ECLI:NL:RBMNE:2025:1546

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 maart 2025
Publicatiedatum
4 april 2025
Zaaknummer
589560
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot ondertoezichtstelling van kinderen in verband met kindermishandeling door de vader

Op 28 maart 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van drie minderjarigen, [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3]. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om de kinderen onder toezicht te stellen, omdat zij in hun ontwikkeling bedreigd worden door kindermishandeling door de vader. De ouders, die belast zijn met het ouderlijk gezag, hebben echter voldoende hulpverlening geaccepteerd in het vrijwillig kader en zijn gemotiveerd om de situatie te verbeteren. De kinderrechter heeft de zitting met gesloten deuren gehouden, waarbij de ouders en vertegenwoordigers van de Raad aanwezig waren.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen slachtoffer zijn van kindermishandeling door de vader, die heeft toegegeven dat hij impulsen heeft gevoeld om hen pijn te doen. Ondanks deze ernstige situatie, oordeelt de kinderrechter dat de huidige hulpverlening voldoende is om de ontwikkelingsbedreiging weg te nemen. De ouders hebben actief hulp gezocht en zijn bereid om samen te werken met de hulpverleners. De kinderrechter heeft daarom het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming afgewezen, met de overweging dat de ouders intrinsiek gemotiveerd zijn om de situatie te verbeteren en dat de hulpverlening in het vrijwillig kader voortgezet kan worden. De kinderrechter heeft ook benadrukt dat het belangrijk is dat de vader weer thuis komt wonen, om de hechting met de kinderen te bevorderen en om gezinstherapie mogelijk te maken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/589560 / JE RK 25-337
Datum uitspraak: 28 maart 2025
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming,
Midden-Nederland, Utrecht,
hierna te noemen de Raad,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2022 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2024 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 2] ,
[minderjarige 3], geboren op [geboortedatum] 2024 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 3] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
[vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] ,
samen te noemen de ouders,
advocaat: mr. K.A. Boshouwers.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 27 februari 2025;
  • het bericht van de Raad met bijlage van 10 maart 2025;
  • het verweerschrift van de ouders van 24 maart 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 28 maart 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder;
- de heer [A] , vertegenwoordiger van de Raad;
- mevrouw [B] , vertegenwoordiger van de GI.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] .
2.2.
[minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] wonen bij hun ouders.

3.Het verzoek

De Raad verzoekt [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

De ouders zijn het niet eens met het verzoek, omdat een ondertoezichtstelling geen toegevoegde waarde heeft. De ouders accepteren de hulpverlening in het vrijwillig kader en zij werken hier vanuit een diepe overtuiging over het belang van de kinderen aan mee. Daarnaast is de kans op herhaling van het geweld volgens het Wijkteam minimaal. De ouders zijn zich ervan bewust dat de kans op een voorlopige ondertoezichtstelling en spoed-uithuisplaatsing van de kinderen zeer groot is als er herhaling optreedt. Zij hebben er daarom belang bij om mee te werken aan de hulpverlening en openheid van zaken te geven. Verder heeft de Raad als veiligheidsafspraak gesteld dat de vader in het belang van de kinderen niet thuis mag wonen. De ouders werken hieraan mee, maar hier is geen rechtsgrond voor. Dit kan ook niet voor lange tijd zo blijven omdat dit schadelijk is voor de kinderen. Subsidiair is een ondertoezichtstelling niet nodig voor alle drie de kinderen, omdat er voor [minderjarige 1] geen ontwikkelingsbedreiging is. De behandelaar van de vader van [instelling] ziet namelijk geen signalen dat er voor [minderjarige 1] gevaar is.

