ECLI:NL:RBMNE:2025:1549

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 maart 2025
Publicatiedatum
4 april 2025
Zaaknummer
590808 / HA RK 25-56
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek ongegrond in faillissementszaak verzoekster B.V.

In deze wrakingszaak heeft verzoekster B.V. op 25 maart 2025 mr. P.J. Neijt gewraakt, de behandelend rechter in de hoofdzaak over het verzet tegen de faillietverklaring van verzoekster. De wrakingskamer heeft op 27 maart 2025 het wrakingsverzoek behandeld. Verzoekster was niet op de hoogte van haar faillissement, dat op 28 januari 2025 was uitgesproken, en had geen advocaat kunnen vinden voor de zitting op 25 maart 2025. De rechter bood verzoekster de mogelijkheid om zich uit te laten over de gevolgen van het ontbreken van een advocaat, maar verzoekster vreesde dat de hoofdzaak zonder haar advocaat zou worden afgedaan. De wrakingskamer oordeelde dat er geen geobjectiveerde vrees van vooringenomenheid was en verklaarde het wrakingsverzoek ongegrond. De wrakingskamer concludeerde dat de rechter niet op het punt stond om een beslissing te nemen en dat verzoekster de mogelijkheid had om uitstel te vragen, wat niet is benut. De wrakingskamer benadrukte dat frustratie over de gang van zaken geen grond voor wraking vormt. De beslissing werd mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de wrakingskamer.

Uitspraak

Proces-verbaal uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Locatie: Lelystad
Zaaknummer: 590808 / HA RK 25-56
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in artikel 29a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering tijdens de zitting van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van 27 maart 2025
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) van:
[verzoekster] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
hierna: verzoekster.

1.De procedure

1.1.
Verzoekster heeft op 25 maart 2025 mr. P.J. Neijt gewraakt. Mr. Neijt (hierna: de rechter) is de behandelend rechter in de zaak met het zaaknummer F.16/25/51 over het verzet tegen de faillietverklaring in het faillissement van verzoekster (hierna: de hoofdzaak).
1.2.
Het wrakingsverzoek is op 27 maart 2025 in het openbaar behandeld door de wrakingskamer. Bij de zitting waren aanwezig: de heer [A] , gemachtigde van mevrouw [B] en mevrouw [B] (bestuurder van verzoekster). De rechter heeft vooraf een schriftelijke reactie ingediend.
1.5.
Na afloop van de mondelinge behandeling heeft de wrakingskamer mondeling uitspraak gedaan. De beslissing en de gronden waarop deze is gebaseerd zijn hieronder onder 3.3 en verder weergegeven. Paragraaf 1 en 2 en paragraaf 3.1 en 3.2 zijn voor de duidelijkheid toegevoegd.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Verzoekster heeft haar wrakingsverzoek ingediend om de volgende redenen. Op
28 januari 2025 heeft deze rechtbank verzoekster in staat van faillissement verklaard. Verzoekster was hiervan niet op de hoogte, omdat de rechtbank haar niet goed had opgeroepen. Vervolgens is verzoekster met behulp van haar advocaat mr. J. Homan in verzet gekomen tegen het faillissement. Op 14 maart 2025 heeft de advocaat van verzoekster zich onttrokken en op 18 maart 2025 vond de mondelinge behandeling in de hoofdzaak plaats. De rechter heeft ter zitting aangegeven dat gemachtigde het woord mag voeren op de zitting, maar dat stukken door een advocaat moeten worden ingediend. De behandeling is vervolgens aangehouden en voortgezet op 25 maart 2025. Verzoekster heeft in de tussenliggende periode geen advocaat kunnen vinden en stelt dat zij volgens het procesreglement daarvoor veertien dagen de tijd had moeten krijgen. Deze termijn heeft zij niet gekregen. Verzoekster had daardoor de vrees dat de hoofdzaak op 25 maart 2025 zou worden afgedaan zonder dat zij de gelegenheid zou krijgen om een andere advocaat te vinden en zonder dat de rechter kennis zou nemen van bepaalde stukken die zij graag nog in het geding had willen brengen. Met name de inleidende woorden van de rechter dat er geen advocaat voor verzoekster is verschenen en dat zij zich kon uitlaten over de vraag wat hiervan het gevolg zou moeten zijn, hebben aan deze vrees bijgedragen.
2.2.
De rechter heeft niet berust in de wraking. Dit betekent dat hij het niet eens is met de wraking. In zijn schriftelijke reactie van 25 maart 2025 heeft de rechter dit, samengevat, als volgt uitgelegd. Verzoekster is niet verplicht om zich tijdens een zitting door een advocaat te laten bijstaan. Onder omstandigheden kan het ontbreken van een advocaat aanleiding geven tot uitstel van de behandeling. De rechter heeft verzoekster het woord gegeven om toe te lichten of een nadere aanhouding volgens haar nodig zou zijn en de gronden voor het verzet toe te lichten. Vervolgens heeft verzoekster een wrakingsverzoek ingediend. Naar de mening van de rechter is er geen grond voor een wraking en is er van partijdigheid geen sprake.

