ECLI:NL:RBMNE:2025:1557

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 april 2025
Publicatiedatum
7 april 2025
Zaaknummer
16/227355-23 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen en verspreiding van kinderporno door meerderjarige verdachte met minderjarige ex-vriendin

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 7 april 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 18-jarige verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen met zijn 13-jarige ex-vriendin en het in bezit hebben en verspreiden van kinderpornografisch materiaal. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 7 tot 8 augustus 2023 ontuchtige handelingen heeft gepleegd met het slachtoffer, die op dat moment 13 jaar oud was. Daarnaast heeft hij in de periode van 11 mei 2023 tot en met 9 augustus 2023 kinderpornografische afbeeldingen verspreid en in bezit gehad. De rechtbank heeft de zaak behandeld op tegenspraak, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank heeft de verdachte gedeeltelijk vrijgesproken van de anale seks, maar heeft de ontuchtige handelingen en het bezit van kinderpornografie bewezen verklaard. De rechtbank heeft de verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie van 2 maanden opgelegd, met bijzondere voorwaarden, en heeft rekening gehouden met de kwetsbare positie van zowel de verdachte als het slachtoffer. De rechtbank heeft benadrukt dat de verdachte zich bewust was van de leeftijd van het slachtoffer en dat zijn handelen ernstige gevolgen heeft gehad voor het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/227355-23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 7 april 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2005] in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] in [woonplaats] ,
hierna: [verdachte] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 februari 2025 en 24 maart 2025. Op 24 maart 2025 is de zaak inhoudelijk behandeld.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A. Drogt en van wat [verdachte] en zijn raadsman, mr. H.J. Veen, advocaat in Utrecht naar voren hebben gebracht. [slachtoffer] , bijgestaan door haar advocaat mr. F.M.M. Buijs, advocaat in Amersfoort, heeft gebruik gemaakt van het spreekrecht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat [verdachte] :
feit 1
in de periode van 7 augustus 2023 tot en met 8 augustus 2023 in Houten ontuchtige handelingen heeft gepleegd met [slachtoffer] die op dat moment de leeftijd van dertien jaren had;
feit 2
in de periode van 11 mei 2023 tot en met 9 augustus 2023 in Houten, 8 kinderpornografische afbeeldingen, te weten 7 foto’s en 1 video die op zijn mobiele telefoon stonden heeft verspreid, openlijk tentoongesteld, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd, verworven, in bezit gehad en/of de toegang heeft verschaft.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van [verdachte] en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
De standpunten van de officier van justitie worden – voor zover van belang voor de beoordeling – besproken in paragraaf 4.3.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman bepleit vrijspraak van het onder feit 1 ten laste gelegde. De raadsman voert geen bewijsverweer voor feit 2.
De standpunten van de raadsman worden – voor zover van belang voor de beoordeling – besproken in paragraaf 4.3.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
-
Ten aanzien van feit 1
Bewijsmiddelen [1]
De verklaring van [verdachte]
[slachtoffer] is op 7 augustus 2024 naar mij toegekomen in [woonplaats] . Ik heb seks met haar gehad. Ik ben met mijn penis binnen in haar vagina geweest. Zij heeft mijn penis afgetrokken. [2]
De verklaring van aangeefster [slachtoffer]
V: Wanneer is het gebeurd?
A: Maandag- en dinsdagavond. [3] [
de rechtbank begrijpt: maandagavond 7 augustus 2024 en dinsdagavond 8 augustus 2024]
Ik ben in zijn bed gaan liggen. Toen wilde hij seks hebben. Hij deed mijn broek omlaag en opeens zat hij in mij.
De volgende dag zijn [verdachte] en ik naar boven gegaan en was het precies hetzelfde als maandagavond. Na 20 minuten was hij heel geil, toen zei hij dat we het gingen doen. Toen had hij seks met mij. [4]
V: Je zei: Opeens zat hij in mij. Waar zat hij in?
A: In mijn vagina met zijn piemel. [5]
V: Heb jij nog iets bij hem gedaan?
