4.3Het oordeel van de rechtbank
De
verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 7 maart 2025, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 25 augustus 2023 werd ik na 06.30 uur wakker op de bank in de woning van [slachtoffer] . Toen heb ik haar in een houdgreep/wurggreep gepakt. Ik heb mijn arm om haar nek geslagen en haar echt stevig vastgepakt. Ik heb haar vervolgens aan haar nek opgetild, waardoor haar benen van de grond kwamen. Ik moet daarvoor veel kracht hebben gezet. [slachtoffer] werd steeds bozer en bewegelijker. Ze kon niet meer praten maar ze maakte wel geluid. Er was in de gang een soort gevecht gaande en ik heb mij toen samen met haar op haar bed laten vallen. Direct op bed merkte ik dat haar lichaam rustiger werd. Ik had toen nog steeds mijn arm om haar nek en mijn andere arm daar nog omheen geslagen waardoor haar neus en mond ook bedekt waren. Tot de reconstructie was ik mij er niet van bewust hoeveel kracht ik heb gezet. Ik heb namelijk een aantal keren mijn armen hard aangetrokken. Op het bed werd haar lichaam slap en voelde ik wat nattigheid, ik wist in eerste instantie niet waar dat vandaan kwam. Ik liet haar los en ik realiseerde mij dat zij haar urine had laten lopen. Vervolgens zag ik dat ze allemaal vlekken kreeg. Ik heb haar toen pijnprikkels gegeven in haar nek en oog, maar daar reageerde ze niet op. Ik heb ook nog aan haar pols gevoeld, maar ik voelde niets. Toen kwam bij mij het besef dat ze was overleden. Omdat ze haar urine had laten lopen, dacht ik dat het beter was als ik haar in de badkamer zou neerleggen. Ik heb geen 112 gebeld of geprobeerd om haar te reanimeren. Ik heb [slachtoffer] naar de badkamer gesleept, ze lag met haar hoofd richting de douche en haar voeten richting de deur.
Een
proces-verbaal van verhoor van verdachtebij de politie van 26 augustus 2023, inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Je zag al de verkleuring en alles en ik voelde nog een keer. Maar toen werd het al koud-achtig. Ik weet nog wel, ik heb zelf een bloeddrukmeter voor mijn ziekte, zeg maar. Die heb ik bij haar om gedaan en dat ook nog gekeken. Maar ja, toen zag ik ook.... Die gaf ook niks meer aan, die gaf alleen maar piep, piep, piep, nul, nul, nul, nul aan.
Een
proces-verbaal forensisch overlijdensonderzoek [slachtoffer] (en de daarbij gevoegde fotomap), opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op vrijdag 25 augustus 2023 om 20:45 uur kwamen wij naar aanleiding van een melding doodslag/moord, voor een forensisch onderzoek aan op de locatie [adres] te [woonplaats] . In het midden van de badkamer zagen wij op de vloer het stoffelijk overschot van een vrouw liggen. Zij lag op haar rug, in het verlengde van de badkamerdeur en met haar benen naar de ingang van de badkamer. Wij zagen dat zij met haar bovenlichaam op een douchemat lag. Haar benen lagen op de getegelde vloer. Zij lag met haar linkerhand op haar buik en met de rechterhand onder het badkamermeubel. Wij zagen aan de binnenzijde van haar linker bovenbeen een bebloede wond. Aan de buitenzijde van haar rechterbeen zagen wij wat bloederige vegen en twee kleine bebloede wondjes. Met behulp van de uitgevoerde temperatuurmetingen is er onderzoek gedaan naar een indicatie van de tijd van overlijden van het slachtoffer. Dit onderzoek is uitgevoerd conform het Nomogram van Henssge. Het Nomogram van Henssge geeft aan de hand van de variabelen een tijdsspanne waarbij de kans dat de tijd van overlijden in die tijdsspanne valt, 95% is. Op basis van de berekening lag de tijd van overlijden van het slachtoffer, hoogstwaarschijnlijk, tussen donderdag 24 augustus 2023 om 18:00 uur en vrijdag 25 augustus 2023 om 10:00 uur.
