ECLI:NL:RBMNE:2025:1569

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 februari 2025
Publicatiedatum
7 april 2025
Zaaknummer
C/16/587286 / FV RK 25-114
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen medicatie in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 7 februari 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een beschikking gegeven in een zaak betreffende een klacht van betrokkene over het toedienen van medicatie als verplichte zorg. Betrokkene, geboren in 1951 en verblijvend bij een zorginstelling, had op 16 januari 2025 een verzoekschrift ingediend. De zorgaanbieder diende op 23 januari 2025 een verweerschrift in. De mondelinge behandeling vond plaats op 24 januari 2025, waarbij betrokkene, zijn advocaat en verschillende zorgverleners aanwezig waren.

De rechtbank had eerder, op 7 november 2024, een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verleend en op 5 december 2024 een zorgmachtiging, die tot 5 juni 2025 geldig is. Betrokkene had een klacht ingediend tegen de aanzegging van verplichte zorg, die op 6 december 2024 door de klachtencommissie ongegrond was verklaard. In de zitting trok betrokkene enkele verzoeken in, waaronder om schorsing van de beslissing van de zorgaanbieder.

De rechtbank oordeelde dat de zorgaanbieder rechtmatig de medicatie als verplichte zorg mocht toedienen, waarbij de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit, doelmatigheid en veiligheid in acht zijn genomen. Betrokkene had geen wilsbekwaamheid op het moment van de aanzegging, waardoor zijn wensen niet gehonoreerd hoefden te worden. De rechtbank verklaarde de klacht ongegrond en wees de verzoeken om schadevergoeding en dossiercomplementatie af. De beschikking werd openbaar uitgesproken door rechter C.M.A.T. van der Geest, bijgestaan door griffier A. Minkjan.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/587286 / FV RK 25-114
Beschikking van 7 februari 2025
op het ingediende verzoekschrift van
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] 1951 in [geboorteplaats] ,
hierna: betrokkene,
wonend te [woonplaats] ,
verblijvend bij [instelling] , locatie [locatie] in [plaats] ,
advocaat mr. E.A.C. Sandberg.

1.De procedure

1.1.
Betrokkene heeft op 16 januari 2025 een verzoekschrift (met bijlagen) bij de rechtbank ingediend.
1.2.
[instelling] (de zorgaanbieder van betrokkene) heeft op 23 januari 2025 een verweerschrift ingediend.
1.3.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 24 januari 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • betrokkene met zijn advocaat;
  • [A] , waarnemend psychiater;
  • [B] , geneesheer-directeur;
  • [C] , afdelingsarts.

2.Waar de procedure over gaat (voorgeschiedenis?)

2.1.
Op 7 november 2024 heeft deze rechtbank een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor betrokkene verleend. Op 5 december 2024 heeft deze rechtbank een zorgmachtiging verleend voor betrokkene. De zorgmachtiging geldt tot en met 5 juni 2025. De rechtbank heeft in de voortzetting van de crisismaatregel en de zorgmachtiging onder andere het toedienen van medicatie als vorm van verplichte zorg toegewezen.
2.2.
[instelling] heeft op 8 november 2024 een schriftelijke aanzegging voor verplichte zorg aan betrokkene afgegeven, te weten het toedienen van verplichte medicatie in de vorm van anti-psychotica.
2.3.
Betrokkene heeft tegen deze aanzegging op 3 december 2024 een klacht bij de klachtencommissie ingediend.
2.4.
De klachtencommissie heeft op 6 december 2024 de klacht ongegrond verklaard.
2.5.
Betrokkene vraagt nu aan de rechtbank om een beslissing op de klacht. Betrokkene vraagt bovendien om een schadevergoeding. Ook vraagt betrokkene om te bepalen dat het dossier gecomplementeerd wordt.
2.6.
Op de zitting heeft betrokkene het verzoek om de beslissing van [instelling] te schorsen ingetrokken. Ook het verzoek om een dwangsom te verbinden aan de beslissing heeft betrokkene ingetrokken. Op deze verzoeken kan de rechtbank dus niet meer beslissen.