A: Dinsdagavond, toen plaatste hij mijn hand op zijn piemel en moest ik hem aftrekken. Eerst ging hij heen en weer met mijn hand en daarna deed ik het 2 minuten zelf. [6]
Bewijsoverweging
De raadsman voert aan dat er geen sprake was van overwicht of een afhankelijkheidsrelatie en dat door het geringe verschil in het functioneren tussen [verdachte] en [slachtoffer] het ontuchtige karakter ontbreekt. [verdachte] was op dat moment 18 jaar en [slachtoffer] 13 jaar. [verdachte] is een kwetsbare jongen die door zijn ontwikkelingsniveau niet handelt naar zijn kalenderleeftijd, terwijl [slachtoffer] – ook kwetsbaar – juist volwassener overkomt en handelt dan dat haar kalenderleeftijd doet vermoeden. Verder voert de raadsman aan dat van overwicht of afhankelijkheid ook overigens geen sprake was, omdat uit het dossier blijkt dat [slachtoffer] de hele dag kon doen en laten wat ze wilde.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of in deze zaak sprake is van ontuchtige handelingen in de zin van het artikel 245 (oud) van het Wetboek van Strafrecht (hierna Sr) en zo ja, of het ontuchtige karakter onder de door de raadsman geschetste omstandigheden ontbreekt. De rechtbank volgt het standpunt van de raadsman niet en overweegt daartoe als volgt.
Artikel 245 (oud) Sr is bedoeld om jeugdigen in de leeftijd van twaalf tot zestien jaar te beschermen tegen het ondergaan van handelingen, die hun seksuele ontwikkeling kunnen schaden. Er moet van worden uitgegaan dat deze jeugdigen niet of onvoldoende in staat zijn zelf hun seksuele integriteit te bewaken en de draagwijdte van hun gedrag in dit opzicht te overzien. De bepaling beschermt deze jeugdige personen ook tegen verleiding die ook van henzelf kan uitgaan. Niet van belang is dat de jeugdige zelf het initiatief tot de seksuele handeling(en) neemt, dan wel vrijwillig eraan deelneemt.
Onder ontuchtige handelingen in de zin van artikel 245 (oud) Sr vallen handelingen van seksuele aard die in strijd zijn met de sociaal-ethische norm. Of hiervan sprake is, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. In dit kader is relevant of er sprake was van een zekere gelijkwaardigheid, van een gering leeftijdsverschil, van vrijwillig contact of een affectieve relatie en of betrokkenen elkaar voorafgaand aan het seksuele contact kenden. Het ontuchtig karakter van seksuele handelingen met een persoon tussen de twaalf en zestien jaar kan onder omstandigheden ontbreken. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn als die handelingen vrijwillig plaatsvinden tussen personen die slechts in geringe mate van leeftijd verschillen en eventueel een affectieve relatie hebben. Een scherpe afgrenzing van zulke omstandigheden valt in zijn algemeenheid alleen niet te geven.
De rechtbank is van oordeel dat de seksuele handelingen onder de omstandigheden die zich hier hebben voorgedaan een ontuchtig karakter hebben. [verdachte] was achttien jaar oud en [slachtoffer] was dertien jaar. De leeftijd van [slachtoffer] maakt deze handelingen ontuchtig. Het feitelijke – niet geringe – leeftijdsverschil van vijf jaren en het feit dat zij in andere levensfases zaten, draagt daar in sterke mate aan bij. Het gestelde lagere ontwikkelingsniveau van [verdachte] , waardoor hij op een lagere leeftijd zou functioneren dan zijn kalenderleeftijd, doet niet af aan het ontuchtig handelen van [verdachte] .
Daar komt bij dat uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting naar voren komt dat [verdachte] (een zekere mate van) overwicht op [slachtoffer] had. [verdachte] en [slachtoffer] hadden in een periode voor het bewezenverklaarde een affectieve relatie gehad. Uit het dossier komt naar voren dat [slachtoffer] nog gevoelens voor [verdachte] had, terwijl [verdachte] , zo verklaarde hij zelf op de zitting, ‘nul’ gevoelens voor haar had. [7] De politie relateert dat [verdachte] [slachtoffer] toesnauwt [8] en ook getuige [getuige] beschrijft dat [verdachte] [slachtoffer] respectloos behandelde. [9] [verdachte] heeft ter zitting verklaard dat hij heeft gezien dat [slachtoffer] (zoals zij ook zelf verklaart) op TikTok zat, op het moment dat hij seks met haar had. Uit dit alles volgt naar het oordeel dat geen sprake is geweest van gelijkwaardigheid, maar juist van overwicht van [verdachte] op [slachtoffer] .
Naar het oordeel van de rechtbank zijn er ook verder geen omstandigheden naar voren gekomen die het ontuchtige karakter wegnemen. Gelet op al het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat de seksuele handelingen als ontuchtig in de zin van artikel 245 (oud) Sr moeten worden aangemerkt.
