ECLI:NL:RBMNE:2025:1579

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 april 2025
Publicatiedatum
8 april 2025
Zaaknummer
16/255976-24; 16/167279-24 (gev. ttz); 16/197877-24 (gev. ttz); 16/063341-23 (vord. tul) en 16/246503-23 (vord. tul) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en mishandeling met bijkomende feiten tegen politieambtenaren en winkelmedewerkers

Op 8 april 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan twaalf strafbare feiten, waaronder een poging tot doodslag en mishandeling van zijn partner, bedreiging en belediging van politieambtenaren, en mishandeling van winkelmedewerkers. De verdachte, geboren in 1987 in Iran, is gedetineerd en heeft zich tijdens de terechtzittingen op 20 november 2024, 10 februari 2025 en 25 maart 2025 verdedigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 9 augustus 2024 in Utrecht zijn partner heeft geprobeerd te wurgen en haar heeft mishandeld. Daarnaast heeft hij zich verzet tegen de aanhouding door politieambtenaren, hen bedreigd en beledigd, en heeft hij zich schuldig gemaakt aan vernieling en mishandeling van winkelmedewerkers op 19 mei 2024. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, een tbs-maatregel met voorwaarden, en heeft hem een contact- en locatieverbod opgelegd. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder de partner van de verdachte en de betrokken politieambtenaren.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/255976-24; 16/167279-24 (gev. ttz); 16/197877-24 (gev. ttz); 16/063341-23 (vord. tul) en 16/246503-23 (vord. tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 8 april 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum 1] 1987 in [geboorteplaats] , Iran,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[straat 1] [nummeraanduiding 1] , [postcode] in [woonplaats] ,
nu gedetineerd in de [verblijfplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 20 november 2024, 10 februari 2025 en 25 maart 2025. Op de laatstgenoemde datum is de zaak inhoudelijk behandeld.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. S. Lanning en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. D.C. van den Heuvel, advocaat in Utrecht naar voren hebben gebracht. Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van wat door mr. Rotgans (advocaat van benadeelde partij [slachtoffer 1] ) en door [A] (casemanager, namens [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] ) naar voren is gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
Aan verdachte zijn in totaal twaalf feiten onder drie parketnummers ten laste gelegd. Samengevat komt de verdenking erop neer dat verdachte:
parketnummer 16/255976-24:
op 9 augustus 2024 in Utrecht:
feit 1: primair: zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag van [slachtoffer 1] (door haar hals vast te pakken, dicht te knijpen en haar gedurende enige tijd de ademhaling te beletten);
subsidiair: zich door bovenvermelde handelingen zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot het zwaar mishandelen van [slachtoffer 1] ;
feit 2: [slachtoffer 1] heeft mishandeld (door hard aan haar haren te trekken, te stompen en te trappen);
feit 3: zich heeft verzet tegen politieambtenaar [verbalisant 1] , waardoor [verbalisant 1] een bijtwond heeft opgelopen;
feit 4: politieambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 9] heeft bedreigd;
feit 5: politieambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 9] heeft beledigd;
feit 6: opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel tot het meewerken aan een ademonderzoek en/of een bloedonderzoek;
parketnummer 16/167279-24:
op 19 mei 2024 in Utrecht:
feit 1: winkelgoederen en/of een stellingkast van [slachtoffer 2] heeft vernield;
feit 2: opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel tot het meewerken aan een ademonderzoek en/of een bloedonderzoek;
feit 3: [slachtoffer 2] heeft mishandeld (door hem te duwen en een stellingkast omver te trekken, waardoor de kast op [slachtoffer 2] terecht kwam en hij viel);
parketnummer 16/197877-24:
op 17 juni 2024 in Utrecht:
feit 1: ambtenaren [verbalisant 2] , [verbalisant 3] en/of [verbalisant 17] heeft beledigd;
feit 2: [slachtoffer 3] heeft beledigd (door in haar gezicht te spugen);
feit 3: [slachtoffer 4] heeft mishandeld (door in zijn gezicht te slaan).

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Parketnummer 16/255976-24 (de feiten van 9 augustus 2024):
De raadsman heeft verzocht verdachte vrij te spreken van de onder feit 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag en de onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling. De standpunten van de raadsvrouw worden, voor zover van belang voor de beoordeling, besproken in paragraaf 4.3.1.
De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de feiten 2 tot en met 6 van dit parketnummer.
Parketnummer 16/167279-24 (de feiten van 19 mei 2024):
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de onder feit 1 en 3 ten laste gelegde
vernieling en mishandeling.
De raadsman heeft geen verweer gevoerd voor feit 2 (het niet meewerken aan het ademonderzoek).
Parketnummer 16/197877-24 (de feiten van 17 juni 2024):
De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd ten aanzien van de feiten die onder dit parketnummer ten laste zijn gelegd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Parketnummer 16/255976-24 (de feiten van 9 augustus 2024) [1]
Feit 1 en 2 (poging tot doodslag en mishandeling van [slachtoffer 1] )
Bewijsmiddelen
Een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , opgesteld door verbalisant [verbalisant 4] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 8 augustus 2024 ben ik omstreeks 22.30 uur naar de woning van [verdachte] aan de [straat 1] [nummeraanduiding 1] in [plaats] gegaan. Ik ben naar beneden gegaan en ik ben in zijn auto gaan zitten. [verdachte (voornaam)] kwam ook naar de auto. Ik zag en voelde dat hij mijn haren vastpakte en mij naar zich toetrok. Ik kreeg toen direct een paar klappen van hem in mijn gezicht. Dit was met de vlakke hand. Ik voelde direct pijn in mijn gezicht en mijn hoofd. [2] Ik zag dat [verdachte (voornaam)] om de auto liep en naar mij toe kwam gelopen. Terwijl ik op de grond zat kreeg ik van [verdachte (voornaam)] harde trappen op mijn linkerbeen en mijn rug. Tevens pakte [verdachte (voornaam)] mijn haren vast en begon hard aan mijn haren te trekken. Ik voelde daarna weer veel pijn.
Ik ben meegegaan naar zijn woning. Ik zag dat [verdachte (voornaam)] weer voor mij ging staan en ik kreeg van hem harde klappen in mijn gezicht. Deze klappen waren deels met de vlakke hand, maar ik kreeg ook veel stompen in mijn gezicht. Dit gebeurde met zijn beide handen. Ik voelde steeds meer pijn in mijn gezicht en mijn lijf. Ik zag en voelde dat [verdachte (voornaam)] zijn handen om mijn keel vastpakte en ik voelde dat hij mijn keel dichtkneep. Ik kreeg op dat moment geen lucht meer en ik kon niet meer ademen. Vanwege het dichtknijpen van mijn keel moest ik hoesten en ik moest overgeven. Ik ben vervolgens op de grond gevallen. Terwijl ik op de grond lag zag en voelde ik dat ik door [verdachte (voornaam)] in mijn rug werd getrapt. Ik voelde een onbeschrijfelijke pijn in mijn lijf. [3] Ik zag het volgende letsel aan mijn lichaam:
- blauwe plek onder mijn linkerborst;
- forse blauwe plek in mijn nek;
- blauwe plek op mijn linker bovenbeen;
- rode plekken en krassen in mijn gezicht.
Tijdens het doen van de aangifte heb ik veel pijn in mijn nek, neus, hoofd
en mijn rug. [4]
Een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 9 augustus 2024 kwamen wij binnen in de woning aan de [straat 1] [nummeraanduiding 1] in [plaats] en zagen [slachtoffer 1] op het tweepersoonsbed zitten. Wij zagen dat [slachtoffer 1] een flinke bloeduitstorting in haar hals had. Ook zagen en hoorden wij dat ze kortademig was. Wij hoorden dat [slachtoffer 1] verklaarde dat ze geen lucht kreeg. Wij zagen dat [slachtoffer 1] begon te schokken met haar lichaam. Wij zagen dat [slachtoffer 1] wankel op haar benen stond en niet zonder ondersteuning van onze armen richting de ambulance kon lopen. [5]
Een letselrapportage Forensische Geneeskunde GGD regio [plaats] , opgemaakt door [B] , Forensisch Arts in opleiding, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Naam: [slachtoffer 1]
Datum letselonderzoek: 09-08-2024
Gemelde toedracht: betrokkene vertelt dat zij is mishandeld door haar partner. [6]
Samenvatting letsel: bloeduitstortingen op rand linkeroorschelp, achter het linkeroor, voorzijde van de hals, linkerzijde borst, rechterbovenarm, rechteronderarm, rechterpols en linkerbeen; huidbeschadigingen op voorzijde linkeroorschelp, achterzijde linkeroorlel, voor- en linkerzijde hals en rechterzijde borst; zwelling linkerwang; roodverkleuring linker- en rechterzijde gelaat.
