ECLI:NL:RBMNE:2025:1540

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 april 2025
Publicatiedatum
4 april 2025
Zaaknummer
16/212955-24 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen met minderjarige jongens door verdachte

In deze strafzaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 3 april 2025 uitspraak gedaan in een zaak tegen een 31-jarige verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen met drie jongens van 14 jaar oud. De feiten vonden plaats in een schuurtje waar de verdachte de jongens had uitgenodigd onder het voorwendsel hen te helpen met het vinden van een baantje. De verdachte heeft de jongens bedreigd en gedwongen tot seksuele handelingen, waarbij hij hen ook fysiek heeft aangeraakt. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers als betrouwbaar en consistent beoordeeld, en heeft vastgesteld dat de verdachte alle ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, en heeft daarnaast een contactverbod en locatieverbod opgelegd. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die als gevolg van de feiten schade hebben geleden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/212955-24 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 3 april 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1993] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[adres] te [woonplaats] ,
hierna verder: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 20 maart 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M.M. Rademaker en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. L.A. Sjadijeva, advocaat te Rotterdam, alsmede mr. P. van der Geest, advocaat te Utrecht, namens de benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1:
Op 30 juni 2024 te De Meern ontuchtige handelingen heeft gepleegd met [slachtoffer 1] die op dat moment de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt;
Feit 2:
In de periode van 1 juni 2024 tot en met 30 juni 2024 te De Meern ontuchtige handelingen heeft gepleegd met [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , die op dat moment de leeftijd van zestien jaren nog niet hadden bereikt;
Feit 3:
In de periode van 1 juni 2024 tot en met 30 juni 2024 te De Meern zich schuldig heeft gemaakt aan seksueel corrumperen van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , die op dat moment de leeftijd van zestien jaren nog niet hadden bereikt;
Feit 4:
Bedreiging van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] in de periode van 1 juni 2024 tot en met 30 juni 2024 te De Meern door tegen hen te zeggen:
“als je nu je lul niet laat zien, kom ik naar je huis toe" en/of "ik maak je dood" en/of
"als jullie mij verraden, maak ik jullie dood" en/of "kom nu terug, anders kom ik
naar je huis", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking
en/of door zijn, verdachtes, vuist tegen het gezicht van die [slachtoffer 1] te houden en hem
(daarbij) dreigend de woorden toe te voegen "trek je af anders mishandel ik je en ga ik op je spuiten", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle vier ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 2, feit 3 en feit 4 ten laste gelegde. De raadsvrouw heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat verdachte de feiten ontkent en dat er onvoldoende bewijs in het dossier zit om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Ten aanzien van het onder feit 1 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw van verdachte zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
Verdachte wordt verdacht van onder meer het plegen van ontuchtige handelingen met drie jongens van 14 jaar oud. De handelingen zouden hebben plaatsgevonden in een schuurtje waarover verdachte de beschikking had (waarbij de jongens in wisselende samenstelling aanwezig waren). De jongens kwamen in contact met verdachte, die werkzaam is als pakketbezorger, omdat ze een baantje zochten en verdachte bood zijn hulp aan.
Gelet op de samenhang tussen de feiten zal de rechtbank de bewijsmiddelen hierna gezamenlijk bespreken. De bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben.
Bewijsmiddelen [1]
Aangiften
Proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 1]
Plaats delict: [adres] , [woonplaats] , binnen de gemeente Utrecht. [2]
Aangever:
Achternaam: [slachtoffer 1]
Voornamen: [voornamen]
Geboren: [2010] . [3]
Ik ging met mijn vriend [slachtoffer 2] naar die man (de rechtbank begrijpt: verdachte). We zouden gaan chillen in de schuur. Toen begon hij met zijn hand mijn knie vast te houden voor een lange tijd. Daarna had hij porno filmpjes aangezet en zei hij dat hij wilde aftrekken. Hij zei toen dat wij ook moesten komen en mee moesten doen. Als we dat niet zouden doen dan zou hij ons gaan slaan. Toen kwam hij op een gegeven moment bij mij staan. Hij greep mij toen bij mijn kruis en ik duwde hem toen weg. Toen deed hij dat ook bij mijn vriend en hij zei dat hij tegen ons zou spuiten. Toen kwam hij klaar op de grond. Hij had toen de deur op slot gedaan. [4]
