Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- betrokkene met zijn advocaat;
- [A] , waarnemend psychiater;
- [B] , geneesheer-directeur;
- [C] , afdelingsarts.
Rechtbank Midden-Nederland
Op 7 februari 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een beschikking gegeven in een zaak betreffende een klacht van betrokkene over het toedienen van medicatie als verplichte zorg. Betrokkene, geboren in 1951 en verblijvend bij een zorginstelling, had op 16 januari 2025 een verzoekschrift ingediend. De zorgaanbieder diende op 23 januari 2025 een verweerschrift in. De mondelinge behandeling vond plaats op 24 januari 2025, waarbij betrokkene, zijn advocaat en verschillende zorgverleners aanwezig waren.
De rechtbank had eerder, op 7 november 2024, een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verleend en op 5 december 2024 een zorgmachtiging, die tot 5 juni 2025 geldig is. Betrokkene had een klacht ingediend tegen de aanzegging van verplichte zorg, die op 6 december 2024 door de klachtencommissie ongegrond was verklaard. In de zitting trok betrokkene enkele verzoeken in, waaronder om schorsing van de beslissing van de zorgaanbieder.
De rechtbank oordeelde dat de zorgaanbieder rechtmatig de medicatie als verplichte zorg mocht toedienen, waarbij de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit, doelmatigheid en veiligheid in acht zijn genomen. Betrokkene had geen wilsbekwaamheid op het moment van de aanzegging, waardoor zijn wensen niet gehonoreerd hoefden te worden. De rechtbank verklaarde de klacht ongegrond en wees de verzoeken om schadevergoeding en dossiercomplementatie af. De beschikking werd openbaar uitgesproken door rechter C.M.A.T. van der Geest, bijgestaan door griffier A. Minkjan.