Past het gemelde tijdsinterval bij het letsel: goed.
Past de gemelde toedracht bij het letsel: goed. [7]
Op de linkerzijde van de hals, onder de linkerzijde van de onderkaak, is een scherp begrensde onderbroken streepvormige rode huidverkleuring zichtbaar met een lengte van circa 2,5 cm met daaromheen een gebied van vlekkerige diffuse rood paarse
huidverkleuring met afmetingen van circa 6,0 bij 4,0 cm. Het is een oppervlakkige krasverwonding met daaromheen een gebied met bloeduitstorting.
Op de voorzijde van de hals is een matig scherp begrensde min of meer ovaalvormige rood paarse huidverkleuring zichtbaar met afmetingen van circa 7,0 bij 5,0 cm. met aan de bovenzijde tevens twee min of meer verticaal verlopende onderbroken streepvormige rood paarse huidverkleuringen met lengtes van circa 2,5 en 2,0 cm. Het is een bloeduitstorting met oppervlakkige krasverwondingen.
Met forensisch licht is te zien dat het volledige letsel in de hals van de onderzijde van het linkeroor tot de onderzijde van het rechteroor verloopt en dus de gehele voorzijde van de hals omvat.
Gemelde toedracht bij het letsel: betrokkene vertelt dat zij met twee handen in haar hals is vastgepakt.
Past gemelde toedracht bij letsel: goed. [8]
Een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 8] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 9 augustus 2024 spraken wij met de bewoners van [straat 1] [nummeraanduiding 2] .
Wij hoorden dat de dochter zei: Wij schrokken wakker. Ik hoorde eerst geschreeuw. Mijn kamer is naast de woning van nummer [nummeraanduiding 1] . De vrouw, mijn buurvrouw, snakte naar adem, liet pijnkretenhoren en gilde een gedempte 'aaaaah'. [9]
Het gebruik van de bewijsmiddelen
De hiervoor genoemde bewijsmiddelen worden steeds gebruikt voor het bewijs van het feit of de feiten waarop zij betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewezenverklaring van feit 2
Gelet op de hierboven genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] heeft mishandeld door hard aan haar haren te trekken, haar te stompen en haar te trappen (feit 2).
Bewezenverklaring van feit 1 primair
Daarnaast blijkt uit de bewijsmiddelen dat verdachte [slachtoffer 1] gepoogd heeft te wurgen door haar hals dicht te knijpen en dat dit is gebeurd in de vroege ochtend van 9 augustus 2024. Verdachte heeft op de zitting voor het eerst verklaard dat de blauwe plekken in de hals van [slachtoffer 1] het gevolg zijn van de ruwe seks die zij eerder die dag hebben gehad. Verdachte heeft bij de politie echter verklaard dat de laatste keer dat zij seks hadden een paar maanden geleden was. Gelet hierop en gelet op de bewijsmiddelen vindt de rechtbank dit alternatieve scenario volstrekt ongeloofwaardig.
De raadsman heeft vervolgens bepleit dat verdachte geen opzet heeft gehad op het doden van [slachtoffer 1] , ook niet in voorwaardelijke zin. Er kan namelijk niet worden vastgesteld dat sprake was van een aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer 1] , omdat uit het dossier onvoldoende naar voren komt met welke kracht, intensiteit en hoe lang verdachte de keel van [slachtoffer 1] heeft dichtgedrukt. Daarover overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat verdachte de keel van [slachtoffer 1] met veel kracht en intensiteit moet hebben dichtgeknepen. [slachtoffer 1] heeft door het dichtknijpen van haar keel namelijk een flinke paarsblauwe bloeduitstorting over de gehele voorzijde van haar hals opgelopen (van haar linkeroor tot aan haar rechteroor). Daarbij komt dat [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij geen lucht meer kreeg en dat de politieagenten, die vlak na het incident ter plaatse waren, hoorden dat [slachtoffer 1] kortademig was. Ook zagen zij dat [slachtoffer 1] schokte met haar lichaam, wankel op haar benen stond en niet zonder ondersteuning kon lopen. De buren hebben bovendien gehoord dat [slachtoffer 1] snakte naar adem, pijnkreten slaakte en dat zij gilde.
De rechtbank oordeelt dat de aard en de intensiteit waarmee verdachte de keel van [slachtoffer 1] heeft dichtgeknepen, met zich brengt dat [slachtoffer 1] door verdachte is blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat zij zou komen te overlijden. Het is namelijk een feit van algemene bekendheid dat het op deze wijze met kracht dichtknijpen van de keel gedurende enige tijd kan leiden tot het overlijden van het slachtoffer. Naar algemene ervaringsregels is deze kans als aanmerkelijk te zien. Deze wetenschap mag ook bij de verdachte bekend worden verondersteld. Door toch op deze manier te handelen, is de rechtbank van oordeel dat verdachte de aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer 1] bewust heeft aanvaard of op de koop heeft toegenomen.
De conclusie is dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag van [slachtoffer 1] (feit 1 primair).
Feit 3, 4 en 5 (wederspanningheid en bedreiging en belediging van verbalisanten)
Bewezenverklaring van feit 3, 4 en 5
De rechtbank komt tot het oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan wederspannigheid (feit 3) en aan bedreiging en belediging van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 9] (feit 4 en 5). Bij dit oordeel heeft de rechtbank de bewijsmiddelen gebruikt die hierna worden genoemd. De bewijsmiddelen worden steeds gebruikt voor het bewijs van het feit of de feiten waarop zij betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsmiddelen
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 9] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 9 augustus 2024 was ik samen met collega [verbalisant 1] in [plaats] . [10] Ik hoorde dat verdachte [verdachte] meermaals "kankerhoeren en kankerlijers" riep. Verdachte begon hevig te schreeuwen, schelden en bedreigen. Ik hoorde verdachte meermaals de volgende zinnen herhalen: [11]
- kankermongolen;
- ik wacht je op na je werk;
- ik wacht je op en maak je kapot;
- ik ga jullie na jullie werk nog wel pakken;
- jullie zijn niet veilig op dit bureau;
- kankerhoeren. [12]
Ik voelde nadat de transportboeien omgelegd waren bij verdachte dat hij hevig in verzet ging. Verdachte begon met zijn hele lichaam te bewegen, begon te krijsen, te trappen richting ons/goederen en verder ging met ons beledigen. Ik zag dat collega zijn hand op het gelaat legde van verdachte en hem achterover trok om hem in bedwang te houden. Ik hoorde dat collega op dat moment riep: “je moet mij niet bijten!” Ik en mijn collega moesten ons hevig inspannen om verdachte onder controle te krijgen. Ik riep meermaals dat verdachte zijn verzet moest staken.
Ik zag dat collega zijn rechteronderarm aan mij liet zien. Ik zag dat een verse bijtwond bevond aan de binnenzijde ter hoogte van zijn pols. Ik zag er bloed uit de wond liep. [13]
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 9 augustus 2024 bevond ik mij in [plaats] met collega [verbalisant 9] . [14] Ik hoorde dat [verdachte] de volgende dingen schreeuwen. Terwijl hij dit schreeuwde zag ik dat hij mij aankeek en dit in mijn richting riep. Ik hoorde dat hij riep:
- kankerhoertjes;
- kankermongolen;
- ik wacht je op na je werk (verdachte zei dit veelvuldig);
- ik wacht je op en maak je kapot (verdachte zei dit veelvuldig).
[verdachte] kwam meerdere malen op ongeveer vijf centimeter van mij af staan, maakte zich groot en riep bovenstaande uitspraken. [15]
Ik hoorde [verdachte] onder andere het volgende schreeuwen:
- ik maak je dood;
- kankerflikkers;
- ik maak jullie kapot na werk, jullie gaan zien.