De rechtbank gebruikt het NFI-rapport niet als bewijsmiddel. Om die reden hoeft niet te worden ingegaan op het door de verdediging ten aanzien van dat rapport gestelde vormverzuim.
Partiële vrijspraak
De rechtbank zal [verdachte] (partieel) vrijspreken van het onderdeel in de tenlastelegging die ziet op de anale seks. [verdachte] heeft deze seksuele handeling ontkend en [slachtoffer] heeft in haar eerste uitgebreide en betrouwbare verklaring niet gesproken over anale seks. Bovendien blijkt uit het DNA-onderzoek dat er geen spermavloeistof of spermacellen in de anus zijn aangetroffen. [verdachte] wordt daarom vrijgesproken van de anale seks.
-
Ten aanzien van feit 2
[verdachte] heeft het onder feit 2 ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de verklaring van verdachte op de terechtzitting van 24 maart 2025;
  • en proces-verbaal van bevindingen kinderporno op telefoon verdachte.
Bewijsoverweging
Uit de bewijsmiddelen volgt dat [verdachte] één kinderpornografische video heeft doorgestuurd en twee kinderpornografische foto’s, te weten foto 1 en foto 4, in bezit heeft gehad.
Partiële vrijspraak
De rechtbank zal [verdachte] partieel vrijspreken van het in bezit hebben van de overige vijf kinderpornografische foto’s.
Voor het in bezit hebben van de kinderpornografische foto’s is vereist dat een [verdachte] hierover heeft kunnen beschikken. De foto’s moeten toegankelijk of benaderbaar zijn en er moet sprake zijn van (voorwaardelijk) opzet op de aanwezigheid daarvan. Uit het dossier volgt dat vijf kinderpornografische foto’s (foto 2, foto 3, foto 5, foto 6 en foto 7) zich bevonden in de ‘cache’ van de telefoon. Met betrekking tot de herkomst van die afbeeldingen kan de politie geen duidelijkheid geven. Voor bestanden die in cache worden aangetroffen geldt dat deze in beginsel niet zonder gebruikmaking van speciale software, in elk geval niet eenvoudig, toegankelijk zijn. Om tot bewezenverklaring te komen van het bezit van die bestanden in de cache is dus meer nodig. Daar komt bij dat niet duidelijk is geworden of deze afbeeldingen toegankelijk en benaderbaar waren voor [verdachte] en of hij willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard op de aanwezigheid van die kinderpornografische afbeeldingen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] :
feit 1
in de periode van 7 augustus 2023 tot en met 8 augustus 2023 te Houten, met [slachtoffer] , geboren op [2009] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , immers heeft hij, verdachte
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en
- zijn penis door die [slachtoffer] heeft laten aftrekken;
feit 2
omstreeks 11 mei 2023 in Nederland, 3 afbeeldingen, te weten 2 foto's en 1 video, van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken heeft verspreid en in bezit gehad, welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met een penis oraal en/of anaal en/of vaginaal penetreren van het lichaam van
een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of
de uitsnede van de foto’s/film nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, en/of billen in beeld gebracht worden (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en strekt tot seksuele prikkeling;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. [verdachte] is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. [verdachte] wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1: met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd
feit 2: een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, verspreiden en in bezit hebben.