Het
Forensisch pathologisch onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet-natuurlijke aard van overlijden (en de daarbij gevoegde bijlagen), van 15 januari 2024, opgemaakt door arts en forensisch patholoog drs. P.M.I. van Driessche, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Overledene
Naam: [slachtoffer]
Geboortedatum: [1970]
Geboorteplaats: [geboorteplaats]
Bovengenoemde persoon is levenloos aangetroffen op [adres] te [woonplaats]
op 25 augustus 2023.
Interpretatie van de resultaten
Ten aanzien van de doodsoorzaak
Aan het gelaat (aan de neus en de mond) waren oppervlakkige huid-
beschadigingen (sub B5), aan de binnenzijde van de onderlip en aan het bovenste
lipriempje waren bloeduitstortingen (sub B6), zoals door samendrukkende dan wel
stomp botsende krachtsinwerking alhier. Uitwendige belemmering van de adem-
wegen door samendrukkende krachtsinwerking (zoals door 'smoren') kan het
overlijden eventueel verklaren, bij uitsluiten van andere mogelijke doodsoorzaken
(zie hieronder).
Aan het gelaat was mogelijk sprake van een patroon in het letsel met ietwat rechte
lijnen en een rechte hoek. Mogelijk kan dit verklaard worden door contact met een
voorwerp dan wel textiel of door opgetreden samendrukken van huidplooien ten
tijde van de krachtsinwerking alhier.
Er was stuwing van het hoofd en de hals boven het niveau van de sleutelbeenderen (sub B4). Dit is op zich een aspecifieke bevinding die bij meerdere doodsoorzaken kan passen en welke aangetroffen kan worden bij (onder meer) 'smoren', anderszins belemmeren van de luchtwegen of acuut falen van de hartfunctie (zoals door ziekelijke veranderingen).
Er werd plaatselijk een enkele stipvormige bloeduitstorting ('petechie') aangetroffen (sub B4) aan de huid, doch niet in de bindvliezen van de oogleden. Ook toonde de hals (inclusief het tongbeen, het schildkraakbeen en het ringkraakbeen geen (recent) letsel (sub B8). Alhoewel er derhalve geen positieve aanwijzingen waren voor samendrukkend krachtsinwerking aan de hals (zoals door 'wurgen') sluit dit een overlijden te gevolge van een dergelijke krachtsinwerking ook niet geheel uit. Immers, een overlijden door 'wurging' hoeft niet altijd met letsel of 'petechiën' gepaard te gaan.
Er waren beperkte en langer bestaande ziekelijke veranderingen aan het hart en
de longen (sub A en B22 t/m B25). Gezien de overige bevindingen kunnen zij
mogelijk een bijdrage geleverd hebben aan (met name de snelheid van) het over-
lijden maar lijkt het niet waarschijnlijk dat zij zelf primair oorzakelijk geweest zijn
voor het overlijden.
De overige aangetroffen letsels hebben geen directe rol van betekenis gespeeld ten aanzien van het overlijden.
Conclusie
Het overlijden kan mogelijk verklaard worden door het uitwendig belemmeren van
de luchtwegen (zoals door 'smoren'), waarbij samen drukkende krachtsinwerking aan
de hals (zoals door 'wurgen') niet geheel uitgesloten kan worden.
Mogelijk hebben ziekelijke veranderingen aan het hart en de longen alsook
intoxicatie een bijdrage geleverd aan (met name de snelheid van) het overlijden.
Gezien de bevindingen lijkt het niet waarschijnlijk dat deze zelf primair oorzakelijk
geweest zijn voor het overlijden.
Bewijsoverweging feit 1
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of er een causaal verband bestaat tussen het handelen van verdachte en het overlijden van het slachtoffer.
De verdediging heeft aangevoerd dat het slachtoffer nog moet hebben geleefd toen de verdachte haar woning rond 09.50 uur voor de laatste keer verliet. De verdediging baseert dit op de verklaring van buurvrouw [getuige] dat zij het slachtoffer die middag nog om 15.00 uur op het balkon heeft gezien én op het feit dat de voordeur van binnen op de knip zat; dit laatste zou alleen door het slachtoffer kunnen zijn gedaan.