Ik pakte de linkerpols van [verdachte] vast en voelde dat hij met kracht zijn arm probeerde los te trekken. Ik voelde dat [verdachte] hevig en krachtig in verzet ging met zijn linkerarm en bracht zijn arm hierom iets omhoog om controle te krijgen. Ik zag dat collega [verbalisant 9] ondertussen de handboeien aansloeg om zijn rechterpols. Ik probeerde vervolgens de linkerarm van [verdachte] naar beneden te brengen zodat de handboeien ook om deze pols konden. Ik voelde op het moment dat ik zijn arm omlaag bracht dat hij deze met een krachtige ruk probeerde los te trekken.
Ik voelde dat [verdachte] nog steeds fysiek in verzet bleef gaan. Ik zag dat hij met zijn benen tegen de lift begon te trappen. [16] Ik voelde dat zij zich ook afzette tegen de lift. Ik stond op dat moment achter [verdachte] . Ik stond met mijn rug tegen de muur aan en kon geen kant op en werd tegen de muur gedrukt. Ik voelde ondertussen dat [verdachte] los probeerde te komen en met zijn gehele lichaam heen en weer trok om los te komen. Ik trok het hoofd van [verdachte] achterover. Ik voelde dat [verdachte] mij hard beet. Ik voelde een hevige pijnscheut door mijn arm en een prikkend gevoel. Ik riep naar collega [verbalisant 9] dat ik gebeten werd. Ik voelde dat [verdachte] zijn tanden diep in mijn pols drukte en mij vast hield. Ik voelde dat [verdachte] zijn tanden in mij hield terwijl ik zijn hoofd naar achteren haalde. Ik keek direct naar mijn pols en zag een wond. Ik zag dat deze wond direct begon te bloeden en zag dat mijn huid los was gekomen.
Ik voelde dat, ondanks de nekklem en controle, [verdachte] bleef proberen om los te komen. Gedurende bovenstaande gevecht bleef [verdachte] alle bovenstaande beledigingen en bedreigingen uiten. Ik voelde veel pijn in mijn rechter onderarm en zag zichtbaar letsel. Ik keek naar mijn pols en zag direct een bloedende wond. Ik zag een wond van ongeveer één bij één centimeter en zag dat hier bloed uit kwam. [17]
Toen [verdachte] bij het dienstvoertuig stond hoorde ik hem het volgende zeggen:
- jullie gaan kapot;
- kankerflikkers;
- jullie zijn niet meer veilig. [18]
Feit 6 (niet meewerken aan adem- en bloedonderzoek)
Bewezenverklaring van feit 6
De rechtbank komt tot het oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte niet heeft voldaan aan een bevel om mee te werken aan een adem- en bloedonderzoek. Bij dit oordeel heeft de rechtbank het volgende bewijsmiddel gebruikt.
Bewijsmiddel
Een proces-verbaal gebruik middelen bij geweldsdelicten, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 11] , [verbalisant 10] en [verbalisant 12] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 9 augustus 2024 werd een onderzoek ingesteld naar de aanwezigheid van middelen ten tijde van het plegen van bedreiging door verdachte: [verdachte] , [verdachte (voornaam)] . [19] Ik heb de verdachte bevolen zijn medewerking te verlenen aan een onderzoek uitgeademde lucht als bedoeld in artikel 55e lid 1 Wetboek van Strafvordering. Vervolgens is de verdachte meegedeeld, dat een weigering van dit onderzoek strafbaar is gesteld. De verdachte weigerde mee te werken aan het onderzoek uitgeademde lucht. Daarbij schreeuwde de verdachte: "Ik werk helemaal nergens aan mee! Op 9 augustus 2024 heb ik, [verbalisant 12] , de verdachte bevolen zijn medewerking te verlenen aan een bloedonderzoek als bedoeld in artikel 55e lid 3 Wetboek van Strafvordering. De verdachte weigerde, na mededeling van de gevolgen daarvan, mee te werken aan het bloedonderzoek. [20]
4.3.2
Parketnummer 16/167279-24 (de feiten van 19 mei 2024) [21]
Feiten 1 en 3 (vernieling en mishandeling)
Bewezenverklaring van feit 1 en 3
De rechtbank komt tot het oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte winkelgoederen en een stellingkast van [slachtoffer 2] heeft vernield (feit 1) en [slachtoffer 2] heeft mishandeld (feit 3). Bij dit oordeel heeft de rechtbank de bewijsmiddelen gebruikt die hierna worden genoemd. De bewijsmiddelen worden steeds gebruikt voor het bewijs van het feit of de feiten waarop zij betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsmiddelen
Een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , opgesteld door verbalisant [verbalisant 13] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik werk in de nachtwinkel [winkel] , gevestigd in [plaats] . Op 19 mei 2024 kwam er een man binnen gelopen. [22] Hij kwam op enig moment naar mij toe gelopen en duwde mij tegen het raam aan achter de kassa. Ik zag dat hij een stelling beetpakte. Ik zag ineens de stelling omvallen. Ik zag dat de stelling kapot viel en alle snoep daardoor verspreid op de grond lag. Ik kan deze stelling niet meer gebruiken omdat deze verbogen is. Ik zag dat ik bloed aan mijn hand en hoofd had. Ik had voor het conflict met de man nog geen pijn of letsel. [23]
Een proces-verbaal, opgesteld door verbalisant [verbalisant 14] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Er zijn beelden beschikbaar gesteld door de nachtwinkel [winkel] . De opnamen werden door mij bekeken.
19/05/2024:
Ik zie dat verdachte [verdachte] naast de kassa staat en de eigenaar van de winkel duwt. Ik zie dat de eigenaar van de winkel naar achter valt. De eigenaar van de winkel is genaamd: [slachtoffer 2] , [slachtoffer 2 (voornaam)] .
Ik zie dat verdachte [verdachte] naar achteren loopt en naar de stelling van drankflessen loopt. Uit deze stelling pakt hij een fles en gooit die op de grond. [24]
Ik zie dat verdachte [verdachte] naar achteren loopt en naar de stelling van de drankflessen loopt. Ik zie dat verdachte [verdachte] naar links is gelopen net buiten beeld van de camera. Wel zie ik zijn zwarte schoen in beeld. Ik zie dat de eigenaar van de winkel [slachtoffer 2] een harde duw krijgt en daardoor komt te vallen. [25]
Ik zie dat waarschijnlijk verdachte [verdachte] , die daar nog staat, met zijn hand de stelling met daarop snoep omver trekt. De stelling valt bovenop de eigenaar van de nachtwinkel [slachtoffer 2] . [26]
Een proces-verbaal van bevindingen, opgesteld door verbalisanten [verbalisant 15] en [verbalisant 13] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 19 mei 2024 liep ik richting de nachtwinkel [winkel] . Ik zag dat in de winkel een stellage op de vloer lag. Ik zag dat de metalen platen van de stellage krom en verbogen waren. [27]
Feit 2 (niet meewerken aan adem- en bloedonderzoek)
Bewezenverklaring van feit 2
De rechtbank komt tot het oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte niet heeft voldaan aan een bevel om mee te werken aan een adem- en bloedonderzoek. Bij dit oordeel heeft de rechtbank de volgende bewijsmiddelen gebruikt.
Bewijsmiddelen
Een proces-verbaal van bevindingen, opgesteld door verbalisant [verbalisant 16] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 19 mei 2024 was ik in [plaats] . Ik vertelde de verdachte [verdachte] dat hij verplicht was om mee te werken en ik zijn medewerking aan de ademanalyse beval. Ik hoorde de verdachte hierop zeggen dat hij helemaal nergens aan mee ging werken. Ik vertelde hem dat dit negatieve gevolgen voor hem zou hebben en hij dan een strafbaar feit zou plegen wat het voor hem niet beter zou maken. Ik hoorde de verdachte zeggen: "Dat maakt mij niks uit, ik doe helemaal niks." Ik beval de verdachte tevens de medewerking aan een bloedproef. Ik hoorde de verdachte hierop zeggen dat hij nergens aan mee ging werken. [28]
Een proces-verbaal van verhoor, opgesteld door verbalisant [verbalisant 14] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: Nadat je was aangehouden door de politie weigerde je mee te werken aan een blaastest. Waarom weigerde dat?
A: Ik was het gewoon zat hoe ze met mij omgaan en wilde daarom nergens aan meewerken. [29]
4.3.3
Parketnummer 16/197877-24 (de feiten van 17 juni 2024) [30]
Feit 1 (belediging verbalisanten)
Bewezenverklaring feit 1
De rechtbank komt tot het oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan belediging van de verbalisanten [verbalisant 2] , [verbalisant 3] en [verbalisant 17] (feit 1). Bij dit oordeel heeft de rechtbank de bewijsmiddelen gebruikt die hierna worden genoemd.
