ECLI:NL:RBMNE:2025:1578

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 april 2025
Publicatiedatum
8 april 2025
Zaaknummer
16.296437-23 en 16.208591-22 (gev. ttz) (P) 9.260436-23 (tul)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens belaging, mishandeling, vernieling en diefstal met tbs-maatregel

Op 8 april 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan belaging (stalking), twee mishandelingen, vernieling en diefstal. De rechtbank heeft vastgesteld dat vier van deze feiten de verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend. De rechtbank heeft geoordeeld dat er sprake is van een (geringe) overschrijding van de redelijke termijn van berechting, maar heeft hieraan geen consequenties verbonden. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 353 dagen, met de oplegging van een tbs-maatregel met voorwaarden. Dit is gedaan om te voorkomen dat de verdachte onbehandeld op vrije voeten komt, mocht hij in hoger beroep gaan en zich niet aan de voorwaarden van de tbs houden. De rechtbank heeft de voorwaarden van de schorsing van de voorlopige hechtenis gewijzigd zodat deze gelijkluidend zijn aan de voorwaarden van de tbs-maatregel. De zaak is behandeld op de terechtzittingen van 18 februari 2025 en 25 maart 2025, waarbij de rechtbank kennis heeft genomen van de vordering van de officier van justitie en de standpunten van de verdediging. De rechtbank heeft de tenlasteleggingen beoordeeld en de verdachte in meerdere punten schuldig bevonden, waarbij de verklaringen van de aangeefster als betrouwbaar zijn aangemerkt. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van schadevergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16.296437-23 en 16.208591-22 (gev. ttz) (P)
09.260436-23 (tul)
Vonnis van de meervoudige kamer van 8 april 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1978] te [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] , [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 18 februari 2025 en 25 maart 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M. de Nooij en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. E.J. Teeuwen, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht. De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van wat mr. L. Noordanus, advocaat te Lelystad, namens benadeelde partij [slachtoffer] naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGINGEN

De tenlasteleggingen zijn als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
parketnummer 16.296437-23
1:
in de periode 22 september 2023 tot en met 4 november 2023 in Lelystad en/of in Ermelo [slachtoffer] heeft gestalkt;
2:
op 2 november 2023 in Lelystad [slachtoffer] heeft mishandeld;
parketnummer 16.208591-22
1:
op 13 augustus 2022 in Lelystad zijn levensgezel [slachtoffer] heeft mishandeld;
2:
op 13 augustus 2022 in Lelystad twee deuren en een telefoon heeft vernield of beschadigd;
3:
op 13 augustus 2022 in Lelystad, althans in Nederland, twee geldbedragen van [slachtoffer] heeft gestolen met behulp van een valse sleutel.
De rechtbank nummert de bij de dagvaardingen met de parketnummers 16.296437-23 en 16.208591-22 ten laste gelegde feiten respectievelijk als de feiten 1 en 2 en de feiten 3 tot en met 5.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 tot en met 5 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde heeft de officier partiële vrijspraak gevorderd van de vernieling van de telefoon.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft de onder 1 ten laste gelegde feitelijke handelingen bekend. Ten aanzien van het bestanddeel ‘
stelselmatigheid’ heeft de raadsvrouw gesteld dat pas sinds midden oktober 2023 sprake is geweest van intensivering van de gedragingen van verdachte. Daarnaast volgt uit het dossier dat in de ten laste gelegde periode aangeefster [slachtoffer] ook zelf contact heeft opgenomen met verdachte; deze wederkerigheid van contactlegging is van belang bij de beoordeling van het bestanddeel ‘
wederrechtelijkheid’.
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 2 tenlastegelegde. Gesteld is dat de verklaring van aangeefster niet overtuigend en innerlijk tegenstrijdig is.
Ook van het onder 3 tenlastegelegde is vrijspraak bepleit.
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ter zake een bewezenverklaring van de onder 4 ten laste gelegde vernieling van de toiletdeur. Van de vernieling van de slaapkamerdeur en van de telefoon is (partiële) vrijspraak bepleit.
Ten slotte ontkent verdachte het wegnemen van de geldbedragen niet, zoals tenlastegelegd onder 5, maar wordt betwist dat het geld aan aangeefster toebehoorde. Het betrof geld dat verdachte eerder aan aangeefster had overgemaakt. Voor het geval de rechtbank meent dat een bewezenverklaring kan volgen, is een voorwaardelijk verzoek gedaan om aanvullend proces-verbaal te laten opmaken betreffende banktransacties over en weer tussen verdachte en aangeefster.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis zal worden gehecht.
Bewijsoverwegingen
Feit 1
Verdachte heeft de ten laste gelegde feitelijke handelingen van de belaging (‘stalking’) bekend.
De rechtbank overweegt dat aangeefster [slachtoffer] in de ten laste gelegde periode zelf ook contact heeft opgenomen met verdachte. Uit het dossier volgt dat aan (in ieder geval een aantal van) deze berichten een uitleg kan worden gegeven, in die zin dat aangeefster verdachte heeft verzocht geen contact meer met haar op te nemen, althans het contact te beëindigen. In het bijzonder overweegt de rechtbank dat op grond van het dossier kan worden vastgesteld dat het aantal van deze contactmomenten niet in verhouding staat tot het zeer grote aantal keren dat verdachte contact heeft opgenomen of getracht heeft contact op te nemen met aangeefster door haar privé of op haar werk te bellen of haar (digitaal) berichten te sturen. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat zelfs indien de berichten van aangeefster verdachte zouden hebben getriggerd om haar te benaderen, dit niet afdoet aan een bewezenverklaring van de ten laste gelegde belaging.
De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat uit het dossier volgt dat vanaf een later datum dan tenlastegelegd, te weten vanaf 10 oktober 2023, de gedragingen van verdachte als
stelselmatigkunnen worden aangemerkt.
Feit 2
Anders dan de verdediging acht de rechtbank de verklaring van aangeefster [slachtoffer] betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs. De verklaring van aangeefster over wat zich op 2 november 2023 bij en in haar woning in [woonplaats] heeft afgespeeld, is concreet en gedetailleerd en vindt steun in ander bewijsmateriaal. Een directe buurvrouw van aangeefster hoorde geschreeuw in de tuin van aangeefster en herkende aangeefster en haar vriend. Getuige [getuige] hoorde commotie uit de woning van aangeefster en direct daarna zag hij verdachte met versnelde pas de woning verlaten en vertelde aangeefster hem dat verdachte haar bij de keel had gegrepen. Ten slotte bevinden zich in het dossier foto’s van letsels bij aangeefster die passen bij haar verklaring.
Feit 3
De rechtbank acht de verklaring van aangeefster [slachtoffer] betrouwbaar en voldoende concreet om te gebruiken voor het bewijs. Deze verklaring vindt steun in de bevindingen van de verbalisanten op de spoedeisende hulp waarin zij zien dat aangeefster een behoorlijk opgezwollen linker wang heeft. Ook ziet de rechtbank voldoende steun in haar emotionele gemoedstoestand direct na het incident op 13 augustus 2022, toen de politie en later ook ambulance ter plaatse waren. De ter plaatse gekomen verbalisanten beschrijven dat aangeefster hard moest huilen, trilde, sneller begon te ademen wat leek op hyperventileren en in elkaar zakte op de grond.
Feit 5
Verdachte heeft de telefoon van aangeefster afgepakt om daarmee, gebruikmakend van de online bankomgeving van aangeefster, haar Klarna-account en haar inloggegevens, geldbedragen over te boeken naar (onder meer) zijn eigen bankrekening. Het verweer dat geen sprake was van diefstal omdat dit geld niet aan aangeefster toebehoorde, wordt verworpen. Verdachte heeft verklaard dat hij in de voorafgaande maanden (vrijwillig) geldbedragen had overgeboekt naar aangeefster. Dit betekent dat dit geld (na overboeking door verdachte) toebehoorde aan aangeefster. Het vervolgens zonder toestemming van aangeefster handelen zoals hiervoor omschreven kan dan ook niet anders worden gekwalificeerd dan diefstal met valse sleutels.
De rechtbank passeert het voorwaardelijk verzoek om aanvullend proces-verbaal te laten opmaken betreffende banktransacties over en weer tussen verdachte en aangeefster. Immers, ook indien uit nader onderzoek zou blijken dat verdachte geldbedragen heeft overgemaakt naar aangeefster, betekent dit niet dat – zoals door de verdediging wordt betoogd – deze gelden niet aan aangeefster maar aan verdachte toebehoren.
Bewezenverklaring
Op grond van de bewijsmiddelen en voornoemde bewijsoverwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste is gelegd, zoals hierna in rubriek 5 is omschreven.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1
in de periode 10 oktober 2023 tot en met 4 november 2023 te Lelystad en/of Ermelo wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door (veelvuldig)
- te bellen naar het mobiele telefoonnummer en het telefoonnummer van de werkgever van die [slachtoffer] en
- naar de woning van die [slachtoffer] te gaan en daar naar binnen te gaan en
- berichten via WhatsApp en e-mail naar die [slachtoffer] te sturen;

met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en vrees aan te jagen;

2
op 2 november 2023 te Lelystad [slachtoffer] heeft mishandeld door (met kracht)
- die [slachtoffer] bij haar arm(en) vast te pakken en daarin te knijpen en daaraan te trekken en
- zijn hand over de mond van die [slachtoffer] te leggen en
- aan de haren van die [slachtoffer] te trekken en
- die [slachtoffer] op de bank te gooien en
- die [slachtoffer] bij haar keel/hals vast te pakken en daarin te knijpen;
3
op 13 augustus 2022 te Lelystad zijn levensgezel [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] bij het hoofd en/of de nek vast te pakken en een zogenaamde nekklem aan te leggen en met zijn vuist in het gezicht van voornoemde [slachtoffer] te stompen;
4
op 13 augustus 2022 te Lelystad opzettelijk en wederrechtelijk de deur van het toilet die aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde heeft vernield;
5
op of omstreeks 13 augustus 2022 te Lelystad, althans in Nederland,
- een geldbedrag van 311,76 euro en
- een geldbedrag van 440 euro,

die aan [slachtoffer] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door gebruik te maken van de mobiele telefoon en de online rekening/het bank-account en het Klarna-account en bijbehorende inloggegevens van die [slachtoffer] , tot welk gebruik hij, verdachte, niet was gerechtigd.

Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 tot en met 5 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
1:
belaging;
2:
mishandeling;
3:
mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn levensgezel;
4:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen;
5:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

In het dossier bevinden zich onder meer de volgende rapporten:
  • een pro Justitia rapport psychiatrisch onderzoek van 11 juli 2024;
  • een pro Justitia rapport psychologisch onderzoek van 11 juli 2024.
Het psychiatrisch rapport houdt onder meer in dat bij verdachte sprake is van een persoonlijkheidsstoornis met narcistische, borderline en antisociale trekken en een stoornis in het gebruik van alcohol. Deze stoornissen waren ook aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde. De belaging, mishandelingen en vernieling liggen in tijd weliswaar ver uit elkaar, maar hebben zich allen voorgedaan binnen de dynamiek van de relatie en worden daarom gedragskundig als een geheel beschouwd. Vanwege de uit de beschreven persoonlijkheidsstoornis voortkomende beperkingen, die in sterkere mate binnen de dynamiek van partnerrelaties naar voren komen, is het advies om deze feiten (indien bewezen) in verminderde mate toe te rekenen. Dit is anders voor de ten laste gelegde diefstal. De deskundige ziet geen doorwerking van de beschreven stoornissen in dit vermogensfeit (indien bewezen). Het advies ten aanzien van dit feit is dit volledig toe te rekenen.
Ook uit het psychologisch rapport volgt dezelfde diagnose als uit het psychiatrisch rapport blijkt. Deze stoornissen waren aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde. De psycholoog adviseert vanuit gedragskundig oogpunt om de ten laste gelegde feiten (indien bewezen) in verminderde mate toe te rekenen, met uitzondering van de diefstal; de deskundige adviseert om dit feit (indien bewezen) volledig toe te rekenen.
De rechtbank neemt de conclusies van de psychiater en psycholoog ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid op de daarvoor in hun rapporten bijeengebrachte gronden over en maakt die tot de hare. De rechtbank concludeert op grond van deze rapporten dat de bewezen verklaarde belaging, mishandelingen en vernieling in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend. De diefstal wordt volledig aan verdachte toegerekend. De rechtbank acht verdachte in zoverre strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte gevorderd:
- verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 353 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte al in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht;
- te gelasten dat verdachte ter beschikking wordt gesteld, onder het stellen van voorwaarden betreffende het gedrag van de verdachte (hierna te noemen: tbs of tbs-maatregel met voorwaarden) gedurende de termijn van de tbs-maatregel, zoals deze door de reclassering worden geadviseerd;
- aan verdachte een maatregel op te leggen strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de tbs met voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit bij het opleggen van een straf en/of maatregel rekening te houden met een aantal persoonlijke omstandigheden van verdachte, onder meer inhoudende dat zijn alcoholverslaving in remissie is, de urinecontroles goed zijn en dat verdachte geloof heeft gevonden in God. De raadsvrouw heeft er voorts op gewezen dat verdachte al 353 dagen in voorarrest heeft doorgebracht en dat ten aanzien van de dagvaarding met parketnummer 16.208591-22 sprake is van overschrijding van de redelijke termijn van berechting. Ten slotte heeft de raadsvrouw gesteld dat verdachte (zeer) gemotiveerd is voor een behandeling. Verdachte verblijft in FPK [instelling] in [plaats] en is zeer tevreden met de geboden hulp. Ook vanuit de kliniek staan alle seinen op groen voor een behandeling van verdachte. De raadsvrouw heeft verzocht aan verdachte de bijzondere voorwaarden op te leggen zoals geadviseerd door de reclassering. Daarbij is verzocht te bezien of de voorwaarden kunnen worden opgelegd in een ander kader dan in het kader van een tbs-maatregel.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij het afgelopen jaar veel heeft geleerd en dat zijn leven veranderd is. Hij is zeer gemotiveerd om deel te nemen aan een behandeling, maar ziet dit liever in een ander kader dan in het kader van een tbs-maatregel. Indien deze maatregel toch wordt opgelegd, zal hij zich houden aan de voorwaarden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belaging en mishandeling van zijn ex-vriendin, aangeefster [slachtoffer] . Verdachte heeft haar tweemaal mishandeld en heeft haar gedurende een periode van ruim een maand (zeer) frequent en op uiteenlopende wijzen benaderd en is haar ook blijven benaderen nadat zij verdachte duidelijk had gemaakt dat hij hiermee moest stoppen. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan vernieling en diefstal.
De gedragingen van verdachte hebben een grote impact gehad op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster en hebben haar ook angst aangejaagd, zoals blijkt uit haar aangifte. De ervaring leert dat slachtoffers van belaging en mishandeling nog lange tijd hinder kunnen ondervinden van de psychische gevolgen van hetgeen hen is overkomen.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte (onder meer) kennisgenomen van:
  • een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie (‘
  • de rapporten zoals hiervoor genoemd in rubriek 7;
  • een reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 12 maart 2025.
Uit het uittreksel Justitiële Documentatie blijkt dat verdachte reeds meermalen is veroordeeld voor het mishandelen van een (ex)partner. De rechtbank houdt hiermee rekening in het nadeel van verdachte.
Uit het psychiatrisch rapport van 11 juli 2024 volgt dat geweld door verdachte tot nu toe alleen heeft plaatsgevonden binnen de context van een relatie. Indien verdachte geen relatie heeft, is het recidiverisico laag, maar wanneer hij in een nieuwe relatie op de proef wordt gesteld, bestaat een verhoogde kans dat het opnieuw tot geweld zal komen. Meegewogen dient te worden dat verdachte zich zeer gemotiveerd uit over het aangaan van behandeling. Hij heeft in de huidige detentieperiode stappen gezet om zijn leven na detentie op stabiele wijze invulling te geven. Verdachte ziet dit heel positief in, maar is ook geneigd zichzelf te overschatten en heeft onvoldoende inzicht in zijn eigen valkuilen en triggers die tot nu toe steeds tot recidive hebben geleid.
Een klinische behandeling gericht op de aanwezige persoonlijkheidspathologie met aandacht voor de alcoholverslaving, gevolgd door een stapsgewijze uitstroom waarin aandacht is voor het functioneren op diverse levensgebieden zal naar verwachting het risico op recidive doen verminderen. Behandeling binnen het kader van bijzondere voorwaarden geeft onvoldoende garantie dat verdachte de behandeling zal voltooien, mede gezien het beloop van het reclasseringstoezicht in de afgelopen jaren. Om het recidivegevaar te verminderen is daarom een strikter behandelkader nodig. De psychiater schat in dat verdachte over voldoende intrinsieke motivatie beschikt voor een klinische behandeling. Hij adviseert een behandeling op te leggen in het kader van een tbs-maatregel met voorwaarden. Een zodanige maatregel is haalbaar en uitvoerbaar en geeft de garantie dat verdachte de behandeling zal doorlopen waarmee het recidiverisico zal dalen.