Hij ging aan mijn knie zitten en toen ging hij dichterbij en dichterbij en toen greep hij mij. Hij greep mij bij mijn geslachtsdeel, onder mijn kleding. Hij ging met zijn hand in mijn onderbroek en raakte mijn blote piemel aan. Ik vroeg aan hem of hij van plek kon wisselen. Toen zat hij naast [slachtoffer 2] en deed hij precies hetzelfde. [5]
Hij zei dat we ons moesten aftrekken en als we dat niet zouden doen dan zou hij ons slaan. Toen is hij zichzelf gaan aftrekken. Hij zei dat hij hem even stijf ging maken en is zichzelf gaan aftrekken en toen is hij klaargekomen op de grond. Hij heeft zich afgetrokken voordat hij aan ons had gezeten en hij is klaargekomen nadat hij aan ons had gezeten. Hij zei ‘wil je mijn piemel zien’. Ik zei dat het niet hoefde. Hij liet hem wel zien, maar ik zag alleen zijn topje. [6]
Proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden [slachtoffer 1]
Vandaag, 30 juni 2024, was [slachtoffer 1] met [slachtoffer 2] in het schuurtje. Daar ging verdachte aan de knie van [slachtoffer 1] zitten en liet hij ze naaktfoto’s van meisjes zien op zijn telefoon. Verdachte was zich aan het aftrekken en greep met zijn andere hand in de onderbroek van [slachtoffer 1] . Daar greep hij [slachtoffer 1] piemel en ballen vast op zijn huid en hij voelde dat hij er een paar keer in kneep. Verdachte zei tegen de jongens dat als zij zich niet gingen aftrekken, hij ze zou mishandelen en op hen zou gaan spuiten. Daarbij heeft hij zijn vuist tegen de zijkant van het gezicht van [slachtoffer 1] gehouden. [7]
Proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 2]
Aangever:
Achternaam: [slachtoffer 2]
Voornamen: [voornamen]
Geboren: [2010] . [8]
Daarna spraken we af bij de schuur. De eerste keer was leuk en gezellig. De tweede keer was het ook leuk, maar hij bleef maar rare vragen stellen via de app. Zoals dat ik me moest aftrekken en dat ik dan 400 of 600 euro zou krijgen. Ik zei nee en op een gegeven moment ging hij ons bedreigen. Hij zei dat ik mijn locatie gegevens moest aanzetten. Hij dreigde dan dat hij naar me toe zou komen als ik niet naar buiten zou komen. Toen ben ik twee weken lang thuis gebleven omdat ik bang was dat hij me op zou zoeken. Uiteindelijk kwam ik weer in de schuur. Hij deed de deur op slot en hij zei dat hij hem pas weer open zou maken als we ons broek uit zouden trekken. [9]
Ik was bang dat hij me wat aan zou doen. Hij had me al vaker hard achter in mijn nek geknepen. [10]
De derde keer heeft hij onze broek uitgetrokken. [slachtoffer 1] en ik kwamen de schuur binnen en hij deed de deur op slot. Hij zei dat we niet weg mochten, tenzij we onze broek uit deden. We gaven aan dat we dat niet wilden. Hij dreigde dat hij iemand zou bellen als we het niet
deden. Hij begon ons te knijpen in onze broek. Voordat wij onze broek uit moesten doen begon hij zichzelf af te trekken. Hij riep daarna eerst mij en ik moest mijn broek uittrekken. Daarna riep hij [slachtoffer 1] en moest hij zijn broek uittrekken. [11]
Hij begon in mijn piemel te knijpen. Dat deed hij ook bij [slachtoffer 1] . Ik heb dat zelf gezien. Ik vond het best wel eng. Hij kneep eerst in de piemel van [slachtoffer 1] en toen in mijn piemel.
Een andere keer was ik met [slachtoffer 3] . Toen zat verdachte met zijn hand in zijn broek en zat hij in zijn eigen piemel te knijpen. [12]
Proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden [slachtoffer 2]
Tijdens de momenten in de schuur begon verdachte [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] te slaan, aan te raken, te bedreigen en te wurgen (door een hand om de keel heen te doen en erin te knijpen). Verdachte dreigde onder andere met: ‘Als je nu je lul niet laat zien, kom ik naar je huis toe’ en ‘ik maak je dood’. Het aanraken bestond uit het uittrekken van de broek, met de hand hun piemel vasthouden en erin knijpen. Ook kneep hij in de lul door de broek heen. Dit was zowel bij [slachtoffer 2] als bij [slachtoffer 3] en gebeurde elke dag als ze er waren. Als ze in de schuur waren, sloot hij ze ook op en zei dat ze pas over een half uur weg mochten. Als [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] niet wilden komen dan bedreigde verdachte hen en zocht hij hen op. Hij zei dat ze dan 5 minuten de tijd hadden om bij het schuurtje te komen. [13]
Vandaag, 30 juni 2024, heeft verdachte zichzelf ook afgetrokken. Terwijl hij dit deed zei hij dat hij op hen zou gaan spuiten. Verdachte zei tegen de jongens dat ze niet weg mochten tot zij zich ook hadden afgetrokken. Ook moesten ze hun broek uitdoen. Als ze dat niet deden zou hij ze dood maken. [14]
Proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 3]
Aangever:
Achternaam: [slachtoffer 3]
Voornamen: [voornamen]
Geboren: [2010] . [15]
Ik wil aangifte doen van iemand die mij aanraakte op plekken waar ik het niet wilde.