Bewijsmiddelen
Een proces-verbaal van bevindingen, opgesteld door verbalisant [verbalisant 2] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 17 juni 2024 kwam ik samen met collega [verbalisant 3] ter plaatse in [plaats] . Ik hoorde dat [verdachte] constant schreeuwde: 'Ik neuk jullie kankermoeder'.
Ik zag dat hij met rondspattend speeksel gemengd met zijn bloed in de richting van mijn gezicht schreeuwde. Ik voelde dat dit speeksel, gemengd met zijn bloed, in mijn gezicht kwam. [31] Ik hoorde dat hij onder andere meerdere malen herhaalde: 'Ik neuk je kankermoeder'.
Ik zag dat [verdachte] meerdere keren een spugende beweging maakte waarbij bloed en speeksel in onze richting kwam. Ik zag dat [verdachte] zijn hoofd in mijn richting wendde en naar mij spuugde. Ik voelde dat hiervan meerdere druppels speeksel, al dan niet in combinatie met bloed, in mijn gezicht kwamen. Ik zag dat op mijn uniform meerdere bloedspetters door de spuug van [verdachte] waren gekomen. Ik hoorde dat collega [verbalisant 18] tegen mij zei dat er bloed in mijn haar, aan de achterzijde van mijn hoofd, zat. [32]
Een proces-verbaal van bevindingen, opgesteld door verbalisant [verbalisant 3] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik was op 17 juni 2024 samen met verbalisant [verbalisant 2] in [plaats] . Ik zag dat [verdachte] zich richting verbalisant [verbalisant 2] bewoog. Ik hoorde dat [verdachte] aan het schelden was. [33] Ik zag dat [verdachte] in het dienstvoertuig ging zitten. Ik zag dat hij op dat moment met zijn gezicht richting mij keerde. Ik zag dat hij een spugende beweging maakte. Ik zag dat er spuug uit zijn mond kwam. Ik zag de spuug op mijn uniform terecht kwam. Ik zag dat verbalisant [verbalisant 2] naast mij stond. Ik zag dat [verdachte] nogmaals een spugende beweging maakte. Ik zag dat er spuug uit zijn mond kwam. Ik zag dat de spuug in de richting van verbalisant [verbalisant 2] ging. Ik zag dat verbalisant [verbalisant 17] op de verdachte ging zitten. Ik hoorde dat de verdachte continu aan het spugen en aan het schreeuwen was. [34]
Een proces-verbaal van bevindingen, opgesteld door verbalisant [verbalisant 17] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 17 juni 2024 was ik in [plaats] . Ik zag een manspersoon lopen, [verdachte] . Onderweg naar het politiemotorvoertuig hoorde ik dat de verdachte verbaal agressief worden. Ik hoorde hem in woorden van gelijke strekking zeggen dat:
- hij mijn moeder ging neuken;
- hij mijn vriendin ging neuken. [35]
Vervolgens zag ik dat [verdachte] zijn hoofd naar verbalisant [verbalisant 3] toedraaide bloed zijn richting op spuugde. Tijdens het vervoer zag ik dat de [verdachte] meerdere keren bloed uit zijn mond spuugde. [36]
Een proces-verbaal van bevindingen, opgesteld door verbalisant [verbalisant 20] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
De camerabeelden zijn gemaakt door een bodycam die werd gedragen door verbalisant. Ik zag dat het ging om een bestand van 17 juni 2024. Ik bekeek de beelden. [37]
Ik zie dat de collega's, de man naar het dienstvoertuig begeleiden. Ik hoor dat de man het volgende zegt:
- ik neuk jou en je kankermoeder en je kanker vrouw;
- neem mij maar mee kankerhoeren. [38]
Ik zie dat de collega's de man in het dienstvoertuig plaatsen. Ik zie dat de man, verbalisant recht aankijkt en in zijn richting spuugt. [39]
Ik zie dat de man in de richting van de vrouwelijke verbalisant kijkt en in haar richting spuugt. [40]
Feiten 2 en 3 (belediging van [slachtoffer 3] en mishandeling van [slachtoffer 4] )
Bewezenverklaring feiten 2 en 3
De rechtbank komt tot het oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan belediging van [slachtoffer 3] (feit 2) en mishandeling van [slachtoffer 4] (feit 3). Bij dit oordeel heeft de rechtbank de bewijsmiddelen gebruikt die hierna worden genoemd. De bewijsmiddelen worden steeds gebruikt voor het bewijs van het feit of de feiten waarop zij betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsmiddelen
Een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 4] , opgesteld door verbalisant [verbalisant 18] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 17 juni 2024 omstreeks 19.45 uur was ik werkzaam in mijn snackbar [snackbar] te [plaats] . Er kwam een man naar binnen. Ik zag en ik voelde dat de man met zijn linkerhand tegen de rechterkant van mijn gezicht sloeg. Ik voelde dat dit pijn deed en ik zag later dat deze zijde van mijn gezicht rood was. [41]
Een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] , opgesteld door verbalisant [verbalisant 18] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op maandag 17 juni 2024 omstreeks 19.45 uur was ik werkzaam in mijn snackbar [snackbar] te [plaats] . Er kwam een man naar binnen. Ik zag en ik voelde dat de man mij in mijn gezicht spuugde met bloed. Ik veegde het bloed van mijn gezicht. [42]
Een proces-verbaal van bevindingen, opgesteld door verbalisant [verbalisant 19] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op maandag 17 juni 2024 om 19.43 uur vond er een mishandeling plaats. Dit is gebeurd in de snackbar [snackbar] aan de [straat 2] te [plaats] . De snackbar werd met camera’s bewaakt. Ik bekeek de beelden. Ik zag dat het ging om een bestand van 19.40 uur en 19.45 uur. De datum en tijd waren continu in beeld. [43]
19:43: te zien is dat de man om de toonbank loopt en de medewerker eerst bij zijn hoofd vastpakt en vervolgens in zijn gezicht. [44]
19:43: op deze beelden is te zien dat een vrouwelijke medewerker met haar handen haar gezicht afveegt. [45]

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
16-255976-24
1
op 9 augustus 2024 te [plaats] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven,
- de hals van die [slachtoffer 1] met zijn handen heeft vastgepakt en
- gedurende enige tijd de hals van die [slachtoffer 1] heeft dichtgeknepen en
- die [slachtoffer 1] aldus gedurende enige tijd de ademhaling heeft belet en belemmerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
omstreeks 9 augustus 2024 te [plaats] [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1]
- hard aan haar haren te trekken,
- in het gezicht en tegen het hoofd te slaan en te stompen en
- in de buik en in de rug te schoppen en te trappen;
3
op 9 augustus 2024 te [plaats] zich met geweld heeft verzet tegen een ambtenaar, [verbalisant 1] , hoofdagent van Politie Midden-Nederland, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten ter aanhouding van verdachte door
- zijn armen in een andere richting te bewegen dan de richting waarin hij door die [verbalisant 1] werd getracht te brengen,
- zijn lichaam hevig heen en weer te bewegen,
- te trappen in de richting van die [verbalisant 1] ,
- zich af te zetten tegen de lift waardoor die [verbalisant 1] tegen de muur aan werd
gedrukt en
- die [verbalisant 1] in zijn onderarm te bijten,
terwijl dit misdrijf en de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten een bijtwond bij die [verbalisant 1] , ten gevolge heeft gehad;
4
op 9 augustus 2024 te [plaats] [verbalisant 1] en [verbalisant 9] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [verbalisant 1] en [verbalisant 9] dreigend de woorden toe te voegen:
- " jullie gaan kapot",
- " jullie zijn niet meer veilig",
- " ik ga jullie na jullie werk nog wel pakken",
- " jullie zijn niet veilig op dit bureau",
- " ik wacht je op na je werk",
- " ik wacht je op en maak je kapot",
- " ik maak je dood" en
- " ik maak jullie kapot na werk, jullie gaan zien";
5
op 9 augustus 2024 te [plaats] opzettelijk een ambtenaar, te weten [verbalisant 1] , hoofdagent van Politie Midden-Nederland en [verbalisant 9] , agent van Politie Midden-Nederland, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, in zijn/haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/haar de woorden toe te voegen:
- " kankerhoeren",
- " kankerlijers",
- " kankermongolen" en
- " kankerflikkers";
6
op 9 augustus 2024 te [plaats] opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens enig wettelijk voorschrift, te weten artikel 55e lid 1 en 3 wetboek van Strafvordering, gedaan door een ambtenaar, te weten, [verbalisant 12] , belast met en bevoegd verklaard tot het opsporen van strafbare feiten, door, nadat deze ambtenaar hem had bevolen of van hem had gevorderd zijn medewerking te verlenen aan een onderzoek uitgeademde lucht en zijn medewerking te verlenen aan een bloedonderzoek, hieraan geen gevolg te geven;