De rechtbank stelt voorop dat dit scenario zó onwaarschijnlijk is dat er alleen daarom al aan voorbij zou moeten worden gegaan. Het zou immers betekenen dat het slachtoffer,
- waarvan verdachte met de nodige controles al rond 07.00 uur ’s morgens had geconcludeerd dat zij niet meer leefde na de verweten geweldshandelingen;
- dat verdachte vervolgens in een bepaalde positie op de vloer van de badkamer had gelegd;
- en dat vervolgens tot 09.50 uur geen enkel teken van leven meer had gegeven terwijl verdachte vrijwel die gehele tijd in de woning was;
daarna weer tot leven zou zijn gekomen. En in plaats van alarm te slaan of de verwondingen op haar benen te verzorgen zou het slachtoffer de deur van binnen op de knip hebben gedaan en op het balkon zijn gaan staan zonder daar om hulp te roepen. Daarna zou zij weer naar de badkamer zijn gegaan, daar zijn gaan liggen in dezelfde positie als verdachte haar daar uren eerder had neergelegd en vervolgens zonder aanwijsbare oorzaak zijn overleden.
Daar komt bij dat de twee pijlers waarop de verdediging zich baseert, niet voldoende stevig zijn.
Ten eerste hecht de rechtbank – zeker in het licht van het voorgaande – aan de verklaring van de getuige [getuige] onvoldoende waarde. De stelligheid waarmee zij verklaart dat zij het slachtoffer ’s middags rond 15.00 uur nog op het balkon heeft gezien, wordt bovendien ondergraven doordat zij met een zelfde stelligheid verklaart dat zij die middag ook de auto van het slachtoffer voor de woning heeft zien staan – waarbij de getuige overigens wisselend verklaart over het precieze tijdstip en de volgorde waarin de waarnemingen plaatsvonden –, wat in beide varianten van haar verklaring aantoonbaar onjuist is. De verklaring van de getuige sluit daarnaast niet aan bij het tijdsinterval waarbinnen het overlijden blijkens het forensisch overlijdensonderzoek moet hebben plaatsgevonden.
Ten tweede, dat verdachte de deur niet op de knip kan hebben gedaan, is gebaseerd op diens eigen verklaring dat hij de woning door de voordeur heeft verlaten. Of dat echt zo is gegaan staat echter niet vast. Gebleken is dat er voor hem ook een andere mogelijkheid was om de woning te verlaten, te weten door het slaapkamerraam. Dit is in de reconstructie van de politie op de plaats delict uitgevoerd door een op hem gelijkende stand-in van verdachte. De raadsman heeft met een Powerpointpresentatie bij zijn pleidooi getracht aan te tonen dat verdachte om 09.50 uur niet door het slaapkamerraam maar via de voordeur de woning heeft verlaten. De beelden uit het dossier waarmee de raadsman dit tracht aan te tonen, zijn echter te onduidelijk om die conclusie te kunnen trekken. De camerabeelden zijn van grote afstand gemaakt door de deurbelcamera van [adres] , gelegen schuin tegenover de woning van het slachtoffer. De rechtbank wijst er op dat op de camerabeelden van de [adres] niet meer dan een schokkerig bewegende zwarte vlek zichtbaar is op de galerij voor de voordeur en het naastgelegen slaapkamerraam. Wáár deze vlek zich precies bevindt en welke bewegingen hij maakt, kan op basis van de beelden niet worden vastgesteld. Tekenend is ook dat op de screenshot van de beelden waar kennelijk een politieagent de woning via het raam inklimt (op welke beelden de raadsman zich in belangrijke mate baseert) ook slechts één vlek zichtbaar is. Dit rijmt niet met de bodycambeelden die van die zelfde gebeurtenis zijn gemaakt, en waaruit volgt dat zich op dat moment zeker drie agenten op verschillende plekken op de galerij bevonden.
De rechtbank komt dan ook op grond van het voorgaande tot de conclusie dat, anders dan door de verdediging is gesteld, het slachtoffer niet meer in leven was op het moment dat verdachte in de ochtend van 25 augustus 2023 de woning verliet.