De psycholoog heeft in het psychologisch rapport van 11 juli 2024 geconcludeerd dat, gezien de persoonlijkheidspathologie van verdachte, de hardnekkigheid van deze pathologie en het als matig tot hoog ingeschatte recidiverisico, behandeling in een gedwongen kader noodzakelijk is om het recidiverisico naar beneden te brengen. De psycholoog is van mening dat een klinische start dient te worden gemaakt met een behandeling, gevolgd door een adequate en langer durende ambulante nazorgbehandeling, waarbij het geleerde in praktijk moet worden gebracht. Behandeling moet gegarandeerd zijn, hetgeen bij een juridisch kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijke straf niet het geval is.
Nu verdachte motivatie aan de dag legt voor behandeling en hij ook blijk geeft van enig inzicht, bestaan voldoende aanknopingspunten om de hulpverlening op te leggen in het kader van een tbs met voorwaarden, waarbij behandeling wel gegarandeerd is. Met een dergelijke stevige stok achter de deur zal verdachte zeer waarschijnlijk wel de noodzaak ervaren om zich aan de hem gestelde voorwaarden te houden.
De op te leggen straf en maatregel
De aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten rechtvaardigen in beginsel een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. De rechtbank is, mede in verband met een juiste normhandhaving, van oordeel dat een zodanige straf passend en geboden is; een lichtere strafrechtelijke afdoening zou de aard en de ernst van het bewezenverklaarde miskennen. De rechtbank zal dan ook aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen.
De rechtbank neemt de adviezen van de psychiater en de psycholoog op de daarvoor in hun rapporten bijeengebrachte gronden over en maakt die tot de hare.
De rechtbank is met de psychiater en de psycholoog van oordeel dat intensieve behandeling en begeleiding van verdachte noodzakelijk is. Dit volgt uit hun beider rapporten en ook verdachte zelf heeft erkend behandeling en begeleiding nodig te hebben. Hij heeft nadrukkelijk verklaard hiervoor open te staan en zich hiervoor te zullen inzetten. De rechtbank overweegt hierbij dat behandeling gegarandeerd moet zijn en dat om die reden oplegging van een behandeling in het kader van bijzondere voorwaarden bij een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf geen optie is. Dit wordt onderstreept door het moeizame verloop van eerder reclasseringstoezicht en het onvoldoende op gang komen van ambulante behandeling in dat kader.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank oplegging aan verdachte van een tbs-maatregel met voorwaarden noodzakelijk. Een milder kader is in het verleden onvoldoende gebleken. De rechtbank overweegt nadrukkelijk dat het zonder meer positief is te noemen dat verdachte ook zelf inziet dat behandeling en begeleiding nodig zijn en dat hij duidelijk heeft aangegeven hiervoor open te staan en daaraan medewerking te willen verlenen. De rechtbank is echter van oordeel dat ook voor het geval verdachte om welke reden dan ook afhaakt, een stevig vangnet nodig is dat ervoor zorgt dat de behandeling en begeleiding zullen worden voortgezet.
In het reclasseringsadvies van 12 maart 2025 is (eveneens) geadviseerd tot oplegging aan verdachte van een tbs-maatregel met voorwaarden, waarbij is geadviseerd aan verdachte op te leggen dat hij zich dient te houden aan de volgende voorwaarden:
  • meewerken aan het vaststellen van zijn identiteit;
  • meewerken aan reclasseringstoezicht;
  • meewerken aan een time-out;
  • niet reizen naar het buitenland of naar het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden;
  • meewerken aan opname in een zorginstelling;
  • meewerken aan een ambulante behandeling;
  • meewerken aan begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
  • drugsverbod;
  • alcoholverbod;
  • contactverbod;
  • locatieverbod (zonder elektronische monitoring);
  • meewerken aan het vinden en behouden van een dagbesteding;
  • meewerken aan schuldhulpverlening;
  • geven van openheid over contact met jeugdhulpverlening.
De rechtbank zal de door de reclassering geformuleerde voorwaarden overnemen en in het kader van de tbs-maatregel aan verdachte opleggen.
De rechtbank overweegt voorts dat verdachte zich onder meer schuldig heeft gemaakt aan misdrijven die zijn gericht tegen, althans gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten belaging en mishandeling. Gelet op de inhoud van voormelde rapporten van de psychiater en de psycholoog moet naar het oordeel van de rechtbank er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan indien hij niet behandeld wordt. Dit geldt temeer nu eerder gepleegd geweld alleen heeft plaatsgevonden binnen de context van een relatie en verdachte inmiddels weer een relatie is aangegaan. Daarom en gelet op artikel 38 van het Wetboek van Strafrecht zal de rechtbank bevelen dat de tbs-maatregel met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zal zijn.
Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank er geen meerwaarde in om naast een tbs met voorwaarden ook een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking aan verdachte op te leggen.
Redelijke termijn van berechting
Ten slotte stelt de rechtbank vast dat in de strafzaak met parketnummer 16.208591-22 sprake is van overschrijding van de redelijke termijn van berechting als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
Blijkens vaste jurisprudentie bedraagt de redelijke termijn van berechting een periode van 24 maanden. De termijn waarbinnen de berechting van verdachte heeft plaatsgevonden, is aangevangen op 17 augustus 2022, de datum waarop verdachte is aangehouden en hij, nadat hem de cautie was verleend, als verdachte is verhoord. Vanaf dat moment kon verdachte in redelijkheid verwachten dat het Openbaar Ministerie een strafrechtelijke vervolging tegen hem zou instellen. De termijn eindigt met het wijzen van dit vonnis op 8 april 2025. Dit betekent dat de termijn waarbinnen verdachte is berecht in totaal ruim 31 maanden bedraagt en dat de redelijke termijn van berechting met ruim 7 maanden is overschreden.
De rechtbank acht de overschrijding van de redelijke termijn van berechting niet zodanig lang dat daaraan een consequentie dient te worden verbonden met betrekking tot de op te leggen straf. De rechtbank volstaat daarom met de constatering dat sprake is van een zodanige overschrijding.
Conclusie
De rechtbank zal verdachte veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 353 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte al in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Voorts zal aan verdachte de tbs-maatregel met voorwaarden worden opgelegd zoals hiervoor omschreven.