16-167279-24
1
op 19 mei 2024 te [plaats] opzettelijk en wederrechtelijk winkelgoederen en een stellingkast die aan [slachtoffer 2] toebehoorden heeft vernield;
2
op 19 mei 2024 te [plaats] opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens enig wettelijk voorschrift, te weten artikel 55d, eerste lid, onder a en 55e, eerste en derde lid, Wetboek van Strafvordering, gedaan door een ambtenaar, te weten [verbalisant 16] , belast met en bevoegd verklaard tot het opsporen van strafbare feiten, door, nadat deze ambtenaar hem had bevolen of van hem had gevorderd zijn medewerking te verlenen aan een onderzoek uitgeademde lucht/ademanalyse en aan een bloedonderzoek, hieraan geen gevolg te geven;
3
op 19 mei 2024 te [plaats] , [slachtoffer 2] heeft mishandeld door:
- die [slachtoffer 2] een duw te geven waardoor hij ten val is gekomen, en
- een stellingkast omver te trekken, waardoor deze terecht is gekomen op die [slachtoffer 2] en hij ten val is gekomen;
16-197877-24
1
op 17 juni 2024 te [plaats] opzettelijk een ambtenaar, te weten [verbalisant 2] (hoofdagent bij de Eenheid Midden-Nederland), [verbalisant 3] (surveillant bij de Eenheid Midden-Nederland) en/of [verbalisant 17] (inspecteur bij de Eenheid Midden-Nederland), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, in zijn/haar/hun tegenwoordigheid, mondeling en/of door feitelijkheden heeft beledigd door hem/haar/hun de woorden toe te voegen: 'ik neuk jou en je kankermoeder en je kankervrouw' en/of 'kankerhoeren', en/of door bloed en/of speeksel te spugen in/op het gezicht en/of het lichaam van die [verbalisant 2] , [verbalisant 3] en [verbalisant 17] ;
2
op 17 juni 2024 te [plaats] opzettelijk [slachtoffer 3] , in haar tegenwoordigheid, door feitelijkheden heeft beledigd door bloed en speeksel te spugen in/op het gezicht van die [slachtoffer 3] ;
3
op 17 juni 2024 te [plaats] [slachtoffer 4] heeft mishandeld door die [slachtoffer 4] te slaan in het gezicht.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
parketnummer 16/255976-24
feit 1, primair:
poging tot doodslag;
feit 2:
mishandeling;
feit 3:
wederspannigheid, terwijl het misdrijf of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel ten gevolge hebben;
feit 4:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
feit 5:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd;
feit 6:
opzettelijk niet voldoen aan een bevel of vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar belast met het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten;
parketnummer 16/167279-24
feit 1:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
feit 2:
opzettelijk niet voldoen aan een bevel of vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar belast met het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten;
feit 3:
mishandeling;
parketnummer 16/197877-24
feit 1:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd;
feit 2:
eenvoudige belediging;
feit 3:
mishandeling.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft primair gevorderd verdachte voor het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van het voorarrest;
- een ongemaximeerde terbeschikkingstelling met dwangverpleging;
- een vrijheidsbeperkende maatregel, inhoudende een contactverbod met [slachtoffer 1] en een locatieverbod voor het adres van [slachtoffer 1] , te vervangen door vijf dagen hechtenis met een maximum voor zes maanden voor het geval verdachte niet aan de maatregel voldoet;
- dadelijke uitvoerbaarheid van de vrijheidsbeperkende maatregel.
Voor het geval de rechtbank van oordeel is dat aan verdachte tbs met voorwaarden moet worden opgelegd, heeft de officier van justitie subsidiair gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot:
- een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van het voorarrest;
- terbeschikkingstelling met voorwaarden, te starten met een klinische opname conform de voorwaarden van de reclassering, met dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden;
- oplegging van een maatregel tot vrijheidsbeperking en gedragsbeïnvloeding ex artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht voor de duur van vijf jaar;
- een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v Wetboek van Strafrecht, zoals hierboven geformuleerd.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om geen tbs met dwangverpleging, maar tbs met voorwaarden op te leggen, omdat aan verdachte de kans moet worden gegeven om klinische behandeling te ondergaan. Daarnaast heeft de verdediging verzocht om bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Hij heeft namelijk een eigen woning, is toegelaten tot de wettelijke schuldsanering en in het NIFP-rapport staat dat de feiten verminderd aan verdachte moeten worden toegerekend. Gelet op deze omstandigheden zou een gevangenisstraf moeten worden opgelegd die aanzienlijk lager is dan door de officier van justitie geëist. Op die manier kan verdachte ook sneller beginnen met zijn behandeling.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals op de terechtzitting is gebleken.
8.3.1
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag en mishandeling van zijn partner, door haar pogen te wurgen, aan haar haren te trekken en haar te slaan en schoppen. Dit zijn zeer ernstige feiten. [slachtoffer 1] heeft gevreesd voor haar leven. Uit haar slachtofferverklaring, die door haar advocaat op de zitting is voorgelezen, blijkt dat het handelen van verdachte tot op de dag van vandaag grote impact op haar heeft. Het geweldsincident heeft haar bestaande angst- en PTSS-klachten verergerd. Zij kampt nog altijd met forse psychische klachten. Zij durft niet meer alleen naar buiten en heeft nog veel last van nachtmerries. Haar gevoel van veiligheid en vertrouwen is ernstig aangetast.
Ook heeft verdachte twee agenten, [verbalisant 1] en [verbalisant 9] , bedreigd en beledigd. Tijdens zijn aanhouding heeft verdachte zich daarnaast met geweld verzet tegen [verbalisant 1] . Hij heeft [verbalisant 1] in zijn arm gebeten, waarbij een bloedende wond is ontstaan. [verbalisant 1] heeft een litteken aan het bijten overgehouden, waardoor hij altijd herinnerd zal worden aan dit incident. Uit zijn schriftelijke slachtofferverklaring, die op de zitting is voorgelezen, blijkt dat deze gebeurtenis hem niet alleen fysiek pijn heeft gedaan, maar ook emotioneel heeft geraakt. Hij heeft geruime tijd in onzekerheid gezeten of verdachte hem door het bijten tevens had besmet met een ziekte.
Tijdens een aanhouding op een andere dag heeft verdachte de agenten [verbalisant 2] , [verbalisant 3] en [verbalisant 17] bedreigd en beledigd, onder andere door (bloed) naar hen te spugen. Verdachte heeft deze strafbare feiten gepleegd tegen personen die bezig waren met hun werkzaamheden. Net als hun collega [verbalisant 1] hebben [verbalisant 2] en [verbalisant 3] in onzekerheid gezeten over de vraag of verdachte hen had besmet met een ziekte. Het bespugen van een persoon is buitengewoon smerig en (daarmee) ook zeer beledigend.
De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij structureel het gezag van de politie miskent, terwijl die gewoon haar werk doet en het aan verdachte zelf te wijten is dat hij steeds met de politie in aanraking komt.
Tot slot heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan mishandeling van twee winkelmedewerkers, en aan belediging en vernieling. Ook heeft hij twee keer niet meegewerkt aan het afnemen van een adem- en bloedonderzoek.
8.3.2
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
Het strafblad van verdachte
De rechtbank heeft gekeken naar het uittreksel justitiële documentatie (strafblad) van verdachte van 30 oktober 2024. Daaruit blijkt dat verdachte in de afgelopen vijf jaar drie keer eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Bij twee van deze zaken liep hij nog in een proeftijd toen hij de twaalf nieuwe feiten in de zaken van dit vonnis pleegde.