De kwalificatie heeft betrekking op artikel 245 (oud) Sr en artikel 240b (oud) Sr, zoals die luidden op het tijdstip waarop het feit is begaan. Inmiddels is (op 1 juli 2024) de Wet seksuele misdrijven in werking getreden. Het seksueel binnendringen van het lichaam in de leeftijdscategorie van twaalf tot zestien jaren is nu – in andere bewoordingen – strafbaar gesteld in artikel 248 Sr. Het verspreiden en in bezit hebben van kinderpornografie is nu strafbaar gesteld in artikel 252 Sr. De rechtbank heeft ambtshalve vastgesteld dat geen sprake is van een verandering van wetgeving die wat betreft de kwalificatievraag dan wel het toepasselijke strafmaximum voor [verdachte] gunstiger is, in de zin van artikel 1 lid 2 Sr. De rechtbank past artikel 245 (oud) Sr en artikel 240b (oud) Sr toe.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van [verdachte] uitsluit. [verdachte] is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert om [verdachte] te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 2 maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden zonder de bijzondere voorwaarde vermijden kinderporno;
- een taakstraf van 200 uren, als niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 100 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman voert aan dat doordat hij vrijspraak heeft bepleit van feit 1 alleen het ten laste gelegde bezit van kinderporno overblijft en een voorwaardelijke straf passend is. Mocht de rechtbank komen tot een bewezenverklaring van feit 1, dan verzoekt hij rekening te houden met het volgende. [verdachte] is druk aan het werk en met zichzelf bezig. Hij volgt vrijwillig EMDR-therapie. Er moet voorkomen worden dat hij door alle bijzondere voorwaarden zal worden overvraagd. Toezicht van de reclassering wordt wenselijk geacht met de bijzondere voorwaarden van het begeleid wonen en de ambulante behandeling. De andere bijzondere voorwaarde hebben geen meerwaarde en [verdachte] kan dan worden overvraagd. De raadsman verzoekt om de reclassering te volgen en het jeugdstrafrecht toe te passen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals op de terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
[verdachte] heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen, waarbij hij onder andere met zijn penis in de vagina is geweest van zijn ex-vriendin [slachtoffer] , terwijl zij op dat moment 13 jaar oud was. [verdachte] heeft hierbij zijn eigen seksuele behoefte boven de belangen van [slachtoffer] gesteld. Hij wist dat hij geen seks mocht hebben met iemand van onder de 16 jaren, met dit forse leeftijdsverschil. Bovendien bevond [slachtoffer] zich op het moment van het bewezenverklaarde in een kwetsbare positie: ze was weggelopen uit het gezinsvervangend huis en had haar toevlucht gezocht bij [verdachte] , die op dat moment alleen thuis was. Uit het dossier komt bovendien het beeld naar voren dat [verdachte] niet respectvol met [slachtoffer] omging. Ter zitting heeft [verdachte] verklaard dat het voor hem niet ongebruikelijk was dat [slachtoffer] Tiktok-filmpjes aan het kijken was op het moment dat hij seks met haar had. De rechtbank neemt het [verdachte] kwalijk dat hij onder deze omstandigheden met een veel jonger, kwetsbaar meisje seks heeft gehad. [slachtoffer] heeft op de zitting een verklaring voorgelezen. Daaruit blijkt dat zij ook nu nog de nadelige gevolgen hiervan ondervindt. De rechtbank rekent dit [verdachte] zwaar aan.
[verdachte] heeft daarnaast een video met kinderporno verspreid en kinderpornografische foto’s in bezit gehad. Het is zijn verantwoordelijkheid om te letten op wat er allemaal op zijn telefoon binnenkomt via appgroepen. Hij heeft met zijn handelen bijgedragen aan het in stand houden van een zeer schadelijk en verwerpelijk milieu, waarin het normaal wordt gevonden dat kinderen als seksueel wezen en lustobject worden gezien. De rechtbank neemt dit [verdachte] kwalijk.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van 16 februari 2024. Hieruit volgt dat [verdachte] één keer eerder is veroordeeld voor een (andersoortig) strafbaar feit.
De rechtbank heeft daarnaast kennis genomen van een reclasseringsrapport van Reclassering Nederland van 5 juni 2024, opgemaakt door W. van Berkel, reclasseringsmedewerker. Uit het reclasseringsrapport blijkt dat er aanwijzingen zijn dat bij [verdachte] sprake is van een beperkte ontwikkeling, impulscontroleproblematiek, problemen met het inschatten van sociale situaties en beïnvloedbaarheid. Ook zijn er aanwijzingen voor psychiatrische problemen, namelijk het horen van stemmen, maar [verdachte] geeft aan hier nauwelijks last van te hebben. De reclassering acht toezicht, begeleiding en ondersteuning nodig voor meer stabiliteit in het leven van [verdachte] . Ook is het nodig dat wordt ingezet op het vergroten van beschermende factoren, waarbij de reclassering denkt aan huisvesting, dagbesteding en het vergroten van een ondersteunend sociaal netwerk. De problemen met middelengebruik, die in de periode voor de tenlastelegging speelden, kunnen de kans op risicogedrag vergroten. Daarom is ook controle op alcohol en middelen noodzakelijk. De reclassering adviseert verder om het jeugdstrafrecht toe te passen, waarbij geen indicatie is voor begeleiding door de jeugdreclassering omdat er geen interventies zijn die alleen via de jeugdreclassering te volgen zijn. De voorwaarden die volgens de reclassering geïndiceerd zijn, sluiten beter aan bij de volwassenreclassering, waarbij de volwassenreclassering ook een zogenaamde JoVo (jong volwassenen) aanpak heeft. De reclassering adviseert meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, contactverbod met aangeefster, meewerken aan middelencontrole, begeleiding door Doorpakkers en vermijden kinderporno.