De eerste keer gingen we een dagje mee toen hij pakketten ging bezorgen. Op de terugweg wilde hij mij naar huis brengen. Hij bood toen 300 euro om aan mijn lul te zitten. Toen ging hij in mijn lul knijpen. Ik ging naar rechts toe en zei ‘nee, nee, niet doen’. Toen deed hij het alsnog. Hij zei toen: ‘Nu naast mij komen zitten of ik steek jou’. [16] Dit was begin juni 2024, twee dagen nadat ik hem had leren kennen. Toen [slachtoffer 2] ook nog in de bus zat, deed verdachte telkens zijn hand op mijn bovenbeen. [17] De volgende keer dat hij het deed, begon hij ook te dreigen. Hij vroeg mij via de app of ik naar de schuur kwam. Ik deed dat, samen met [slachtoffer 2] . Toen ik daar aankwam, begon hij te dreigen. Hij zei dat ik hem niet boos moest maken. Hij zei ook dat ik naar de schuur moest komen als hij dat zei. Hij probeerde in mijn lul te knijpen in de schuur. Hij ging over zijn eigen lul wrijven om hem stijf te krijgen en toen ging hij zichzelf aftrekken in zijn broek. Hij deed elke keer de deur op slot als we daar waren. [18]
De schuur staat aan [straat] in [woonplaats] .
Ik ben in totaal ongeveer zes keer geweest. En het ging telkens hetzelfde, behalve de laatste keer. Toen pakte hij mij in de wurggreep bij mijn keel tot ik blauw werd. Deze laatste keer was de eerste keer dat ook [slachtoffer 1] erbij was. [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , ik en die man waren dus in die schuur toen dat gebeurde. Hij kneep in mijn lul en wurgde mij. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn de volgende dag nog een keer naar de schuur geweest, maar ik wilde niet meer. [19]
Hij stuurde vaak foto's van zijn sperma en dan vroeg hij of ik een foto wilde sturen van mijn lul. Daarvoor zou ik geld krijgen zei hij. Ook heeft hij 600 euro geboden als ik wilde videobellen terwijl ik mezelf aftrok. [20]
In de schuur gingen we een beetje praten, shisha roken en hij keek porno en liet dat dan zien op zijn telefoon en hij kneep dus in mijn/onze lul. [21]
Proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden [slachtoffer 3]
Verdachte had tegen hem gezegd: ‘Als jullie mij verraden, maak ik jullie dood’. [22]
Forensisch onderzoek
Proces-verbaal waarneming en afname celmateriaal
Bij verdachte is wangslijmvlies afgenomen. [23]
De SIN betreft: WADZ1350NL – [verdachte] . [24]
Proces-verbaal waarneming en afname celmateriaal
Bij [slachtoffer 1] , geboren op [2010] , is wangslijmvlies afgenomen. [25]
De SIN betreft: WAEZ3269NL - [slachtoffer 1] . [26]
NFI-rapport van 27 september 2024
Onderstaand referentiemateriaal is onderworpen aan een DNA-onderzoek:
SIN WAEZ3269NL – slachtoffer [slachtoffer 1]
SIN AARL3382NL – onderbroek van slachtoffer [slachtoffer 1] [27]
AARL3382NL#03: binnenzijde van het midden van de tailleband -> een relatief grote hoeveelheid DNA: slachtoffer [slachtoffer 1] en een relatief kleine hoeveelheid DNA: verdachte [verdachte] .