Het NIFP-rapport (triple onderzoek)
Ook heeft de rechtbank rekening gehouden met het NIFP-rapport van 17 januari 2025, opgesteld door [D] , psychiater, [E] , GZ-psycholoog en [F] , forensisch milieuonderzoeker. Daaruit blijkt dat verdachte cognitief op een beneden gemiddeld niveau functioneert en sprake is van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met narcistische en antisociale trekken. Tijdens de ten laste gelegde feiten waren deze stoornissen aanwezig. De onderzoekers adviseren de feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Het recidiverisico wordt op korte termijn matig-hoog ingeschat, en op de (middel)lange termijn op hoog. Om het recidiverisico te verlagen, is het nodig dat verdachte wordt behandeld. Geadviseerd wordt een maatregel tot terbeschikkingstelling onder voorwaarden op te leggen, waarbij gestart wordt met een klinische behandeling.
Het reclasseringsadvies
Daarnaast is op 3 maart 2025 een reclasseringsrapport opgemaakt door [C] , reclasseringswerker. Daarin staat dat verdachte sinds augustus 2023 ambulant wordt behandeld, maar dat de escalaties sinds het huidige zorgaanbod juist lijken te zijn toegenomen. De reclassering adviseert positief over de oplegging van een tbs met de volgende voorwaarden:
- geen strafbaar feit plegen;
- meewerken aan reclasseringstoezicht;
- meewerken aan time-out;
- niet naar het buitenland;
- opname in een zorgopstelling ( [instelling] );
- ambulante behandeling;
- begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
- alcoholverbod;
- een contactverbod met [slachtoffer 1] ;
- locatieverbod voor [wijk 1] in [plaats] ;
- dagbesteding;
- meewerken aan schuldhulpverlening.
De reclassering adviseert de tbs met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren en daarnaast een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen zodat verdachte ook na afloop van de tbs-maatregel door de reclassering kan worden gemonitord.
8.3.3
De oplegging van de straf en maatregel
De rechtbank legt een gevangenisstraf van 24 maanden op
De rechtbank is van oordeel dat aan verdachte een straf moet worden opgelegd. Vanwege de ernst van de feiten volstaat alleen een gevangenisstraf. Bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank er rekening mee gehouden dat verdachte volgens de rapporteurs verminderd toerekeningsvatbaar was tijdens het plegen van de feiten. De rechtbank zal een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd. Daardoor kan de behandeling van de verdachte eerder beginnen. Daarbij komt dat de officier van justitie niet heeft gemotiveerd waarom bij de oplegging van een tbs met voorwaarden de duur van de gevangenisstraf volgens haar hoger zou moeten zijn dan bij een tbs met dwangverpleging. Bij deze stand van zaken en gelet op de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 24 maanden passend en geboden is. De tijd die verdachte al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, wordt van deze gevangenisstraf afgetrokken.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is. Hierbij tekent de rechtbank wel aan dat volgens het NIFP-rapport de behandeling van verdachte een klinische start dient te hebben.
De rechtbank legt een tbs-maatregel met voorwaarden op
Gelet op de hiervoor genoemde adviezen komt de rechtbank tot het oordeel dat het noodzakelijk en passend is dat aan verdachte daarnaast een tbs-maatregel wordt opgelegd. Aan de wettelijke voorwaarden voor het opleggen van tbs is voldaan. Het bewezenverklaarde onder parketnummer 16/255976-24 feit 1 is een misdrijf waarop volgens de wet een gevangenisstraf van meer dan vier jaar is gesteld. Ook bestonden bij verdachte tijdens het begaan van het bewezenverklaarde feit ziekelijke stoornissen van de geestvermogens.
Verder is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke vereiste dat de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel eist. Daarbij heeft de rechtbank gelet op wat de rapporteurs naar voren hebben gebracht over de stoornissen van verdachte en het daarmee samenhangende recidiverisico. Het is niet verantwoord om verdachte onbehandeld terug te laten keren in de maatschappij. Alleen de tbs-maatregel biedt naar het oordeel van de rechtbank genoeg zekerheid dat verdachte daadwerkelijk zal worden behandeld en de kans op herhaling wordt ingeperkt.
De rechtbank zal, anders dan de officier van justitie heeft geëist, geen terbeschikkingstelling met dwangverpleging opleggen, maar een tbs met voorwaarden. Daarbij weegt de rechtbank mee dat verdachte heeft verklaard dat hij zich aan de gestelde voorwaarden zal houden. Daarom is een tbs met dwangverpleging (in dit stadium) niet aan de orde. Als verdachte zich niet zou houden aan de voorwaarden, hangt hem de omzetting naar tbs met dwangverpleging boven het hoofd. De rechtbank zal de voorwaarden uit het advies van de reclassering aan de tbs verbinden. Vanwege het geconstateerde herhalingsgevaar zal de rechtbank bevelen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is. Dat betekent dat verdachte zich aan de voorwaarden moet houden, ook als hoger beroep wordt ingesteld en de zaak daardoor nog niet onherroepelijk is.
Bij een omzetting is de duur van de tbs niet gemaximeerd tot vier jaar
Als verdachte niet of onvoldoende meewerkt aan de opgelegde voorwaarden, kan de maatregel alsnog worden omgezet in een terbeschikkingstelling met dwangverpleging. In dat geval zal de totale duur van de tbs niet gemaximeerd zal zijn. De maatregel van terbeschikkingstelling wordt namelijk mede opgelegd voor een geweldsmisdrijf (artikel 38e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht).
De voorlopige hechtenis wordt geschorst
De rechtbank zal de voorlopige hechtenis schorsen met ingang van het moment dat verdachte, na ommekomst van het strafdeel, is opgenomen in een kliniek, onder dezelfde voorwaarden als de voorwaarden die zijn verbonden aan de tbs-maatregel. Op deze manier wordt ervoor gezorgd dat het strafrechtelijke hulpkader blijft lopen in het geval dat verdachte zich niet houdt aan de voorwaarden en het vonnis nog niet onherroepelijk is.
De rechtbank legt een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (art. 38z) op
Om het recidivegevaar in te perken, kan een maatregel tot gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht worden opgelegd. Daarmee wordt de mogelijkheid gecreëerd om aan verdachte ook na afloop van de tbs-maatregel gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende voorwaarden op te leggen als dat vanwege de dan bestaande risico's noodzakelijk is.
De rechtbank acht het noodzakelijk dat verdachte, ook na de tbs, langdurig onder toezicht kan worden gesteld om het recidiverisico op een aanvaardbaar niveau te houden. Aan de wettelijke vereisten voor het opleggen van deze maatregel is voldaan. Er wordt namelijk een tbs met voorwaarden aan verdachte opgelegd en de oplegging van de maatregel is in het belang van de bescherming van de veiligheid van anderen, omdat uit de rapportage blijkt dat een hoog herhalingsrisico bestaat op hernieuwde agressie. Ook heeft de reclassering de oplegging van deze maatregel geadviseerd. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel opleggen.
De rechtbank legt een 38v-maatregel (contact- en locatieverbod) op
Daarnaast zal de rechtbank, naast het contact- en gebiedsverbod in het kader van de tbs met voorwaarden, aan verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht opleggen. De maatregel houdt in dat verdachte gedurende een periode van vijf jaar geen contact mag opnemen met [slachtoffer 1] . De rechtbank doet dit zodat verdachte ook in de periode dat de tbs met voorwaarden nog niet loopt, geen contact met haar mag opnemen. Voor het geval verdachte niet aan deze maatregel voldoet, wordt de maatregel vervangen door twee weken hechtenis, met een maximum van zes maanden.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen dat gericht is of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zal de rechtbank de maatregel dadelijk uitvoerbaar verklaren. Dit betekent dat het contact- en gebiedsverbod ingaat op de dag waarop vonnis wordt gewezen.

9.BENADEELDE PARTIJEN

9.1
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 4.500,00. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 1 en 2 (parketnummer 16/255976-24) ten laste gelegde.
9.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om de vordering geheel toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.1.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de vordering aanzienlijk te matigen, omdat bij de toekenning van de schadevergoeding alleen moet worden gekeken naar het gebeurde op de pleegdatum, en deze niet moet worden gebaseerd op eerdere ervaringen in het verleden met verdachte.
9.1.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte moet € 3.000,00 immateriële schade aan [slachtoffer 1] vergoeden
Vaststaat dat [slachtoffer 1] door de poging tot doodslag letsel heeft opgelopen. Daarom komt zij in aanmerking voor toekenning van een immateriële schadevergoeding (artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek). Gelet op vergelijkbare zaken en op de omstandigheden van het geval, acht de rechtbank een bedrag van € 3.000,00 billijk en zal de schade daarom op dit bedrag vaststellen. In het overige deel van de vordering wordt [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk verklaard.