Op te leggen straf
De ernst van de bewezenverklaarde feiten rechtvaardigen zonder meer de oplegging van een gevangenisstraf. Maar de rechtbank ziet aanleiding om een geheel voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
[verdachte] was ten tijde van het plegen van het feit 18 jaar oud en dus meerderjarig. Op een jongvolwassen verdachte die ten tijde van de strafbare feiten meerderjarig is, maar nog geen 23 jaar, kan het jeugdstrafrecht worden toegepast, als sprake is van omstandigheden gelegen in de persoon van de verdachte of wanneer de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd daartoe aanleiding geven.
Uit het dossier en de behandeling op de zitting blijkt dat [verdachte] een kwetsbare jongeman is met waarschijnlijk psychische problematiek, die kinderlijker gedrag vertoont dan zijn kalenderleeftijd. Gelet hierop, op de nog bestaande mogelijkheid van pedagogische beïnvloeding en op de jeugdige leeftijd van [verdachte] , adviseert de reclassering toepassing van het jeugdstrafrecht. De rechtbank neemt dit advies over.
[verdachte] wist dat het niet was toegestaan om seksuele handelingen te verrichten met [slachtoffer] , vanwege haar jonge leeftijd. [verdachte] heeft op de zitting ook aangegeven dat hij begrijpt dat en waarom het hebben van seks met een 16-minner strafbaar is gesteld. De rechtbank houdt er aan de ene kant rekening mee dat [verdachte] bij het hebben van seks met [slachtoffer] enkel oog heeft gehad voor zijn eigen behoeftebevrediging. Aan de andere kant houdt de rechtbank rekening met het feit dat er aanwijzingen zijn dat bij [verdachte] sprake is van een beperkte ontwikkeling en dat [verdachte] zich daardoor in de periode van het bewezen verklaarde meer verwant voelde met jongere personen. De rechtbank houdt ook rekening met het feit dat [verdachte] en [slachtoffer] elkaar kenden en voorafgaand aan het bewezen verklaarde een relatie hebben gehad. Verder betrekt de rechtbank bij haar oordeel dat [verdachte] er in deze fase van zijn leven helemaal alleen voor stond, omdat zijn moeder bij haar vriend was ingetrokken en hem thuis alleen had achtergelaten, terwijl hij daar nog helemaal niet klaar voor was.
De rechtbank ziet dat [verdachte] problemen ervaart op veel leefgebieden. De rechtbank vindt het belangrijk dat [verdachte] goed wordt geholpen met zijn problematiek en daar alle gelegenheid voor krijgt.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank een geheel voorwaardelijke jeugddetentie van twee maanden met aftrek van het voorarrest en met oplegging van de meldplicht, de ambulante behandeling, het begeleid wonen, een contactverbod, het meewerken aan middelencontrole en de begeleiding van Doorpakkers als bijzondere voorwaarden, passend en geboden.
De rechtbank ziet – net als de officier van justitie en de verdediging – geen noodzaak om het vermijden van kinderporno als bijzondere voorwaarden op te leggen. De rechtbank verklaart het bezit van twee foto’s en verspreiden van slechts één filmpje van kinderpornografische aard bewezen. Hoewel het bezitten en verspreiden van dat ene filmpje op zichzelf genomen zeer ernstig is, heeft de rechtbank geen aanleiding om te denken dat kinderporno voor [verdachte] een probleem vormt, in die zin dat hij moeite heeft om daar verre van te blijven. De rechtbank is daarom van oordeel dat de aan de voorwaardelijke jeugddetentie gekoppelde algemene voorwaarde dat [verdachte] geen strafbare feiten mag plegen voldoende zou moeten zijn om [verdachte] ervan te weerhouden opnieuw op dit vlak de fout in te gaan.
