gemeente Utrecht geweest om zijn huwelijk te laten registreren in de BRP. Hij heeft daarvoor een Egyptische consulaire huwelijksakte laten zien. Het huwelijk is vervolgens geregistreerd in de BRP. Het huwelijk heeft op [huwelijksdatum] 2019 plaatsgevonden op de Egyptische ambassade in Den Haag
3. Volgens het bestreden besluit is het huwelijk niet rechtsgeldig en daarom ten onrechte opgenomen in de BRP. Omdat verzoeker sinds 1996 de Nederlandse nationaliteit bezit kan een huwelijk in Nederland slechts worden voltrokken ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand naar Nederlands recht. [1] Het college wijst in dit verband ook op een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 5 december 2012. [2] Omdat het huwelijk op de Egyptische ambassade heeft plaatsgevonden en verzoeker de Nederlandse nationaliteit bezit, heeft het huwelijk niet rechtsgeldig plaatsgevonden. Het college heeft de registratie in de BRP om die reden ongedaan gemaakt.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Beoordeling van het spoedeisend belang van verzoeker bij deze procedure
4. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen een voorlopige voorziening als “onverwijlde spoed” dat vereist.
5. De voorzieningenrechter is van oordeel dat eiser een spoedeisend belang niet kan worden ontzegd. De vrouw met wie verzoeker stelt een rechtsgeldig huwelijk te zijn aangegaan was de huurder van de woning aan de [adres] te [plaats 1] . Eiser wenst de huurovereenkomst die de vrouw voor dit adres had afgesloten voor te zetten. De woningbouwvereniging heeft eiser evenwel niet aangemerkt als medehuurder, omdat hij niet in de BRP stond ingeschreven als gehuwd of gehuwd geweest. Eiser is gesommeerd de woning te verlaten waarover hij een civiele procedure voert. Dit vormt voldoende basis om een spoedeisend belang aan te nemen. Dat er meer omstandigheden door de woningbouwvereniging zijn aangevoerd die in de weg staan aan voorzetting van de huurovereenkomst, brengt niet mee dat geen sprake is van een spoedeisend belang nu onduidelijk is welk gewicht de woningbouwvereniging aan deze omstandigheden toekent.
Beoordeling van het verzoek
6. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
6.1.
Bij de vraag of er aanleiding is om een voorlopige voorziening te treffen speelt de redelijke kans van slagen van het bezwaar een rol. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen. Om dit te beoordelen beantwoordt zij aan de hand van de gronden van verzoeker of het college heeft kunnen beslissen tot ongedaanmaking van de registratie van verzoekers huwelijk in de BRP.
Mocht het college de registratie van het huwelijk in de BRP ongedaan maken?
7. Verzoeker voert aan dat het huwelijk op Egyptisch grondgebied is gesloten en dus rechtsgeldig is en ingeschreven dient te worden in de BRP. Volgens verzoeker is zijn huwelijk gesloten bij [locatie] in [plaats 2] in Egypte en is de huwelijksakte gelegaliseerd door de Nederlandse ambassade in Cairo. De legalisatie is voorzien van apostillestempel. Het Egyptische consulaat in Den Haag heeft alleen een administratieve rol gespeeld in de verwerking van de huwelijksdocumenten. Ter zitting heeft verzoeker nog nader toegelicht dat hij getrouwd is op [huwelijksdatum] 2019 en dat op [datum] 2020 het huwelijk in Egypte is geformaliseerd. Het gaat hier om een huwelijk als bedoeld in artikel 10.31 van het BW dat door Nederland dient te worden erkend.
8. De rechtbank stelt vast dat eiser op [huwelijksdatum] 2019 is gehuwd. Uit de mariage certificate blijkt dat dit huwelijk is voltrokken in de Egyptische ambassade in Den Haag in Nederland. Dit betekent dat dit huwelijk op grond van artikel 10:30 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: het BW) alleen kan worden erkend in Nederland als de man noch de vrouw de Nederlandse nationaliteit heeft. Omdat in ieder geval verzoeker (ook) de Nederlandse nationaliteit heeft, kan het huwelijk niet worden erkend en dus niet rechtsgeldig worden geregistreerd. Dat het huwelijk later in Egypte is geregistreerd of geformaliseerd, zoals verzoeker stelt, maakt niet dat artikel 10:31 van het BW dan van toepassing is. Artikel 10:31 van het BW gaat over een in het buitenland voltrokken huwelijk. Het huwelijk van verzoeker is echter niet in het buitenland, maar in Nederland voltrokken.
9. De voorzieningenrechter overweegt dat de overige beroepsgronden niet leiden tot het treffen van een voorlopige voorziening omdat die óf niet zullen slagen óf gebreken aan het licht brengen die reparabel zijn zonder dat de uitkomst van de beoordeling wordt aangetast.
10. Het voorgaande leidt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening niet voor toewijzing in aanmerking komt. Ook ziet de voorzieningenrechter aan de kant van verzoeker geen belangen die zo zwaar wegen dat de gevraagde voorziening om die reden moet worden toegewezen.

Conclusie en gevolgen

11. De voorzieningenrechter wijst het verzoek dus af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. L.M. Janssens-Kleijn, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 25 februari 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Artikel 10:30 van het Burgerlijk Wetboek