Verdachte moet de wettelijke rente betalen
Het bedrag zal worden vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf 9 augustus 2024, tot de dag dat verdachte het bedrag volledig heeft betaald.
De rechtbank legt de schadevergoedingsmaatregel op
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank voor [slachtoffer 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 3.000,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 9 augustus 2024 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 40 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die aan de Staat is gedaan, wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook als betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
9.2
Benadeelde partij [verbalisant 1]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.300,00. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 3, 4 en 5 (parketnummer 16/255976-24) ten laste gelegde.
9.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om de vordering geheel toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de vordering aanzienlijk te matigen. Met de toelichting op de vordering die op zitting is gegeven, wordt namelijk de indruk gewekt dat de hoogte van de schade is gebaseerd op een optelsom van eerdere ervaringen, die niet allemaal voor rekening van verdachte komen.
9.2.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte moet € 1.000,00 immateriële schade aan [verbalisant 1] vergoeden
Vaststaat dat [verbalisant 1] door het handelen van verdachte letsel aan zijn arm heeft opgelopen, namelijk een bijtwond. Daarom komt hij in aanmerking voor toekenning van een immateriële schadevergoeding (artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek). Gelet op vergelijkbare zaken en op de omstandigheden van het geval, acht de rechtbank een bedrag van € 1.000,00 billijk en zal de schade daarom op dit bedrag vaststellen. In het overige deel van de vordering wordt [verbalisant 1] niet-ontvankelijk verklaard.
Verdachte moet de wettelijke rente betalen
Het bedrag zal worden vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf 9 augustus 2024, tot de dag dat verdachte het bedrag volledig heeft betaald.
De rechtbank legt de schadevergoedingsmaatregel op
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank voor [verbalisant 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.000,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 9 augustus 2024 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 20 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die aan de Staat is gedaan, wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [verbalisant 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook als betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
9.3
Benadeelde partij [verbalisant 2]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 400,00 aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 1 (parketnummer 16/197877-24) ten laste gelegde.
9.3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om de vordering geheel toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen verweer gevoerd.
9.3.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte moet € 400,00 immateriële schade aan [verbalisant 2] vergoeden
Vast is komen te staan dat aan [verbalisant 2] door het bewezen verklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Gelet op vergelijkbare zaken en op de omstandigheden van het geval, acht de rechtbank het gevorderde bedrag van € 400,00 billijk en zal de schade daarom op dit bedrag vaststellen.
Verdachte moet de wettelijke rente betalen
Het bedrag zal worden vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf 17 juni 2024, tot de dag dat verdachte het bedrag volledig heeft betaald.
De rechtbank legt de schadevergoedingsmaatregel op
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank voor [verbalisant 2] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 400,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 17 juni 2024 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 8 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die aan de Staat is gedaan, wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [verbalisant 2] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook als betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
9.4
Benadeelde partij [verbalisant 3]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 200,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 1 (parketnummer 16/197877-24) ten laste gelegde.
9.4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om de vordering geheel toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen verweer gevoerd.
9.4.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte moet € 200,00 immateriële schade aan [verbalisant 3] vergoeden
Vast is komen te staan dat aan [verbalisant 3] door het bewezen verklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Gelet op vergelijkbare zaken en op de omstandigheden van het geval, acht de rechtbank het gevorderde bedrag van € 200,00 billijk en zal de schade daarom op dit bedrag vaststellen.
Verdachte moet de wettelijke rente betalen
Het bedrag zal worden vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf 17 juni 2024, tot de dag dat verdachte het bedrag volledig heeft betaald.
De rechtbank legt de schadevergoedingsmaatregel op
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank voor [verbalisant 3] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 200,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 17 juni 2024 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 4 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die aan de Staat is gedaan, wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [verbalisant 3] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook als betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.VORDERING TENUITVOERLEGGING

10.1
Toewijzing vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/063341-23
In het vonnis van de politierechter van deze rechtbank van 6 september 2023 is aan verdachte een gevangenisstraf van 21 dagen, waarvan 20 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar opgelegd. Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan strafbare feiten. Om die reden zal deze straf alsnog ten uitvoer worden gelegd.
10.2
Toewijzing vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/246503-23
Ook in het vonnis van de politierechter van deze rechtbank van 19 januari 2024 is aan verdachte een gevangenisstraf van 21 dagen, waarvan 20 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar opgelegd. Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan strafbare feiten. Om die reden zal deze straf alsnog ten uitvoer worden gelegd.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 38, 38a, 38v, 38w, 38z, 45, 57, 181, 184, 266, 267, 285, 287, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging gevangenisstraf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 24 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Oplegging tbs met voorwaarden
- gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gestelden stelt daarbij de volgende voorwaarden betreffende het gedrag van de ter beschikking gestelde:
1.
geen strafbaar feit plegen
verdachte maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit;
2.
meewerken aan reclasseringstoezichtverdachte werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
o verdachte meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
o verdachte laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van verdachte vast te stellen;
o verdachte houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om verdachte te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
o verdachte helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
o verdachte werkt mee aan huisbezoeken;
o verdachte geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
o verdachte vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
o verdachte werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met verdachte, als dat van belang is voor het toezicht;
3.
meewerken aan time-out
als de reclassering dat nodig vindt en verdachte daarmee instemt, kan verdachte voor een time-out worden opgenomen in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) FPK of FPA of andere instelling. Deze time-out duurt totdat de reclassering of verdachte deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar;
4.
niet naar het buitenlandverdachte gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, zonder toestemming van de reclassering;
5.
opname in een zorginstellingverdachte laat zich opnemen in [instelling] of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start zodra dit mogelijk is. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
6.
ambulante behandeling
verdachte laat zich behandelen door een forensische polikliniek of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start aansluitend aan de klinische behandeling. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
7.
begeleid wonen of maatschappelijke opvangverdachte verblijft in een instelling voor beschermd of begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
8.
alcoholverbodverdachte gebruikt geen alcohol, en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
9.
contactverbodverdachte heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] 1983, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
10.
locatieverbodverdachte bevindt zich niet in wijk [wijk 1] te [plaats] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt – het gebied waarop dit locatieverbod ziet, wordt aan de buitenzijde begrenst door het [.] ( [straat 3] ), het [...] ( [straat 4] ) en de [wijk 2] ( [..] [wijk 1] / [straat 5] );
11.
dagbestedingverdachte spant zich in voor het vinden en behouden van (betaald) werk en/of vrijetijdsbesteding met een vaste structuur;
12.