9.VOORLOPIGE HECHTENIS

Mocht verdachte in hoger beroep gaan en zich hangende dat hoger beroep niet aan de voorwaarden van de tbs houden, dan is een kader nodig om te voorkomen dat verdachte onbehandeld op vrije voeten komt. De rechtbank zal daarom de voorwaarden van de schorsing van het bevel voorlopige hechtenis wijzigen zodat zij gelijkluidend zijn aan de voorwaarden van de tbs-maatregel.

10.BENADEELDE PARTIJ

10.1
De vordering
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van in totaal € 8.885,81. Dit bedrag bestaat uit € 3.885,81 aan materiële schade en € 5.000,00 aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 tot en met 5 tenlastegelegde.
Het gestelde bedrag aan materiële schade is als volgt opgebouwd:
  • vernieling van deuren € 355,50
  • vernieling van de telefoon € 909,00
  • betalingen met de telefoon € 751,76
  • eigen risico zorgkosten € 1.099,55
  • zorgkosten 2025 en 2026
€ 3.885,81
Voorts is verzocht het toe te wijzen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente, met als ingangsdatum de datum van het eerste strafbare feit, te weten 13 augustus 2022, en toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen, met uitzondering van de gestelde materiële schade als gevolg van de vernieling van de telefoon. Zij heeft gevorderd het toe te wijzen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel toe te passen.
10.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering. Subsidiair is verzocht de vordering af te wijzen voor wat betreft de gestelde materiële schade in verband met:
  • vernieling van deuren, om reden dat verdachte deze kosten al aan de benadeelde heeft vergoed;
  • vernieling van de telefoon, omdat de vordering op dit punt onvoldoende is onderbouwd;
  • betalingen met de telefoon, om reden dat de overgemaakte geldbedragen eigendom waren van verdachte;
  • zorgkosten, wegens het ontbreken van een rechtstreeks causaal verband tussen het handelen van verdachte en de gestelde schade.
Voorts is verzocht de benadeelde niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering voor zover dit betreft de gestelde zorgkosten 2025 en 2026, althans dit deel van de vordering af te wijzen, om reden dat dit deel van de vordering niet is onderbouwd.
Ten slotte is verzocht het gevorderde bedrag aan immateriële schade te matigen, waarbij een bedrag van € 2.500,00 als bovengrens dient te gelden.
10.4
Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij [slachtoffer] is slachtoffer geworden van de door verdachte gepleegde feiten, zoals in dit vonnis bewezen verklaard onder 1 tot en met 5.
Materiële schade
Vernieling toiletdeur
In dit vonnis is onder feit 4 bewezen verklaard dat verdachte de deur van het toilet in de woning van de benadeelde partij heeft vernield.
De benadeelde partij heeft op 3 februari 2025 bij de rechter-commissaris verklaard dat verdachte de schade aan de toiletdeur niet heeft vergoed. Daarentegen blijkt uit een afschrift van de betaalrekening van de benadeelde partij dat verdachte op 8 december 2022 een bedrag van € 2.000,00 naar haar rekening heeft overgemaakt met de omschrijving ‘
Lening deuren’.
De rechtbank is van oordeel dat het voorgaande vragen oproept en dat zonder nadere toelichting of onderbouwing onduidelijk is of vergoeding van de gestelde schade aan de toiletdeur heeft plaatsgevonden. Beantwoording van die vraag vergt een nadere onderbouwing waarvoor de behandeling van deze strafzaak zou moeten worden aangehouden. De behandeling van dit deel van de vordering levert daarom een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dit deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Vernieling slaapkamerdeur en telefoon
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering voor zover dit betreft de gestelde materiële kosten wegens vernieling van de telefoon van de benadeelde en van de slaapkamerdeur in haar woning, aangezien verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 4 ten laste gelegde vernielen van deze voorwerpen.
Betalingen met de telefoon
De gestelde schade als gevolg van de betalingen door verdachte met de telefoon van de benadeelde partij komen voor vergoeding in aanmerking. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende gebleken van een rechtstreeks verband tussen de gestelde schade en de onder feit 5 bewezenverklaarde diefstal als bedoeld in de zin van artikel 51f van het Wetboek van Strafvordering. Op basis van de stukken in het dossier kan deze schade worden vastgesteld op € 751,76.
Zorgkosten