De rechtbank ziet geen aanleiding om naast de geheel voorwaardelijke jeugddetentie een (onvoorwaardelijke) taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen. Door naast het lopende toezicht en de bijzondere voorwaarden ook een taakstraf op te leggen bestaat de kans dat [verdachte] wordt overvraagd. De rechtbank vindt het van belang dat [verdachte] zich focust op de hulp die hij krijgt aangeboden en dat de positieve ontwikkelingen in zijn leven verder doorgang vinden. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de op te leggen straf de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit heeft plaatsgevonden voldoende tot uitdrukking brengt.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 77c, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 240b en 245 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt [verdachte] daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder feit 1 en feit 2 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart [verdachte] strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt [verdachte] tot
een jeugddetentie van 2 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door [verdachte] vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de detentie in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat
de jeugddetentie niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat [verdachte] de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast;
- als
algemene voorwaardengelden dat [verdachte] :
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- als
bijzondere voorwaardengelden dat [verdachte] :
*
meldplicht bij reclassering
zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland, Polluxstraat 114 in Eindhoven, 088 8041504. [verdachte] blijft zich melden op afspraken bij de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* ambulante behandelingmeewerkt aan diagnostiek en zich laat behandelen door forensische polikliniek Stevig of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo spoedig mogelijk na het ingaan van de proeftijd. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. [verdachte] houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
* begeleid wonen of maatschappelijke opvangverblijft in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, als dat door de reclassering geïndiceerd wordt geacht, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt [verdachte] houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in reclassering voor hem heeft opgesteld;
contactverbodop geen enkele wijze – direct of indirect – contact met heeft of zoekt met [slachtoffer] , geboren op [2009] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
* meewerken aan middelencontrolemeewerkt aan controle op het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik inzichtelijk te krijgen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak [verdachte] wordt gecontroleerd;
* begeleiding Doorpakkerszich laat begeleiden door Doorpakkers [locatie] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Deze begeleiding is reeds gestart. De begeleiding duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. [verdachte] houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de begeleiding;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 77aa lid 3 juncto artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en [verdachte] ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.G.C. Bij de Vaate, voorzitter, mr. L.M.G. de Weerd en mr. K. de Meulder, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N.S. Stekkel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 april 2025.
Mr. N.S. Stekkel is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan [verdachte] wordt ten laste gelegd dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 7 augustus 2023 tot en met 8 augustus 2023 te
Houten, met [slachtoffer] , geboren op [2009] , die de leeftijd van twaalf
jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit
of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer]
, immers heeft hij, verdachte, meermalen, althans eenmaal
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en/of geduwd en/of
bewogen en/of
- zijn penis in de anus van die [slachtoffer] gebracht en/of geduwd en/of bewogen
en/of gestoken;
- zijn penis door die [slachtoffer] heeft laten aftrekken;
( art 245 Wetboek van Strafrecht )
2
hij in of omstreeks de periode van 11 mei 2023 tot en met 9 augustus 2023 te
Houten, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal telkens 8 afbeeldingen,
te weten 7 foto's en 1 video, en/of een gegevensdrager bevattende afbeeldingen - te
weten een mobiele telefoon (merk Apple, iPhone 12 Pro Max, goednummer
0900-2023240271-3204425), bevattende
afbeeldingen van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van
achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken heeft
verspreid/openlijk
tentoongesteld/vervaardigd/ingevoerd/doorgevoerd/uitgevoerd/verworven/in
bezit gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of
met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft, welke
seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met de/een penis oraal en/of anaal en/of vaginaal penetreren van het lichaam
van
een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het met een voorwerp anaal penetreren van het lichaam van een persoon die
kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die
kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze
persoon gekleed is en/of opgemaakt is en/of poseert in een omgeving en/of in een
erotisch getinte houding (op een wijze) die niet bij zijn/haar leeftijd past/passen
en/of (waarna) door het camerastandpunt, de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze
van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto's/film(s) nadrukkelijk
het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen in beeld gebracht worden
(waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft
en/of strekt tot seksuele prikkeling;
(aanvullend proces-verbaal van bevindingen PL0900-2023240271, blz 1 tm 9)
( art 240b lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 9 september 2023, genummerd PL0900-2023240271, PL0900-2023238351 en PL0900-2023240451, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 73. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 24 maart 2025.
3.Een proces-verbaal verhoor van de aangeefster [slachtoffer] , pag. 32.
4.Een proces-verbaal verhoor van de aangeefster [slachtoffer] , pag. 33.
5.Een proces-verbaal verhoor van de aangeefster [slachtoffer] , pag. 36.
6.Een proces-verbaal verhoor van de aangeefster [slachtoffer] , pag. 37.
7.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 24 maart 2025.
8.Een proces-verbaal van bevindingen/sfeer, pag. 52.
9.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , pag. 47.
10.Een op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal van bevindingen (PVB040), als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 15 december 2023, genummerd PL0900-2023240271, opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren van de politie Eenheid Midden-Nederland digitale pag. 1-9.