ECLI:NL:RBMNE:2025:1583

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 april 2025
Publicatiedatum
8 april 2025
Zaaknummer
11307497 LC EXPL 24-2369
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrecht en proceskosten in een huurachterstandszaak met bewindvoering

In deze zaak heeft de stichting Woonstichting Centrada, hierna te noemen Centrada, de huurder [onderbewindgestelde] gedagvaard wegens huurachterstand. De huurder had een huurachterstand van meer dan drie maanden, wat Centrada aanvankelijk deed besluiten om de huurovereenkomst te ontbinden en ontruiming te vorderen. Echter, na dagvaarding is de huurachterstand verminderd en heeft Centrada haar eis tot ontbinding en ontruiming ingetrokken, waarbij zij enkel de resterende huurachterstand en proceskosten vorderde. De bewindvoerder van de huurder stelde dat Centrada misbruik maakte van procesrecht door de procedure aan te spannen, maar de kantonrechter oordeelde dat er geen sprake was van misbruik. De kantonrechter heeft de bewindvoerder veroordeeld tot betaling van de resterende huurachterstand, wettelijke rente en proceskosten. De kantonrechter benadrukte dat de huurachterstand op het moment van de dagvaarding groter was dan drie maanden en dat Centrada zich aan de wettelijke verplichtingen had gehouden. De proceskosten werden niet gematigd, omdat de bewindvoerder niet had aangetoond dat Centrada onterecht had gehandeld. Het vonnis werd uitgesproken op 9 april 2025.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Lelystad
Zaaknummer: 11307497 \ LC EXPL 24-2369
Vonnis van 9 april 2025
in de zaak van
de stichting
WOONSTICHTING CENTRADA,handelend onder de naam
CENTRADA,
te Lelystad,
eisende partij,
hierna te noemen: Centrada,
gemachtigde: Hanemaayer De Boer & Partners (namens deze S. Keizer)
tegen
de vennootschap onder firma
[gedaagde] ,in hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van
[onderbewindgestelde],
te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: de bewindvoerder,
gemachtigde: mr. J.M. Koppert.

1.Het verloop van de zaak

1.1.
Centrada heeft [onderbewindgestelde] op 10 september 2024 gedagvaard voor de kantonrechter. De bewindvoerder heeft op de dagvaarding geantwoord. De kantonrechter heeft besloten dat de zaak op een zitting besproken moet worden. Voorafgaand aan de zitting heeft Centrada een specificatie van de actuele huurachterstand opgestuurd en haar eis gewijzigd. De bewindvoerder heeft daarop schriftelijk gereageerd.
1.2.
De zaak is op 10 maart 2025 op een zitting besproken.
1.3.
De kantonrechter heeft bepaald dat er een vonnis komt.

2.Kern van de zaak

2.1.
Centrada verhuurt aan [onderbewindgestelde] de woning aan de [adres] in [plaats] . [onderbewindgestelde] heeft een huurachterstand van meer dan drie maanden laten ontstaan. Centrada wilde daarom in eerste instantie dat de huurovereenkomst zou worden ontbonden, dat [onderbewindgestelde] de woning zou moeten ontruimen en dat hij de huurachterstand zou betalen, met rente en proceskosten. Kort na dagvaarding is [onderbewindgestelde] onder bewind gesteld en is een deel van de huurachterstand ingelopen. Omdat de huurachterstand niet langer meer dan drie maanden is, heeft Centrada haar eis tot ontbinding en ontruiming ingetrokken en wil zij enkel nog dat de bewindvoerder de (resterende) huurachterstand betaalt, met rente en proceskosten. De bewindvoerder erkent de resterende huurachterstand, maar wil dat de proceskosten aan de kant van Centrada worden gematigd. Centrada is het daar niet mee eens. De kantonrechter geeft Centrada gelijk. Dat betekent dat de bewindvoerder wordt veroordeeld tot betaling van de resterende huurachterstand, met rente en proceskosten. De proceskosten worden niet gematigd. Dit wordt hierna uitgelegd.