AARL3383NL#04: binnenzijde van het midden van het voorpand -> een relatief grote hoeveelheid DNA: slachtoffer [slachtoffer 1] en een relatief kleine hoeveelheid DNA: verdachte [verdachte] . Bewijskracht: meer dan 1 miljard. [28]
DNA-mengprofiel AARL3382NL#04 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer het DNA afkomstig is van slachtoffer [slachtoffer 1] en verdachte [verdachte] , dan wanneer het DNA afkomstig is van slachtoffer [slachtoffer 1] en één willekeurige onbekende persoon. [29]
Telefoon
Proces-verbaal van bevindingen
Onder [slachtoffer 2] is de volgende telefoon in beslag genomen: een iPhone 13. [30]
SMS bericht tussen [slachtoffer 2] en verdachte op 30 juni 2024. Verdachte: ‘Neem op of ik rij naar je huis nu’ ‘En zeg dat je vape doet’. [31]
Verwijderd bericht tussen verdachte en [slachtoffer 2] op 21 juni 2024. Verdachte: ‘We gaan hem pagga laten slaan morgen oke we zeggen we kijken niet mee'. ‘Pagga slaan’ is straattaal voor aftrekken. [32]
Overig
Proces-verbaal van bevindingen
Op 30 juni 2024 kwamen wij, verbalisanten, ter plaatse op [straat] te [woonplaats] . Ter hoogte van het schuurtje werden wij gewenkt door [slachtoffer 3] en zijn stiefvader. [slachtoffer 3] vertelde dat hij sinds drie weken contact had met verdachte en dat zij meerdere keren met hem hadden afgesproken. Vandaag had hij een berichtje gekregen van zijn vriend waarin de jongens zeiden dat ze vastgehouden werden in het schuurtje. Daarbij werd een filmpje gestuurd waarop een man te zien was die zichzelf aan het aftrekken was. Door middel van de sleutel hebben wij de schuur geopend. Ik zag dat het raam van de deur afgeplakt was met een vuilniszak. Wij zagen dat er geen mensen meer in de schuur waren. Ik zag dat er een waterpijp stond met daarop [33] drie gloeiende blokjes. Ik zag in de schuur veel afval en papieren doekjes. Terwijl wij daar stonden, hoorden wij de stiefvader van [slachtoffer 3] zeggen dat de jongens nu bij hen thuis waren. Hierop zijn wij naar het huis van [slachtoffer 3] gegaan. Daar sprake wij met [A] . Ik hoorde haar zeggen dat haar zoon vannacht overstuur bij haar was gekomen met een verhaal over een schuur en de seksuele handelingen die daar gebeurden bij zijn vrienden. [34]
Verklaringen van verdachte
Proces-verbaal van verhoor
Ze zeiden dat ze 14 jaar waren. [35]
Verklaring ter terechtzitting
Het klopt dat ik [slachtoffer 1] heb aangeraakt in zijn onderbroek.
Ook heb ik geprobeerd om met [slachtoffer 3] te facetimen om seksuele handelingen te doen. [36]
Bewijsoverweging
De rechtbank stelt voorop dat in zedenzaken (zoals ook deze zaak) bij de beoordeling van het bewijs zich vaak de situatie voordoet dat alleen het veronderstelde slachtoffer en de veronderstelde dader aanwezig zijn geweest bij de bewuste handelingen. Als de verdachte ontkent, is het het woord van de één (slachtoffer) tegen het woord van de ander (verdachte).
Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan, kan, volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, niet in algemene zin worden beantwoord, maar vergt een beoordeling van het concrete geval. Uit de jurisprudentie kan worden afgeleid dat in zedenzaken niet is vereist dat het misbruik als zodanig bevestiging vindt in ander bewijsmateriaal, maar dat het afdoende is wanneer de verklaring van de aangever op onderdelen steun vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. Tussen de verklaring en het overige gebezigde bewijsmateriaal mag geen sprake zijn van een te ver verwijderd verband.
In het onderhavige geval wordt het bewijs met name gevonden in de verklaringen van de drie minderjarige jongens. De rechtbank heeft geen twijfel ten aanzien van de betrouwbaarheid van de verklaringen van de jongens. Hun verklaringen zijn concreet (ze benoemen duidelijk welke handelingen er precies zijn verricht), hun verklaringen zijn zeer gedetailleerd (ze noemen details over hoe de handelingen tot stand kwamen, wat verdachte daaromheen deed en met wie en waar ze waren) en hun verklaringen zijn consistent (hetgeen ze verklaren, zowel direct in de tuin tegenover de politie als tegenover de zedenrechercheurs bij de informatieve gesprekken en later in hun aangifte, komt in de kern met elkaar overeen). Dat de verklaringen van de jongens onderling op sommige punten verschillen, zoals de raadsvrouw benoemt, maakt de verklaringen niet minder betrouwbaar, integendeel, het maakt de verklaringen van de jongens authentiek en geloofwaardig. Bovendien komen hun verklaringen in de kern met elkaar overeen. De rechtbank zal daarom uitgaan van de verklaringen van de jongens.