Het overlijden van het slachtoffer
Uit het forensisch pathologisch onderzoek volgt dat er geen zekere doodsoorzaak kan worden aangewezen, maar dat het overlijden van het slachtoffer mogelijk verklaard kan worden door het uitwendig belemmeren van de luchtwegen (zoals door ‘smoren’), waarbij samendrukkende krachtsinwerking aan de hals (zoals door ‘wurgen’) niet geheel kan worden uitgesloten. Uit de verklaring van verdachte volgt onder meer dat hij het slachtoffer in een wurggreep heeft vastgepakt, dat hij meerdere malen zijn wurggreep heeft verstevigd, dat hij het slachtoffer aan haar nek heeft opgetild en dat hij haar vervolgens naar haar bed heeft gesleept. Eenmaal op het bed heeft verdachte de een arm om de nek van het slachtoffer geslagen. Met de andere arm heeft hij de neus en de mond van het slachtoffer bedekt. Het slachtoffer werd in één keer slap en liet haar urine lopen. Verdachte heeft pas op dat moment de nek van het slachtoffer losgelaten. Verdachte heeft vervolgens pijnprikkels toegepast en zelfs nog een bloeddrukmeter aangelegd, maar kwam tot de conclusie dat het slachtoffer al was overleden.
De rechtbank komt gelet op het voorgaande tot het oordeel dat het slachtoffer als gevolg van de door verdachte gepleegde handelingen om het leven is gekomen, waarmee het causale verband is gegeven. De bevindingen uit het pathologisch onderzoek sluiten daar op aan, evenals de bevindingen over het tijdsinterval waarbinnen de dood is ingetreden uit het overlijdensonderzoek. Dat uit het pathologisch onderzoek ook volgt dat mogelijk ziekelijke veranderingen aan het hart en de longen alsook intoxicatie een bijdrage aan het overlijden kunnen hebben geleverd, maakt dit niet anders. Dit nu deze factoren volgens het onderzoek met name van invloed kunnen zijn geweest op de snelheid van het overlijden en het niet waarschijnlijk is dat deze primair oorzakelijk zijn geweest voor het overlijden van het slachtoffer.
Opzet op de dood
Om te komen tot een bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde is wettig en overtuigend bewijs vereist dat verdachte, al dan niet in voorwaardelijke zin, opzet had op het doden van het slachtoffer.
Dat verdachte het slachtoffer willens en wetens heeft willen doden (vol opzet) valt op grond van de inhoud van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting niet vast te stellen. Wel is er minstgenomen sprake van voorwaardelijk opzet. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig als verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg, in dit geval de dood, zal intreden. Het is een feit van algemene bekendheid dat het gedurende enige tijd belemmeren van de luchtwegen (door het dichthouden, dichtknijpen en/of dichtgeknepen houden van de neus, mond en/of keel) een risicovolle handeling is die de aanmerkelijke kans in het leven roept dat iemand komt te overlijden. Uit de verklaring van verdachte volgt welke geweldshandelingen hij op het slachtoffer heeft toegepast. Die komen neer op smoren dan wel verwurgen gedurende langere tijd, namelijk achtereenvolgens in de woonkamer, de gang en de slaapkamer. Uit de verklaring van verdachte volgt dat hij daarbij forse kracht heeft gebruikt, waarbij het slachtoffer zelfs werd opgetild van de grond. Met deze geweldshandelingen heeft hij de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer bewust aanvaard en dat risico heeft zich ook verwezenlijkt.
De rechtbank acht, gelet op al het voorgaande, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 tenlastegelegde doodslag van [slachtoffer] , zoals hieronder in rubriek 5 is omschreven.
Feit 2is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 2 tenlastegelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 7 maart 2025;
- een proces-verbaal van bevindingen
- een proces-verbaal van bevindingen camerabeelden;
- een proces-verbaal van bevindingen;
Feit 3is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 3 tenlastegelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 7 maart 2025
- een proces-verbaal van bevindingen camerabeelden
- een proces-verbaal van bevindingen.