De gestelde kosten betreffende het eigen risico in verband met het ambulance vervoer van de benadeelde partij op 13 augustus 2022 komen voor vergoeding in aanmerking. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende gebleken van een rechtstreeks verband tussen de gestelde schade en de onder feit 3 bewezenverklaarde mishandeling als bedoeld in de zin van artikel 51f van het Wetboek van Strafvordering. Op basis van de overgelegde stukken kan deze schade worden vastgesteld op € 274,47.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de gestelde kosten in verband met het eigen risico ziektekostenverzekering over de jaren 2022 tot en met 2024 dat zonder nadere onderbouwing niet kan worden vastgesteld of deze bedragen rechtstreeks verband houden met de bewezen verklaarde feiten. Immers blijkt uit de overgelegde stukken dat de benadeelde partij geruime tijd vóór de ten laste gelegde feiten - sinds 2 december 2021 - al onder behandeling stond van GGz Centraal. Behandeling van dit deel van de vordering levert daarom een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dit deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Zorgkosten 2025 en 2026
Ten aanzien van de gestelde
toekomstigezorgkosten overweegt de rechtbank dat onduidelijk is of, en zo ja, in welke omvang die kosten zich in de toekomst zullen verwezenlijken. Deze kosten zijn door de benadeelde geschat en niet onderbouwd, zodat deze schade zonder nader onderzoek niet kan worden vastgesteld. De rechtbank zal de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Immateriële schade
Vast staat dat de benadeelde partij als gevolg van het onder de feiten 1, 2 en 3 bewezen verklaarde handelen van verdachte fysiek letsel en psychische schade heeft opgelopen en daarmee is aangetast in haar persoon, zodat zij in aanmerking komt voor vergoeding van immateriële schade.
De rechtbank acht de door de benadeelde partij ingediende vordering niet geheel toewijsbaar. Bij het bepalen van de hoogte van de toe te wijzen immateriële schade heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van de normschendingen en de gevolgen daarvan voor de benadeelde, alsmede met (de hoogte van) schadebedragen die in soortgelijke zaken door rechters worden toegekend. Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank de immateriële schade naar billijkheid vast op een bedrag van € 2.500,00. De vordering zal tot dat bedrag worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd aan immateriële schade dan zal worden toegewezen. De rechtbank zal het meer gevorderde afwijzen.
Totaal toe te wijzen bedrag
De rechtbank zal de vordering als volgt toewijzen:
materiële schade
  • betalingen met de telefoon € 751,76
  • zorgkosten: ambulance vervoer
€ 1.026,23
immateriële schade€ 2.500,00 +
Totaal toe te wijzen € 3.526,23
Wettelijke rente
De toe te wijzen bedragen zullen worden vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente. Bij het toe te wijzen bedrag aan materiële schade zal deze rente worden berekend vanaf 13 augustus 2022 en bij het toe te wijzen bedrag aan immateriële schade vanaf 10 oktober 2023, telkens tot de dag van volledige betaling.
Proceskosten
Verdachte zal worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij [slachtoffer] heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van in totaal € 3.526,23 aan materiële en immateriële schade, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf de hiervoor vermelde data tot de dag van volledige betaling. Indien door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 45 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

11.VORDERING TENUITVOERLEGGING

11.1
De veroordeling van verdachte
Bij vonnis van de politierechter in de Rechtbank Den Haag van 18 oktober 2023 met parketnummer 09.260436-23 is aan verdachte (onder meer) een gevangenisstraf opgelegd voor de duur van 24 dagen voorwaardelijk, waarbij als voorwaarde is gesteld dat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaren niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
11.2
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting op 25 maart 2025 gevorderd de vordering tot tenuitvoerlegging van de aan verdachte opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf niet-ontvankelijk te verklaren.
11.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard om reden dat geen vordering tot tenuitvoerlegging aanhangig is gemaakt.
11.4
De beslissing van de rechtbank
Van de zijde van het Openbaar Ministerie is weliswaar een vordering tot tenuitvoerlegging van de bij het vonnis met parketnummer 09.260436-23 aan verdachte opgelegde voorwaardelijke straf aangekondigd, maar een zodanige vordering was op het moment van de behandeling ter terechtzitting op 25 maart 2025 (nog steeds) niet daadwerkelijk uitgebracht. De rechtbank zal de officier van justitie daarom niet-ontvankelijk verklaren.