Daarnaast worden de verklaringen van de jongens op verschillende onderdelen ondersteund door elkaar. [slachtoffer 1] was samen met [slachtoffer 2] en verklaart dat verdachte het grijpen en knijpen in het geslachtsdeel zowel bij hem als bij [slachtoffer 2] deed. [slachtoffer 2] verklaart dat hij zag dat verdachte het ook bij [slachtoffer 1] deed en dat verdachte het eerder bij hem en [slachtoffer 3] deed. [slachtoffer 3] verklaart dat hij in de schuur met [slachtoffer 2] samen was en dat verdachte het dan bij hen allebei deed. Ze verklaren derhalve over elkaar en ze hebben verdachte het grijpen en knijpen in het geslachtsdeel zien doen bij de anderen. Ook over de omstandigheden eromheen verklaren de jongens vergelijkbaar: het over de kleding heen vastpakken van hun geslachtsdeel en daarna onder de kleding, het
knijpenin hun geslachtsdeel, het laten zien van pornofilmpjes daarbij, maar ook het sturen van filmpjes dat hij zichzelf aftrekt en foto’s van zijn sperma via de telefoon en het bieden van geld voor het sturen van foto’s.
De verklaringen van de jongens worden ook ondersteund door het forensisch DNA-onderzoek en hetgeen in de telefoon van [slachtoffer 2] is aangetroffen. Daarnaast worden de verklaringen van de jongens ondersteund door hetgeen de politie aantreft kort na het incident op 30 juni 2024 en hetgeen de moeder van een vriend van de jongens in de tuin vertelt.
De rechtbank is verder van oordeel dat de verklaringen van de jongens ten aanzien van bepaalde elementen worden ondersteund door de verklaringen van verdachte zelf (het afspreken in de schuur, het op slot doen van de schuur en dat hij via de telefoon seksuele handelingen wilde verrichten).
Op grond van bovenstaande feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat verdachte alle vier ten laste gelegde feiten heeft begaan.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de tenlastegelegde periode te beperken tot één dag, te weten 30 juni 2024, zoals door de raadsvrouw is bepleit. Uit het dossier volgt dat [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] verdachte ruim drie weken kenden en dat de ontuchtige handelingen ongeveer twee dagen na de kennismaking begonnen en gedurende de ten laste gelegde periode meermalen hebben plaatsvonden.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
op 30 juni 2024 te De Meern, gemeente Utrecht, met [slachtoffer 1] , geboren op [2010] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het betasten van en grijpen in het kruis van die [slachtoffer 1] en
- met zijn, verdachtes, hand in de onderbroek van die [slachtoffer 1] voelen en knijpen
in diens penis en testikels;
2.
in de periode van 1 juni 2024 tot en met 30 juni 2024 te De Meern, gemeente Utrecht, meermalen met [slachtoffer 2] (geboren op [2010] ) en [slachtoffer 3] (geboren op [2010] ), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet hadden bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten (telkens)
- het betasten van en knijpen in het kruis van die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 3]
en
- met zijn, verdachtes, hand in de (onder)broek van die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 3] voelen en knijpen in diens penis en
- het uittrekken van de broek van die [slachtoffer 2] en vervolgens met de hand vasthouden van en knijpen in de penis van die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 3] ;
3.
in de periode van 1 juni 2024 tot en met 30 juni 2024 te De Meern, gemeente Utrecht, meermalen, jongens, waarvan verdachte wist dat dezen de leeftijd van zestien jaren nog niet hadden bereikt, (telkens) met ontuchtig oogmerk ertoe heeft bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen, immers heeft hij, verdachte, [slachtoffer 1] (geboren op [2010] ) en [slachtoffer 2] (geboren op [2010] ) meegenomen in een schuur en zijn, verdachtes, ontblote penis aan die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] getoond en zichzelf afgetrokken en geëjaculeerd;
4.