5.De beoordeling

De beslissing
5.1.
De kinderrechter zal het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming afwijzen. De kinderrechter legt haar beslissing hierna uit.
Het juridisch kader
5.2.
Op grond van artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter een kind onder toezicht stellen als het kind in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd. Daarnaast moet er sprake zijn van de situatie dat de ouder(s) de hulp die nodig is om de bedreiging weg te nemen, niet of niet genoeg accepteren. Tot slot moet bij de kinderrechter wel de verwachting bestaan dat de ouders binnen een aanvaardbare termijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van het kind weer zelf kunnen dragen.
De ontwikkelingsbedreiging
5.3.
De kinderrechter ziet dat [minderjarige 1] , [minderjarige 3] en [minderjarige 2] in hun ontwikkeling worden bedreigd. Ten aanzien van de kinderen staat immers vast dat zij slachtoffer zijn geweest van kindermishandeling door de vader. De vader heeft toegegeven dat hij vanaf kort na de geboorte impulsen heeft gevoeld om hen pijn te doen en dat hij aan die impulsen (knijpen, tikken en schudden) heeft toegegeven. Bij [minderjarige 1] is letsel gevonden aan zijn ruggenwervel. Dit letsel wordt niet als normaal beschouwd, waardoor het vermoeden is dat is toegebracht door de vader toen hij [minderjarige 1] in de lucht heeft geworpen. Er is echter nog geen sluitende verklaring gevonden voor de oorzaak van dit letsel. Verder heeft de vader [minderjarige 2] een tik gegeven in zijn gezicht toen hij zes maanden oud was, waardoor bloed uit zijn neus kwam. Deze impulsen van de vader komen voort uit trauma in de vroegkinderlijke ontwikkeling. Bij hem is PTSS en ADHD vastgesteld en hij is een periode depressief geweest.
Het vrijwillig kader
5.4.
In tegenstelling tot de Raad, is de kinderrechter van oordeel dat het vrijwillig kader op dit moment voldoende is om de ontwikkelingsbedreiging weg te nemen. De ouders accepteren al lange tijd hulpverlening. Zij hebben nadat de vader [minderjarige 1] door elkaar heeft geschud toen hij huilde, zelf contact gezocht met Ouder- en Kindteams (OKT). De vader heeft zich ook aangemeld bij [instelling] voor behandeling van zijn persoonlijke problematiek, en is daar nu al twee jaar in behandeling. Ook zijn er veiligheidsafspraken gemaakt met de ouders. De moeder heeft daarnaast contact gezocht met de praktijkondersteuner, waarna Veilig Thuis en het vervolgens het Wijkteam zijn ingeschakeld. Nadat de vader ook [minderjarige 2] en [minderjarige 3] pijn heeft gedaan, hebben de ouders nog meer hulp gezocht. Babythuiszorg is vervolgens ingeschakeld en de ouders zijn doorverwezen naar Infant Mental Health/Fornhese. Ook is een signaleringsplan gemaakt en is de veiligheidsafspraak gemaakt dat de vader niet meer alleen met [minderjarige 2] en [minderjarige 3] mag zijn.
5.5.
Op dit moment krijgen de ouders nog hulp van het Wijkteam, Welzin Thuisbegeleiding en Fornhese. Volgens de Raad is dit niet voldoende, omdat de ouders niet altijd en direct eerlijk zijn geweest over het geweld van de vader. Ook vindt de Raad het nodig dat een jeugdbeschermer betrokken raakt om regie te houden op de verschillende hulpverlening. De kinderrechter ziet hier op dit moment onvoldoende aanleiding voor. De kinderrechter ziet dat de ouders intrinsiek gemotiveerd zijn om de situatie in het belang van de kinderen te verbeteren. De ouders melden de incidenten bij de hulpverlening, mogelijk niet dezelfde dag maar wel vrij kort daarna. Zij zoeken hier hulp bij en zij blijven zich hiervoor inzetten. De ouders hebben gezegd dat zij de hulpverlening in het vrijwillig kader zullen voortzetten en de kinderrechter heeft daar voldoende vertrouwen in. Deze professionals hebben een meldplicht als er weer een incident plaatsvindt. De ouders zijn ook bereid zich te houden aan de veiligheidsafspraken, zij het dat zij het wel wenselijk vinden dat het contact tussen de vader en de kinderen niet langer begeleid wordt door een professional. Dit betekent namelijk de facto een uithuisplaatsing van de vader.
De ouders krijgen daarnaast hulp van hun netwerk voor de monitoring van het contact tussen de vader en de kinderen, zodat de vader nooit alleen is met de kinderen. Volgens de ouders heeft het netwerk met Veilig Thuis afgesproken dat er vanuit het netwerk aan de bel zal worden getrokken als er signalen zijn van een incident. De ouders zijn er ook van overtuigd dat het netwerk dit daadwerkelijk zal doen, omdat de veiligheid van de kinderen ook voor het netwerk het belangrijkst is. De moeder heeft gezegd dat de veiligheid van de kinderen in dat geval boven haar relatie met de vader gaat. De kinderrechter heeft geen reden daaraan te twijfelen.
De ‘uithuisplaatsing’ van de vader
5.6.
De kinderrechter vindt het belangrijk dat de vader nu wel weer thuis komt wonen. Als de vader voor lange tijd op een andere plek verblijft, kan dit schadelijk zijn voor zowel de relatie van de ouders als voor hun draagkracht. Ook hebben de kinderen hierdoor maar korte momenten met de vader. Dit kan een negatieve invloed hebben op de hechting. Daarnaast kan de gezinstherapie van Fornhese pas starten als de vader weer thuis woont. Net als de ouders, vindt de kinderrechter het belangrijk dat dit spoedig gaat beginnen, omdat dit helpend kan zijn voor de problematiek van de vader.
‘Het Wijkteam als regiehouder’
5.7.
De kinderrechter kan zich wel voorstellen dat, gelet op alle hulpverlening en de draagkracht van de ouders, een regiehouder helpend kan zijn. De kinderrechter vindt dit echter onvoldoende voor een ondertoezichtstelling. Zij gaat ervan uit dat het Wijkteam dit gaat oppakken.

6.De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 28 maart 2025 door mr. M.A.A.T. Engbers, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. J.C.M. Joosten als griffier, en op schrift gesteld op 4 april 2025.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.