12.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 38, 38a, 57, 63, 285b, 300, 304, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

13.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1, 2, 3, 4 en 5 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 353 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Oplegging maatregel
- gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gestelden stelt daarbij de volgende voorwaarden betreffende het gedrag van de verdachte (de ter beschikking gestelde):

Geen strafbare feiten plegen
Verdachte zal zich niet schuldig maken aan een strafbaar feit;

Vaststellen van zijn identiteit
Ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit verleent verdachte medewerking aan het nemen van een of meer vingerafdrukken en biedt hij een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan;

Meewerken aan reclasseringstoezicht
Verdachte werkt mee aan reclasseringstoezicht, onder meer inhoudende dat hij:
- zich meldt op afspraken bij de reclassering, waarbij de reclassering bepaalt hoe vaak dit nodig is;
- medewerking verleent aan het vaststellen van zijn identiteit zoals hiervoor omschreven;
- zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
- de reclassering een actuele foto verstrekt waarop zijn gezicht herkenbaar is of medewerking verleent aan het maken van een dergelijke foto (welke foto nodig is voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid);
- meewerkt aan huisbezoeken;
- de reclassering inzicht geeft in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
- zich niet vestigt op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
- meewerkt aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact met hem hebben, indien dat van belang is voor het toezicht;

Meewerken aan time-out
Als de reclassering dat nodig vindt en verdachte daarmee instemt, kan verdachte voor een time-out worden opgenomen in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere soortgelijke instelling. Deze time-out duurt totdat de reclassering of verdachte deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar;

Niet naar het buitenland
Verdachte gaat niet naar het buitenland of naar het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden zal reizen zonder toestemming van de reclassering;

Opname in een zorginstelling
Verdachte laat zich opnemen in FPK [instelling] te [plaats] of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname is reeds gestart en duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt.
Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;

Ambulante behandeling
Verdachte laat zich behandelen door een nader te bepalen ambulante behandelinstelling, te bepalen door de reclassering. De behandeling start aansluitend op de klinische opname en de behandeling duurt zolang de
reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de
zorgverlener dat nodig vindt;

Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
Indien geïndiceerd door de reclassering verblijft verdachte in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering.
Het verblijf start aansluitend op de klinische opname en duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;

Drugsverbod
Verdachte gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;

Alcoholverbod
Verdachte gebruikt geen alcohol, en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;

Contactverbod
Verdachte heeft of zoekt op geen enkele wijze – direct of indirect - contact met mevrouw [slachtoffer] , geboren op [1983] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;

Locatieverbod(zonder elektronische monitoring)
Verdachte bevindt zich niet in het verboden gebied met een straal van 1000 meter van het adres: [adres] te [woonplaats] .
De politie houdt toezicht op de naleving van het contactverbod en het locatieverbod;

Dagbesteding
Verdachte spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;

Meewerken aan schuldhulpverlening
Verdachte werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;

Contact jeugdhulpverlening
Verdachte geeft openheid over alle contacten die hij heeft met zijn minderjarige kinderen. Indien er sprake is van betrokkenheid vanuit een instelling voor jeugdhulpverlening geeft hij de reclassering toestemming om relevante informatie uit te wisselen met deze instelling. Verdachte conformeert zich aan afspraken en voorwaarden die aan hem gesteld worden vanuit de jeugdhulpverlening.
- geeft opdracht aan Reclassering Nederland toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
- beveelt dat de TBS met voorwaarden en het toezicht door de reclassering dadelijk uitvoerbaar zijn;
Voorlopige hechtenis
- wijzigt de algemene en bijzondere voorwaarden van het bevel van de meervoudige strafkamer van 18 februari 2025 tot schorsing van de voorlopige hechtenis, in die zin dat deze algemene en bijzondere voorwaarden thans komen te luiden:

Geen strafbare feiten plegen
Verdachte zal zich niet schuldig maken aan een strafbaar feit;

Vaststellen van zijn identiteit
Ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit verleent verdachte medewerking aan het nemen van een of meer vingerafdrukken en biedt hij een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan;

Meewerken aan reclasseringstoezicht
Verdachte werkt mee aan reclasseringstoezicht, onder meer inhoudende dat hij:
- zich meldt op afspraken bij de reclassering, waarbij de reclassering bepaalt hoe vaak dit nodig is;
- medewerking verleent aan het vaststellen van zijn identiteit zoals hiervoor omschreven;
- zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
- de reclassering een actuele foto verstrekt waarop zijn gezicht herkenbaar is of medewerking verleent aan het maken van een dergelijke foto (welke foto nodig is voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid);
- meewerkt aan huisbezoeken;
- de reclassering inzicht geeft in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
- zich niet vestigt op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
- meewerkt aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact met hem hebben, indien dat van belang is voor het toezicht;