meewerken aan schuldhulpverleningverdachte werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
  • geeft opdracht aan de reclassering de ter beschikking gestelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
  • beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden
Schorsing van de voorlopige hechtenis
-
schorst het bevel tot voorlopige hechtenisvan verdachte met ingang van het moment dat verdachte is opgenomen in een zorginstelling zoals hiervoor in voorwaarde 5 in dit vonnis is omschreven, onder voorwaarden die hiervoor onder 1 tot en met 12 zijn opgenomen;
Oplegging vrijheidsbeperkende maatregel (artikel 38v Sr)
  • legt aan verdachte op de
  • beveelt dat verdachte:
  • zich onthoudt van contact met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] 1983;
  • zich niet bevindt in het hiervoor in voorwaarde 10 omschreven gebied;
- beveelt dat deze vrijheidsbeperkende maatregel
dadelijk uitvoerbaaris;
- beveelt dat voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan de maatregel wordt vervangen door twee weken hechtenis, met een maximum van zes maanden;
Oplegging gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (artikel 38z Sr)
- legt aan verdachte op de
maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperkingals bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht;
Benadeelde partij [slachtoffer 1] (parketnummer 16/255976-24, feit 1 en 2)
  • wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 3.000,00;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 augustus 2024 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [slachtoffer 1] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 3.000,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 augustus 2024 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 40 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [verbalisant 1] (parketnummer 16/255976-24, feit 3, 4 en 5)
  • wijst de vordering van [verbalisant 1] toe tot een bedrag van € 1.000,00;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [verbalisant 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 augustus 2024 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [verbalisant 1] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [verbalisant 1] aan de Staat € 1.000,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 augustus 2024 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 20 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [verbalisant 2] (parketnummer 16/197877-24, feit 1)
  • wijst de vordering van [verbalisant 2] toe tot een bedrag van € 400,00;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [verbalisant 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 juni 2024 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [verbalisant 2] aan de Staat € 400,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 juni 2024 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 8 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [verbalisant 3] (parketnummer 16/197877-24, feit 1)
  • wijst de vordering van [verbalisant 3] toe tot een bedrag van € 200,00;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [verbalisant 3] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 juni 2024 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [verbalisant 3] aan de Staat € 200,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 juni 2024 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 4 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/063341-23
-
wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland bij vonnis van 6 september 2023 opgelegde voorwaardelijke
gevangenisstraf voor de duur van 20 dagen;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/246503-23
-
wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland bij vonnis van 19 januari 2024 opgelegde voorwaardelijke
gevangenisstraf voor de duur van 20 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.H.M. Druijf, voorzitter, mr. J Edgar en mr. K. de Meulder, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Broere, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 april 2025.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
16-255976-24
1
hij op of omstreeks 9 augustus 2024 te Utrecht, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven,
- de hals van die [slachtoffer 1] met zijn handen heeft vastgepakt en/of
- gedurende enige tijd de hals van die [slachtoffer 1] heeft dichtgeknepen en/of
- die [slachtoffer 1] heeft gewurgd en aldus gedurende enige tijd die [slachtoffer 1] de ademhaling heeft belet en/of belemmerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 augustus 2024 te Utrecht, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- de hals van die [slachtoffer 1] met zijn handen heeft vastgepakt en/of
- gedurende enige tijd de hals van die [slachtoffer 1] heeft dichtgeknepen en/of
- die [slachtoffer 1] heeft gewurgd en aldus gedurende enige tijd die [slachtoffer 1] de ademhaling heeft belet en/of belemmerd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 9 augustus 2024 te Utrecht, althans in Nederland, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal,
- hard aan haar haren te trekken,
- in het gezicht en/of tegen het hoofd, althans het lichaam, te slaan en/of te stompen en/of
- in de buik en/of in de rug, althans tegen het lichaam, te schoppen en/of te trappen;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 9 augustus 2024 te Utrecht, althans in Utrecht, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een ambtenaar, [verbalisant 1] , Hoofdagent van Politie Midden-Nederland, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten ter aanhouding van verdachte door
- zijn armen in een andere richting te bewegen dan de richting waarin hij door die [verbalisant 1] werd getracht te brengen,
- zijn lichaam hevig heen en weer te bewegen,
- meermalen, althans eenmaal, te trappen in de richting van die [verbalisant 1] ,
- zich af te zetten tegen de lift waardoor die [verbalisant 1] tegen de muur aan werd
gedrukt en/of
- die [verbalisant 1] in zijn onderarm te bijten
terwijl dit misdrijf en/of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten een bijtwond bij die [verbalisant 1] ten gevolge heeft gehad
( art 181 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
4
hij op of omstreeks 9 augustus 2024 te Utrecht, althans in Nederland, [verbalisant 1] en/of [verbalisant 9] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [verbalisant 1] en/of [verbalisant 9] dreigend de woorden toe te voegen"
- " jullie gaan kapot",
- " jullie zijn niet meer veilig",
- " ik ga jullie na jullie werk nog wel pakken",
- " jullie zijn niet veilig op dit bureau",
- " ik wacht je op na je werk",
- " ik wacht je op en maak je kapot",
- " ik maak je dood" en/of
- " ik maak jullie kapot na werk, jullie gaan zien",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
5
hij op of omstreeks 9 augustus 2024 te Utrecht, althans in Nederland, opzettelijk een ambtenaar, te weten [verbalisant 1] , Hoofdagent van Politie Midden-Nederland en/of [verbalisant 9] , Agent van Politie Midden-Nederland, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, in zijn/haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/haar de woorden toe te voegen:
- " kanker hoeren",
- " kanker lijers",
- " kanker mongolen"
- " kanker hoeren" en/of
- " kankerfikkers",
althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
( art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 267 lid 1 ahf/sub 2° Wetboek van
Strafrecht )
6
hij op of omstreeks 9 augustus 2024 te Utrecht, althans in Nederland, opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens enig wettelijk voorschrift, te weten artikel 55e lid 1 en 3 wetboek van Strafvordering, gedaan door een ambtenaar, te weten, [verbalisant 12] , belast met de uitoefening van enig toezicht en/of belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, door, nadat deze ambtenaar hem had bevolen of van hem had gevorderd zijn medewerking te verlenen aan een onderzoek uitgeademde lucht en/of zijn medewerking te verlenen aan een bloedonderzoek, hieraan geen gevolg te geven;
( art 184 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
16-167279-24
1
hij op of omstreeks 19 mei 2024 te Utrecht, opzettelijk en wederrechtelijk winkelgoederen en/of een stellingkast, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of
weggemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 19 mei 2024 te Utrecht, opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens enig wettelijk voorschrift, te weten artikel 55d, eerste lid, onder a en/of 55e, eerste en derde lid, Wetboek van Strafvordering, gedaan door een ambtenaar, te weten, [verbalisant 16] , belast met de uitoefening van enig toezicht en/of belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, door, nadat deze ambtenaar hem had bevolen of van hem had gevorderd zijn medewerking te verlenen aan een onderzoek uitgeademde lucht/ademanalyse en/of aan een bloedonderzoek, hieraan geen gevolg te geven;
( art 184 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 19 mei 2024 te Utrecht, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door:
- die [slachtoffer 2] een duw te geven waardoor hij ten val is gekomen, en/of
- een stellingkast omver te trekken, waardoor deze terecht is gekomen op die [slachtoffer 2] en hij ten val is gekomen;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
16-197877-24
1
hij op of omstreeks 17 juni 2024 te Utrecht opzettelijk een ambtenaar, te weten [verbalisant 2] (hoofdagent bij de Eenheid Midden-Nederland), [verbalisant 3] (surveillant bij de Eenheid Midden-Nederland) en/of [verbalisant 17] (inspecteur bij de Eenheid Midden-Nederland), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, in zijn/haar/hun tegenwoordigheid, mondeling en/of door feitelijkheden heeft beledigd
door hem/haar/hun de woorden toe te voegen: 'ik neuk jou en je kanker moeder en je kanker vrouw' en/of 'kanker hoeren', althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking
en/of door bloed en/of speeksel te spugen in/op het gezicht en/of het lichaam van die [verbalisant 2] , [verbalisant 3] en/of [verbalisant 17] ;
( art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 267 lid 1 ahf/sub 2° Wetboek van
Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 17 juni 2024 te Utrecht opzettelijk [slachtoffer 3] , in haar tegenwoordigheid,
door feitelijkheden, heeft beledigd, door bloed en/of speeksel te spugen in/op het gezicht en/of het lichaam van die [slachtoffer 3] ;
( art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 17 juni 2024 te Utrecht [slachtoffer 4] heeft mishandeld door die [slachtoffer 4] te slaan in het gezicht, in elk geval op het lichaam
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal voorgeleiding, genummerd PL0900-2024251066, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 190. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 82.
3.Pagina 83.
4.Pagina 84.
5.Pagina 18.
6.Opgenomen in het document ‘Letselrapportage’ van het digitale dossier, pagina 11.
7.Idem, pagina 12.
8.Idem, pagina 17.
9.Pagina 45.
10.Pagina 20.
11.Pagina 21.
12.Pagina 22.
13.Pagina 23.
14.Pagina 25.
15.Pagina 26.
16.Pagina 27.
17.Pagina 28.
18.Pagina 29.
19.Pagina 110.
20.Pagina 111.
21.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal voorgeleiding, genummerd PL0900-2024157281, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 35. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
22.Pagina 5.
23.Pagina 6.
24.Pagina 33.
25.Pagina 34.
26.Pagina 35.
27.Pagina 11.
28.Pagina 9.
29.Pagina 27.
30.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal voorgeleiding, genummerd PL0900-2024191386, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 82. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
31.Pagina 15.
32.Pagina 16.
33.Pagina 22.
34.Pagina 23.
35.Pagina 19.
36.Pagina 20.
37.Pagina 42.
38.Pagina 45.
39.Pagina 46.
40.Pagina 47.
41.Pagina 26.
42.Pagina 31.
43.Pagina 49.
44.Pagina 51.
45.Pagina 53.