in de periode van 1 juni 2024 tot en met 30 juni 2024 te De Meern, gemeente Utrecht [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen
"als je nu je lul niet laat zien, kom ik naar je huis toe" en "ik maak je dood" en
"als jullie mij verraden, maak ik jullie dood" , althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en door zijn, verdachtes, vuist tegen het gezicht van die [slachtoffer 1] te houden en hem (daarbij) dreigend de woorden toe te voegen "trek je af anders mishandel ik je en ga ik op je spuiten", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1 en feit 2:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd;
Feit 3:
een persoon, van wie hij weet dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, met ontuchtig oogmerk ertoe bewegen getuige te zijn van seksuele handelingen, meermalen gepleegd;
Feit 4:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met de (bijzondere) voorwaarden zoals geadviseerd door het NIFP en de reclassering. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat de maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht zal worden opgelegd, te weten een contactverbod en een locatieverbod en dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar zal worden verklaard.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft in het kader van de strafmaat het volgende aangevoerd. Gelet op de persoon van verdachte dient het zwaartepunt te liggen op resocialisatie en het inzetten van vaardigheden van verdachte om recidive te voorkomen. Hoewel verdachte nu niet heeft willen praten, heeft de raadsvrouw er alle vertrouwen in dat hij dit tegenover professionals wel zal doen, zodat de risico’s ondervangen kunnen worden. Om die reden meent de raadsvrouw ook dat bij het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf kan worden volstaan met de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft gezeten, te weten ruim zes maanden, en dat beter direct kan worden gestart met behandeling en begeleiding van verdachte. Gezien zijn persoonlijke omstandigheden: de zorg voor zijn ouders en zijn eigen gezondheidsproblemen, is dat ook beter. Bovendien is het schorsingstoezicht de afgelopen tijd goed verlopen. Mocht de rechtbank opnieuw een locatieverbod opleggen dan vraagt de raadsvrouw aandacht voor een heroverweging van het opnemen van de Europaweg, aangezien verdachte voor het vermijden van deze weg moet omrijden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich gedurende ongeveer een maand schuldig gemaakt aan het plegen van ontucht met drie minderjarige jongens door zowel over de kleding als op de blote huid in hun geslachtsdeel te grijpen en daarin te voelen en te knijpen en daarnaast zichzelf af te trekken in hun bijzijn. Ook heeft verdachte deze jongens gedurende deze periode bedreigd, zodat hij de ontuchtige handelingen kon uitvoeren en om te voorkomen dat het naar buiten zou komen. Verdachte is daarbij op een slinkse manier te werk gegaan. Hij maakte contact met hen toen hij hoorde dat ze een baantje zochten en bood hen aan om hem te helpen. Ze konden pakketten voor hem bezorgen. Hij heeft de jongens daarna geld gegeven en heeft ze vervolgens uitgenodigd in zijn schuurtje om te chillen. Kort daarna is hij ontuchtige handelingen bij hen gaan verrichten. Hiermee heeft verdachte misbruik gemaakt van het vertrouwen van de jongens, maar ook een ernstige inbreuk gemaakt op hun lichamelijke en geestelijke integriteit. Het is een feit van algemene bekendheid dat jongens in deze levensfase zich nog in de ontwikkeling van hun seksualiteit bevinden. Dergelijke delicten maken een forse inbreuk op hun integriteit en kunnen een gezonde seksuele ontwikkeling doorkruisen. Slachtoffers van dit soort delicten kunnen nog lang psychische gevolgen ondervinden van wat hen is overkomen, hetgeen ook blijkt uit de slachtofferverklaringen van de jongens die aan het dossier zijn toegevoegd.
De persoon van verdachte
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie (het strafblad) van verdachte van 15 januari 2025. Hieruit volgt dat verdachte weliswaar eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit, maar niet voor een soortgelijk feit.
Verder heeft de rechtbank een Pro Justitia rapportage gelezen betreffende verdachte van 20 december 2024, opgemaakt door drs. J.S.H. Stolk, GZ-psycholoog. Uit dit rapport volgt dat verdachte een licht verstandelijke beperking heeft en moeite heeft met leren. Ook volgt uit dit rapport dat er bij verdachte sprake is van een bovengemiddeld risico om opnieuw aangeklaagd of veroordeeld te worden voor een seksueel en/of geweldsdelict. Verder is opgemerkt dat verdachte bij de psycholoog heeft verklaard dat hij nooit aan seks denkt, nooit seksuele gedachten heeft over kinderen en dat hij geen interesse heeft in exhibitionisme. Het valt de psycholoog op dat verdachte overmatig bezig lijkt te zijn met het vermijden van seksuele gedachten of gedrag. Schaamte kan hierbij een rol spelen, maar het kan ook zo zijn dat dit juist een aanwijzing is voor een seksuele preoccupatie. Bij een bewezen verklaring wordt een interventie nodig geacht, gericht op de relatievorming en seksualiteit. Na een behandeling en begeleiding en/of positieve levenservaringen verbetert de prognose ten aanzien van het recidiverisico. De behandeling zal vooral gericht moeten zijn op het vermogen tot het vormen van een stabiele relatie.