3.De beoordeling

De huurachterstand
3.1.
Partijen zijn het erover eens dat de huurachterstand op dit moment € 1.016,66 is. De bewindvoerder zal worden veroordeeld tot betaling van dit bedrag.
De wettelijke rente
3.2.
De bewindvoerder moet wettelijke rente betalen over de periode dat [onderbewindgestelde] met de betaling in verzuim is geweest. Omdat [onderbewindgestelde] de huurprijs vooruit moet betalen en hij dit niet heeft gedaan, is hij in verzuim geraakt. Anders dan de bewindvoerder stelt, is het aanzeggen van de rente niet vereist. De gevorderde rente van € 22,14 tot 9 september 2024 zal worden toegewezen. Ook de rente die door Centrada is gevorderd tot en met de dag waarop de huurachterstand volledig is betaald, zal worden toegewezen.
Het verweer van de bewindvoerder over de proceskosten
3.3.
De bewindvoerder vindt dat de proceskosten aan de kant van Centrada moeten worden gematigd. De kantonrechter begrijpt de stelling van de bewindvoerder zo dat die vindt dat Centrada haar eis tot ontbinding en ontruiming te laat heeft ingetrokken. Nog voordat de bewindvoerder op de dagvaarding moest antwoorden (2 oktober 2024) en dus nog voordat de dagvaarding bij de rechtbank moest worden aangebracht, is de huurachterstand aanzienlijk ingelopen. Volgens de bewindvoerder had Centrada erop kunnen en mogen vertrouwen dat de bewindvoerder de maandelijkse huur stipt ging betalen en dat de schulden ingelost zouden worden. De bewindvoerder vindt dat Centrada had kunnen – en dus moeten – voorkomen dat de bewindvoerder kosten heeft moeten maken door in de procedure te verschijnen om zich tegen de geëiste ontbinding en ontruiming te verweren. De bewindvoerder vindt dat Centrada misbruik maakt van het procesrecht door onnodig een procedure aan te spannen.
3.4.
Als algemeen uitgangspunt geldt dat een huurachterstand van drie maanden of meer groot genoeg is om de ontbinding van een huurovereenkomst te rechtvaardigen. Voorafgaand aan een gerechtelijke procedure, wordt de verhuurder geacht zich te houden aan artikel 2 van het Besluit Gemeentelijke Schuldhulpverlening (hierna: het Besluit). Dit houdt in dat de verhuurder de contactgegevens van de huurder aan gemeente moet doorgeven als er een huurachterstand is. Vóór die melding moet de verhuurder (a) inspanning hebben geleverd om persoonlijk met de huurder in contact te komen, (b) de huurder hebben gewezen op de mogelijkheden voor schuldhulpverlening, (c) de huurder ten minste één schriftelijke herinnering over de huurachterstand hebben gestuurd en (d) bij de schriftelijke herinnering hebben aangeboden om met schriftelijke toestemming van de huurder zijn contactgegevens aan het college te verstrekken waarbij de huurder daarop niet afwijzend moet hebben gereageerd. Als niet blijkt dat de verhuurder aan deze verplichtingen heeft voldaan, dan kan de gevorderde ontbinding en ontruiming worden afgewezen. Daarnaast heeft de rechtbank Midden-Nederland met ingang van 1 november 2024 het beleid dat een vordering tot ontbinding of ontruiming in beginsel wordt afgewezen als zonder nadere toelichting tussen de datum van de zogenaamde vroegsignalering bij de gemeente en de datum waarop de dagvaarding is betekend een periode van minder dan twee maanden ligt. De reden hiervoor is dat de melding tot doel heeft de schuldhulpverlening op gang te brengen zodat een procedure tot ontbinding en ontruiming voorkomen kan worden. Een periode van twee maanden om opvolging te kunnen geven aan de melding wordt door de kantonrechters van de rechtbank Midden-Nederland als een redelijke termijn gezien.
3.5.
Op 20 juni 2024 heeft Centrada een vroegsignalering bij de gemeente gedaan en op 10 september 2024 heeft Centrada de dagvaarding aan [onderbewindgestelde] betekend. Op het moment van betekening van de dagvaarding was de huurachterstand groter dan drie maanden. Er ligt een periode van meer dan twee maanden tussen de vroegsignalering en de betekening van de dagvaarding. Daarmee wordt voldaan aan het beleid van de rechtbank dat voorschrijft dat de verhuurder tenminste twee maanden de gelegenheid moet geven om de schuldhulpverlening op gang te brengen. Kennelijk zijn die twee maanden in dit geval onvoldoende geweest om een vordering tot ontbinding en ontruiming te voorkomen. De bewindvoerder verwijst naar productie 2 bij de dagvaarding, waaruit blijkt dat de vroegsignalering bij het uitbrengen van de dagvaarding nog niet door de gemeente was opgepakt. Dit ligt buiten de invloedsfeer van Centrada. Hieronder zal worden toegelicht waarom er geen sprake is van misbruik van procesrecht door Centrada.
3.6.
