Op 28 maart 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van drie minderjarigen, [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3]. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om de kinderen onder toezicht te stellen, omdat zij in hun ontwikkeling bedreigd worden door kindermishandeling door de vader. De ouders, die belast zijn met het ouderlijk gezag, hebben echter voldoende hulpverlening geaccepteerd in het vrijwillig kader en zijn gemotiveerd om de situatie te verbeteren. De kinderrechter heeft de zitting met gesloten deuren gehouden, waarbij de ouders en vertegenwoordigers van de Raad aanwezig waren.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen slachtoffer zijn van kindermishandeling door de vader, die heeft toegegeven dat hij impulsen heeft gevoeld om hen pijn te doen. Ondanks deze ernstige situatie, oordeelt de kinderrechter dat de huidige hulpverlening voldoende is om de ontwikkelingsbedreiging weg te nemen. De ouders hebben actief hulp gezocht en zijn bereid om samen te werken met de hulpverleners. De kinderrechter heeft daarom het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming afgewezen, met de overweging dat de ouders intrinsiek gemotiveerd zijn om de situatie te verbeteren en dat de hulpverlening in het vrijwillig kader voortgezet kan worden. De kinderrechter heeft ook benadrukt dat het belangrijk is dat de vader weer thuis komt wonen, om de hechting met de kinderen te bevorderen en om gezinstherapie mogelijk te maken.