Ook heeft de rechtbank gezien het reclasseringsrapport van 11 maart 2025, opgemaakt door B. Morre, reclasseringswerker. Hieruit volgt dat de reclassering zich kan vinden in de door de gedragsdeskundige geïndiceerde ambulante behandeling, maar dat zij ook inschatten dat het rendement van deze behandeling lager is wanneer verdachte het delictgedrag, ook na een veroordeling, blijft ontkennen. Bij de reclassering heeft verdachte in eerste instantie aangegeven dat hij geen seksuele gevoelens ervaart. Na doorvragen geeft verdachte aan dat hij wel seksuele gevoelens heeft, maar geeft hij aan deze te negeren dan wel te onderdrukken omdat hij hier geen uiting aan mag geven vanwege zijn geloofsovertuiging. Verdachte ontkent ook seksuele gevoelens te hebben dan wel zich seksueel aangetrokken te voelen tot mannen of minderjarigen. Ook dat is iets wat vanuit zijn geloofsovertuiging niet is toegestaan, aldus verdachte. Naar eigen zeggen zal verdachte zich met zoiets dan ook nooit inlaten. Gelet op deze ontkenning kan de reclassering geen verband leggen tussen de verdenking en de seksualiteit van verdachte. Ook benoemt de reclassering dat als voornaamste dynamische risicofactor naar voren komt, het onvermogen van verdachte tot het vormen van een stabiele relatie en dat een ambulante behandeling daar dan ook op gericht dient te zijn, waarbij binnen die behandeling het integreren van seksuele behoeften en gedrag eveneens van belang gevonden wordt. De reclassering adviseert bij een veroordeling aan verdachte op te leggen een (deels) voorwaardelijke straf met de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling en ambulante begeleiding, een contactverbod met de slachtoffers en een locatieverbod (voor de woonomgeving van de slachtoffers) met elektronische monitoring.
De rechtbank neemt de conclusie en adviezen van de deskundigen over en maakt die tot de hare.
De straf
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf gekeken naar de straffen die in vergelijkbare zaken zijn opgelegd binnen de rechtspraak.
Gelet op de aard en ernst van de feiten is de oplegging van een vrijheidsbenemende straf gerechtvaardigd. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat het gaat om minderjarigen die door het handelen van verdachte in hun vertrouwen zijn geschaad. Ook neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte niet volledig zijn verantwoordelijkheid heeft genomen door (pas) ter terechtzitting precies datgene van de tenlastelegging te bekennen waar hij gezien het (objectieve) bewijs niet omheen kon en door de schuld grotendeels bij de jongens neer te leggen, hetgeen, gezien de ongelijkwaardige verhouding tussen hen (minderjarigen tegenover een volwassene) volstrekt ongepast is.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, onder oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door de GZ-psycholoog en de reclassering geadviseerd, een passende en geboden reactie is. De rechtbank wijkt daarbij iets af van de eis van de officier van justitie met de overweging dat de rechtbank het in dit geval van belang acht dat de behandeling en begeleiding van verdachte zo spoedig mogelijk zal kunnen starten. De rechtbank acht het echter, gezien de aard en ernst van de feiten, niet passend om, zoals de raadsvrouw heeft betoogd, in dit geval te volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en dadelijke uitvoerbaarheid
Gelet op de korte tijd waarin verdachte de feiten heeft gepleegd, de houding van verdachte ter terechtzitting en hetgeen door de deskundigen over verdachte is gerapporteerd, is de rechtbank, ter voorkoming van toekomstige strafbare feiten, van oordeel dat aan verdachte tevens een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr opgelegd dient te worden, te weten een contactverbod met de slachtoffers en een locatieverbod ten aanzien van de woonomgeving van de jongens, een en ander zoals eerder al gold gedurende het schorsingstoezicht. Wat betreft het verzoek van de verdediging ten aanzien van de Europaweg constateert de rechtbank dat deze weg midden in het woongebied van de slachtoffers ligt, zodat een aanpassing van het locatieverbod op dat punt niet aan de orde is.
De rechtbank zal deze vrijheidsbeperkende maatregel opleggen voor de duur van 3 jaren. Hierbij zal de rechtbank bevelen dat voor iedere keer dat verdachte dit contactverbod of locatieverbod overtreedt, een vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van veertien dagen met een maximum van zes maanden. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op. De rechtbank zal daarbij bepalen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is, nu verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen en gezien de persoon van verdachte. Gelet op die omstandigheden moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen tegenover de slachtoffers.
De rechtbank zal bepalen dat verdachte zich gedurende (maximaal) de eerste zes maanden van de proeftijd onder elektronisch toezicht zal stellen. Op die manier kan worden nagegaan of verdachte de aan hem opgelegde bijzondere voorwaarden nakomt.
