Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
2.De kern van de zaak
3.De beoordeling
a. te bepalen dat de overeenkomst die is overgelegd als productie 22 in de gegeven omstandigheden redelijk is in de zin van artikel 6:96 BW;
Dit bedrijfsuitje was vlak na corona, waardoor er wel meer druk op lag. Ik ervaarde geen druk.”. Verder weegt voor de kantonrechter mee dat het uitje, waar men om 16.30 uur verwacht werd, (voor [verzoeker] ) voor een (klein) deel onder werktijd was. [verzoeker] heeft tijdens het voorlopig getuigenverhoor verklaard dat hij normaal gesproken tot 17.00 uur werkt. Een ander aspect dat relevant is, is dat [gedaagde sub 1] de keuze voor dit programma heeft gemaakt en het ook gefaciliteerd en betaald heeft. Weliswaar heeft [gedaagde sub 1] de feitelijke organisatie uitbesteed aan [bedrijf] maar dat betekent niet dat gezegd kan worden dat [gedaagde sub 1] op de organisatie en de uitvoering van de activiteit geen invloed (meer) had. [gedaagde sub 1] heeft [bedrijf] ingeschakeld en is akkoord gegaan met het voorgestelde programma voor die middag(en) en avond(en). Er is, anders gezegd, bewust gekozen voor de toertocht op de Kickbike. Dat het uitje op een externe locatie was en niet bij [gedaagde sub 1] zelf, maakt een en ander ook niet anders. Zoals gezegd moet het begrip ‘de arbeidsplaats’ ruim worden opgevat en is die niet beperkt tot de feitelijke werkvloer van [gedaagde sub 1] . Al deze aspecten maken dat er een voldoende nauw verband met het werk is en daarom valt het ongeval dat [verzoeker] is overkomen onder de reikwijdte van artikel 7:658 BW.
Verplichtingen van opdrachtgever en deelnemer’ staat: “
De deelnemer wordt geacht voor aanvang van het arrangement of de activiteit een adequate reis- en/of ongevallenverzekering af te sluiten, In opdracht van de deelnemer of de opdrachtgever kan de organisator zorgen voor een adequate reis-, ongevallen of aansprakelijkheidsverzekering (…)”. De kantonrechter vindt ook dit een sterke aanwijzing dat het rijden op een Kickbike als een risicovolle activiteit moet worden beschouwd.
Het klopt dat [gedaagde sub 1] de organisatie en uitvoering van het bedrijfsuitje, het e-steppen op een Kickbike, heeft uitbesteed aan [bedrijf] maar dat betekent niet dat op haar geen enkele verantwoordelijkheid meer rustte. Ook in die situatie heeft en houdt [gedaagde sub 1] als werkgever een eigen zorgplicht, waarbij die zorgplicht zich bovendien uitstrekt over het handelen van [bedrijf] omdat zij die als hulppersoon heeft ingeschakeld (artikel 6:76 BW). De kantonrechter vindt dat er door [gedaagde sub 1] en/of [bedrijf] onvoldoende maatregelen genomen zijn, er onvoldoende gewaarschuwd is voor (veiligheids)risico’s en er onvoldoende veiligheidsinstructies gegeven zijn. Om te beginnen had [gedaagde sub 1] op zijn minst kritischer mogen zijn op de route, bijvoorbeeld door af te spreken dat de toertocht alleen over verhard of in ieder geval minder risicovol terrein zou gaan. Dat had zij bij voorbaat kunnen doen of anders had zij gaandeweg, het uitje vond op een aantal dagen achter elkaar plaats waardoor de route na de eerste sessie bekend was, de route moeten (laten) aanpassen. De heer [A] en/of de heer [C] hebben verklaard dat zij op meerdere dagen mee hebben gereden waardoor zij de terreingesteldheid ook zelf hebben kunnen waarnemen. Dit alles is door [gedaagde sub 1] nagelaten. Verder geldt dat niet is gebleken dat [gedaagde sub 1] haar medewerkers heeft gewezen op (veiligheids)risico’s of instructies heeft gegeven die passend zijn bij deze specifieke activiteit. Dat geldt ook voor [bedrijf] . De instructies die de instructeur van [bedrijf] wel heeft gegeven, beoordeelt de kantonrechter in ieder geval als onvoldoende. Uit de getuigenverklaring van de instructeur (productie 4 [verzoeker] ) leidt de kantonrechter af dat hij wel tussenstops heeft gemaakt maar op zo’n moment alleen vertelde wat de deelnemers van het volgende deel van de route konden verwachten: “
Bijvoorbeeld, er zit een slingerend fietspad in het parcours waar ook tegenliggers op kunnen komen (…)”. De kantonrechter leest niet terug dat er per terreingesteldheid instructies zijn gegeven over of en, zo ja, hoe het rijgedrag of de snelheid aan te passen aan de omstandigheden of over hoe (passend) te reageren in een bepaalde situatie. Afgezet tegen de toch behoorlijk risicovolle activiteit vindt de kantonrechter al met al dat er onvoldoende is gewaarschuwd en geïnstrueerd. Dit betekent dat [gedaagde sub 1] niet aan haar zorgplicht heeft voldaan.
Tegen het verzoek van [verzoeker] te bepalen dat [gedaagde sub 2] de verzekeringsuitkering rechtstreeks aan hem moet voldoen, is door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] geen verweer gevoerd. De kantonrechter zal dit zo toewijzen dat als komt vast te staan dat [gedaagde sub 2] een uitkering aan [verzoeker] verschuldigd blijkt te zijn, deze rechtstreeks aan [verzoeker] moet worden betaald.