3.De beoordeling

Het toetsingskader
3.1.
In artikel 36 Rv staat dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
De wrakingskamer onderzoekt dus in een wrakingsprocedure of de onpartijdigheid van de rechter schade lijdt. Een rechter wordt geacht onpartijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat. Een rechter is partijdig als uit dat wat hij doet of zegt (of juist niet) blijkt dat hij een persoonlijke vooringenomenheid heeft tegenover een procespartij. Daarnaast kan een procespartij het idee hebben dat de rechter vooringenomen is, of hij kan daar bang voor zijn. In dat geval onderzoekt de wrakingskamer of dat objectief gerechtvaardigd is. Als dat zo is, lijdt de rechterlijke onpartijdigheid schade.
Het oordeel van de wrakingskamer
3.3.
De wrakingskamer verklaart het wrakingsverzoek ongegrond.
3.4.
De vrees van verzoekster was dat de hoofdzaak zou worden afgedaan zonder dat verzoekster veertien dagen de gelegenheid had gekregen om een advocaat in de arm te nemen en zonder dat acht zou worden geslagen op de stukken die zij had willen overleggen. Deze vrees ontstond door dat wat de rechter tijdens de mondelinge behandeling van 18 maart en 25 maart 2025 heeft gezegd.
3.5.
De wrakingskamer ziet geen aanleiding voor deze angst van verzoekster. In het proces-verbaal van de zitting van 25 maart 2025 ziet de wrakingskamer namelijk niet dat de rechter op het punt stond om een beslissing in de hoofdzaak te nemen. Bij aanvang van de zitting geeft de rechter juist aan dat verzoekster zich mocht uitlaten over de vraag wat het gevolg moet zijn van het feit dat er geen advocaat voor haar is verschenen en op dat moment volgt er al een wrakingsverzoek. De rechter biedt verzoekster – zoals de wrakingskamer het ziet – de mogelijkheid om uitstel te vragen, maar deze mogelijkheid is door verzoekster niet benut.
3.6.
De wrakingskamer begrijpt dat de wraking ook mede is ingegeven door frustratie over de gehele gang van zaken, waarbij de oproeping voor de faillissementszitting volgens verzoekster niet goed is gegaan en verzoekster vond dat zij een termijn van veertien dagen had moeten krijgen voor het vinden van een nieuwe advocaat. Deze optelsom is ook geen grond voor wraking en daaruit blijkt ook geen gerechtvaardigde vrees van vooringenomenheid of partijdigheid van de rechter.
3.7.
De wrakingskamer laat in het midden of, als zij de vrees van verzoekster dat de hoofdzaak zou worden afgedaan gegrond zou hebben gevonden, ook sprake zou zijn van een geobjectiveerde vrees van vooringenomenheid.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart het wrakingsverzoek ongegrond;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te sturen aan verzoekster, de rechter waartegen het wrakingsverzoek is gericht, andere betrokken partijen, de teamvoorzitter van het team waarin de rechter werkt en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure van verzoekster met zaaknummer F.16/25/51 moet worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2025 door mr. I.L. Gerrits, voorzitter, en mr. M.E. Heinemann en mr. N.A.J. Purcell als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. J.J. Terpstra, griffier. Dit proces-verbaal is verzonden op
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.