De kantonrechter gaat niet mee in het standpunt van de bewindvoerder dat Centrada haar eis tot ontbinding en ontruiming te laat heeft ingetrokken. Op 18 en 26 september 2024 zijn betalingen gedaan van in totaal € 1.264,66, waardoor de achterstand op 26 september 2024 € 1.266,66 (2,46 maanden) was. Het klopt dus dat de huurachterstand vóór de eerste roldatum op 2 oktober 2024 op enig moment minder dan 3 maanden is geweest. Op de eerste roldatum kwam de achterstand weer boven de 3 maanden uit, omdat de huur voor oktober op 30 september 2024 opeisbaar is geworden. Op 21 oktober 2024 is de eerstvolgende betaling verricht. De kantonrechter vindt dat niet van Centrada kon worden verwacht dat zij de vordering tot ontbinding en ontruiming direct intrekt zodra de achterstand door betalingen (even) onder de drie maanden is gezakt. Administratief kan dit niet van Centrada worden verlangd. Anders dan de bewindvoerder stelt, had het niet op de weg van Centrada maar op de weg van de bewindvoerder gelegen om na de betalingen van 26 september 2024 contact met Centrada op te nemen om afspraken te maken. Uit de stukken wordt niet duidelijk dat de bewindvoerder een voorstel aan Centrada heeft gedaan over het voorkomen van verdere kosten van de procedure. Zodoende kan niet worden geconcludeerd dat Centrada een redelijk aanbod van de bewindvoerder had moeten accepteren om verdere (proces)kosten te voorkomen. Bovendien was de huurachterstand op het moment van de eerste roldatum groter dan drie maanden. Voorafgaand aan de zitting heeft Centrada de vordering tot ontbinding en ontruiming ingetrokken, omdat de resterende huurachterstand op dat moment minder dan drie maanden was. Centrada heeft dit in overeenstemming met de termijnen in het procesreglement voor rolzaken kanton gedaan.
3.7.
Het feit dat [onderbewindgestelde] na de vroegsignalering hulp heeft gezocht en heeft gekregen, laat onverlet dat Centrada een vordering tot ontbinding of ontruiming kan instellen of handhaven. Het Besluit staat niet in de weg aan het instellen of handhaven van een dergelijke vordering. Als er een ontbinding en ontruiming wordt gevorderd omdat de huurachterstand groter dan drie maanden is, is het aan de kantonrechter om te beoordelen of de huurachterstand in combinatie met de overige omstandigheden rechtvaardigt dat de huurovereenkomst ontbonden wordt. Als een verhuurder niet aan de verplichtingen van het Besluit heeft voldaan of de dagvaarding te snel heeft betekend, dan kan de kantonrechter daaraan de consequenties verbinden die hij geraden acht, waaronder het afwijzen van een gevorderde ontbinding en ontruiming. De kantonrechter volgt de bewindvoerder dus niet in het standpunt dat het op de weg van Centrada had gelegen om haar dagvaarding in te trekken of een eiswijziging te doen toen bleek dat [onderbewindgestelde] onder bewind gesteld was.
3.8.
De conclusie is dat van misbruik van procesrecht door Centrada geen sprake is. In gevallen zoals deze, waarbij schuldhulpverlening vlak na de betekening van de dagvaarding op gang komt, zullen niet altijd alle proceskosten voorkomen kunnen worden. Omdat de kantonrechter in deze zaak een beslissing kan nemen, ziet de kantonrechter geen aanleiding om een prejudiciële vraag aan de Hoge Raad te stellen en passeert dit verzoek van de bewindvoerder.
3.9.
Als er overeenstemming is over de hoogte van de huurachterstand en de bijkomende kosten, dan hoeft de zitting geen doorgang te vinden. Doordat [gedaagde] haar verweer tegen de proceskosten handhaafde, is de zaak op een zitting besproken. [gedaagde] had de extra kosten voor de zitting (1 punt aan salaris gemachtigde) zelf kunnen voorkomen.
3.10.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Centrada worden begroot op:
  • kosten van de dagvaarding € 136,72
  • griffierecht € 514,00
  • salaris gemachtigde € 476,00 (2 punten x tarief € 238,00)
  • nakosten
  • totaal € 1.261,72

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Centrada van:
  • € 1.016,66 aan huurachterstand tot en met februari 2025,
  • € 22,14 aan wettelijke rente tot en met 8 september 2024,
  • de wettelijke rente over € 2.553,46 vanaf 8 september 2024 tot en met de dag waarop alles is betaald, waarbij rekening moet worden gehouden met tussentijdse betalingen,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.261,72, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] niet tijdig aan het vonnis voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde] ook de kosten voor de betekening betalen,
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.4.
wijst af wat meer of anders gevorderd is.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. B.G.W.P. Heijne en in het openbaar uitgesproken op
9 april 2025.
PM/45352