Meewerken aan time-out
Als de reclassering dat nodig vindt en verdachte daarmee instemt, kan verdachte voor een time-out worden opgenomen in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere soortgelijke instelling. Deze time-out duurt totdat de reclassering of verdachte deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar;

Niet naar het buitenland
Verdachte gaat niet naar het buitenland of naar het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden zal reizen zonder toestemming van de reclassering;

Opname in een zorginstelling
Verdachte laat zich opnemen in FPK [instelling] te [plaats] of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname is reeds gestart en duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt.
Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;

Ambulante behandeling
Verdachte laat zich behandelen door een nader te bepalen ambulante behandelinstelling, te bepalen door de reclassering. De behandeling start aansluitend op de klinische opname en de behandeling duurt zolang de
reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de
zorgverlener dat nodig vindt;

Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
Indien geïndiceerd door de reclassering verblijft verdachte in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering.
Het verblijf start aansluitend op de klinische opname en duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;

Drugsverbod
Verdachte gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;

Alcoholverbod
Verdachte gebruikt geen alcohol, en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;

Contactverbod
Verdachte heeft of zoekt op geen enkele wijze – direct of indirect - contact met mevrouw [slachtoffer] , geboren op [1983] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;

Locatieverbod(zonder elektronische monitoring)
Verdachte bevindt zich niet in het verboden gebied met een straal van 1000 meter van het adres: [adres] te [woonplaats] .
De politie houdt toezicht op de naleving van het contactverbod en het locatieverbod;

Dagbesteding
Verdachte spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;

Meewerken aan schuldhulpverlening
Verdachte werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;

Contact jeugdhulpverlening
Verdachte geeft openheid over alle contacten die hij heeft met zijn minderjarige kinderen. Indien er sprake is van betrokkenheid vanuit een instelling voor jeugdhulpverlening geeft hij de reclassering toestemming om relevante informatie uit te wisselen met deze instelling. Verdachte conformeert zich aan afspraken en voorwaarden die aan hem gesteld worden vanuit de jeugdhulpverlening.
- geeft opdracht aan Reclassering Nederland toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Benadeelde partij
- wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een totaalbedrag van
€ 3.526,23 (drieduizend vijfhonderdzesentwintig euro en drieëntwintig cent), waarvan:
 een bedrag van € 1.026,23 aan materiële schade, bestaande uit de volgende bedragen:
- € 751,76 voor schade wegens
betalingen met de telefoon, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 augustus 2022 tot de dag van volledige betaling;
- € 274,47 voor
zorgkosten (ambulance vervoer), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 augustus 2022 tot de dag van volledige betaling;
 een bedrag van € 2.500,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 oktober 2023 tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag van in totaal
€ 3.526,23, vermeerderd met de wettelijke rente zoals hiervoor omschreven;
- verklaart [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering voor wat betreft het meer gevorderde aan materiële schade en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- wijst de vordering van [slachtoffer] af voor wat betreft het meer gevorderde aan immateriële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat
€ 3.526,23te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente volgens de berekening (ten aanzien van de afzonderlijke deelposten) zoals hiervoor omschreven, bij niet betaling aan te vullen met
45 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde partij [slachtoffer] dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 09.260436-23
- verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. den Haan, voorzitter, mrs. T. van Haaren-Paulus en
S.A. Messerschmidt, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.R. Horst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 april 2025.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlasteleggingen
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat hij:
parketnummer 16.296437-23
1
in of omstreeks 22 september 2023 tot en met 4 november 2023 te Lelystad en/of Ermelo, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door (veelvuldig)
- te bellen naar het mobiele telefoonnummer en het telefoonnummer van de werkgever van die [slachtoffer] ; en/of
- naar de woning van die [slachtoffer] te gaan en/of daar naar binnen te gaan; en/of
- berichten via WhatsApp en of e-mail naar die [slachtoffer] te sturen;

met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;

2
op of omstreeks 2 november 2023 te Lelystad [slachtoffer] heeft mishandeld door (met kracht)
- die [slachtoffer] bij haar arm(en) vast te pakken en/of daarin te knijpen en/of daaraan te trekken; en/of
- zijn hand en/of arm over de mond van die [slachtoffer] te leggen; en/of
- aan de haren van die [slachtoffer] te trekken; en/of
- die [slachtoffer] op de bank te gooien; en/of
- die [slachtoffer] bij haar keel/hals vast te pakken en/of daarin te knijpen;
parketnummer 16.208591-22
1
op 13 augustus 2022 te Lelystad, althans in Nederland, zijn (ex)levensgezel [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] bij het hoofd en/of de nek vast te pakken en/of een zogenaamde nekklem aan te leggen en/of met zijn vuist in/op/tegen het gezicht en/of op/tegen het hoofd, in elk geval het lichaam van voornoemde [slachtoffer] , te stompen en/of slaan;
2
op of omstreeks 13 augustus 2022 te Lelystad, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk de deur van het toilet en/of de slaapkamerdeur en/of een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
3
op of omstreeks 13 augustus 2022 te Lelystad, althans in Nederland,
- een geldbedrag van 311,76 euro en/of
- een geldbedrag van 440 euro,

in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door gebruik te maken van de mobiele telefoon en/of de online rekening/het bank-account en/of het Klarna-account en/of bijbehorende inloggegevens van die [slachtoffer] , tot welk gebruik hij, verdachte, niet was gerechtigd.