3.De beoordeling

3.1.
De rechtbank moet beoordelen of [instelling] aan betrokkene het toedienen van medicatie als vorm van verplichte zorg mag toepassen. Bij de beantwoording van deze vraag zijn de algemene uitgangspunten en de eisen van artikel 2:1 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) van toepassing. De inzet van verplichte zorg moet dus voldoen aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit, doelmatigheid en veiligheid. Dat wil zeggen dat het belang van de behandeling in verhouding moet staan tot de inbreuk, dat de minst ingrijpende vorm van behandeling moet worden gebruikt, die niet langer dan nodig wordt toegepast en dat de behandeling in de gegeven omstandigheden effectief en veilig moet zijn. De rechtbank is van oordeel dat de beslissing voldoet aan deze eisen en zal daarom de klacht ongegrond verklaren. De rechtbank legt hierna uit waarom.
3.2.
Betrokkene vindt niet dat hij medicatie nodig heeft. Volgens betrokkene is hij niet ziek, maar overspannen. De beoordeling van de diagnose gaat echter het bestek van deze procedure te buiten. In de machtiging tot voorzetting van de crisismaatregel en in de zorgmachtiging heeft de rechtbank geoordeeld dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis. Daarmee staat de diagnose, te weten een psychotische stoornis, in rechte vast. De rechtbank zal daarom dit verweer passeren.
3.3.
De toestand van betrokkene op het moment van opname was zorgwekkend. De crisisdienst heeft akoestische hallucinaties geconstateerd en bovendien is sprake van een achtervolgingswaan. Betrokkene onttrok zich steeds meer aan de hulpverlening en is in korte tijd veel afgevallen. Ook legde betrokkene thuis messen en priemen op tafel en brandde kaarsen op een gevaarlijke manier. Betrokkene bestrijdt dit of vindt in ieder geval dat de situatie veel minder ernstig was dan in de stukken wordt beschreven. De rechtbank heeft echter geen reden om aan deze observaties van de hulpverlening te twijfelen.
3.4.
Om de psychotische stoornis te behandelen en daarmee het ernstig nadeel af te wenden heeft betrokkene medicatie nodig. Betrokkene ervaart bijwerkingen van deze medicatie. De rechtbank vindt echter dat het toedienen van de medicatie proportioneel is, gelet op de ernst van de situatie. Bovendien zoeken de behandelaars naar de minst ingrijpende vorm van verplichte zorg. Zo hebben de behandelaars de medicatie gewijzigd om te kijken of betrokkene van de nieuwe medicatie minder bijwerkingen ervaart. Ook hoeft deze medicatie minder vaak toegediend te worden. Zo wordt tegemoet gekomen aan de wens van betrokkene om zo min mogelijk contact met de (ambulante) hulpverlening te hebben. De behandeling met medicatie is tevens doelmatig. De behandelaars merken nu al resultaat van de anti-psychotica. Betrokkene is minder verward en beter in contact en samenwerking en wordt minder gestuurd door zijn wanen.
3.5.
Betrokkene stelt verder dat hij wilsbekwaam is en dat daarom rekening had moeten gehouden met zijn wensen. De rechtbank passeert dit. Bij de aanzegging van de verplichte zorg heeft de psychiater geconcludeerd dat betrokkene op dat moment niet tot een redelijke waardering van zijn belangen in staat is vanwege de waanideeën van betrokkene. De psychiater heeft betrokkene dus niet wilsbekwaam geacht. Op grond van artikel 2:1 lid 6 Wvggz hoeven de wensen en voorkeuren van betrokkene ten aanzien van de verplichte zorg dus niet te worden gehonoreerd.
Schadevergoeding
3.6.
Betrokkene vraagt om een schadevergoeding vast te stellen. Omdat de rechtbank de klacht van betrokkene ongegrond zal verklaren, is er geen wettelijke grondslag voor schadevergoeding. De rechtbank zal dit verzoek daarom afwijzen.
Complementeren dossier
3.7.
Betrokkene vraagt ook om het dossier te complementeren. Betrokkene, of althans zijn advocaat, heeft niet alle stukken waarop de klachtencommissie haar beslissing op heeft gebaseerd. In de Wvggz ontbreekt echter een grondslag voor dit verzoek. De rechtbank zal dit verzoek daarom afwijzen.

4.Beslissing

De rechtbank:
4.1.
verklaart de klacht ongegrond;
4.2.
wijst de overige verzoeken af.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.M.A.T. van der Geest, rechter, bijgestaan door
mr. A. Minkjan als griffier en in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2025.
..
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.