Maatregel ex artikel 38z Sr
Verder zal de rechtbank, ter bescherming van de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking, als bedoeld in artikel 38z Sr, opleggen. Gelet op de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten en de beschrijvingen in de PO-rapportage en het reclasseringsrapport van verdachte ziet de rechtbank een herhalingsgevaar dat de oplegging van deze maatregel rechtvaardigt. Immers, verdachte lijkt ‘uit het niets’ contact te hebben gekregen met een drietal voor hem onbekende jonge jongens, waarna hij zich in een (kort) tijdsbestek heeft schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met deze jonge jongens. Verdachte wist dat de jongens veertien waren maar dat heeft hem er niet van weerhouden om deze ontuchtige handelingen met hen in een schuurtje te plegen. Uit voornoemd PO-rapport blijkt dat verdachte intellectueel beperkt is, dat hij de feiten ten aanzien van de seksuele (en: ontuchtige) component stellig ontkent, dat hij niet kan/wil praten over seksuele gevoelens en zelfs ontkent die te hebben. Verdachte heeft toegezegd volledig te willen meewerken, maar stelt zelf ‘maar een klein probleempje’ te hebben. Ook geeft hij aan dat (bijvoorbeeld) homoseksuele gevoelens niet zijn toegestaan vanuit zijn geloof. Dit alles maakt dat de rechtbank zich niet alleen ernstige zorgen maakt om verdachte (en wat zich afspeelt bij verdachte), maar ook om de toekomst waarbij verdachte (mogelijk) onbehandeld zou terugkeren in de maatschappij. Gelet op de stellige ontkenning van verdachte en het al dan niet kunnen of willen praten over zijn seksuele gevoelens en voorkeuren ziet de rechtbank ten aanzien van het op te leggen hulpkader een risico dat verdachte niet zal profiteren van de benodigde behandeling. Dat zou betekenen dat verdachte (na een eventuele vordering tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde deel van de gevangenisstraf) onbehandeld terugkeert in de maatschappij en het recidiverisico dus onverminderd hoog blijft. De rechtbank acht daarom een vangnet hiervoor in de vorm van een maatregel ex artikel 38z Sr aangewezen. Dat de kans op herhaling bestaat, ook nadat verdachte de gevangenisstraf heeft uitgezeten, volgt naar het oordeel van de rechtbank uit de rapporten en uit de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder verdachte deze heeft begaan.
Aan de wettelijke vereisten voor de oplegging van deze maatregel is voldaan. Verdachte zal namelijk worden veroordeeld tot een gevangenisstraf vanwege een misdrijf dat gericht is tegen of die gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen en waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 4.061,48. Dit bedrag bestaat uit € 61,48 aan materiële schade (opvragen medische informatie) en € 4.000,- aan immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde feiten.
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 4.175,-. Dit bedrag bestaat uit € 175,- aan materiële schade en € 4.000,- aan immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten.
[slachtoffer 3] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 4.000,-. Dit bedrag bestaat geheel uit immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 2 en 4 ten laste gelegde feiten.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van alle drie de benadeelde partijen geheel dienen te worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat, gelet op de door haar bepleite vrijspraak, de benadeelde partijen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in hun vordering. Subsidiair heeft de raadsvrouw van verdachte zich op het standpunt gesteld dat door de raadsvrouw van de benadeelde partijen ten onrechte aansluiting is gezocht bij verglijkbare zaken waarbij het om misbruik gedurende enkele jaren ging. Zij verzoekt dan ook om de vorderingen te matigen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Vordering [slachtoffer 1]
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van de bewezen verklaarde feiten (1, 3 en 4) rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert het materiële gedeelte hiervan op € 61,48 en zal dit bedrag daarom geheel toewijzen. Voor wat betreft de immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt. Gelet op de schadevergoedingen die doorgaans voor soortgelijke feiten onder soortgelijke omstandigheden worden toegewezen, acht de rechtbank een vergoeding van € 2.500,- voor de geleden immateriële schade in dit geval billijk. De rechtbank zal daarom de vordering tot een bedrag van € 2.561,48 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 30 juni 2024 tot de dag van volledige betaling.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 2.561,48, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 30 juni 2024 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 35 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Vordering [slachtoffer 2]
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van de bewezen verklaarde feiten (2, 3 en 4) rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert het materiële gedeelte hiervan op € 175,- en zal dit bedrag daarom geheel toewijzen. Voor wat betreft de immateriële schade heeft de rechtbank gekeken naar de schadevergoedingen die doorgaans voor soortgelijke feiten onder soortgelijke omstandigheden worden toegewezen. De rechtbank acht in dit geval een vergoeding van € 2.500,- voor de geleden immateriële schade billijk. De rechtbank zal daarom de vordering tot een bedrag van € 2.675,- toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 30 juni 2024 tot de dag van volledige betaling.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 2] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 2.675,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 30 juni 2024 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 36 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Vordering [slachtoffer 3]
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van de bewezen verklaarde feiten (2 en 4) rechtstreeks schade heeft geleden. Gelet op de schadevergoedingen die doorgaans voor soortgelijke feiten onder soortgelijke omstandigheden worden toegewezen, acht de rechtbank een vergoeding van € 2.500,- voor de geleden immateriële schade in dit geval billijk. De rechtbank zal daarom de vordering tot een bedrag van € 2.500,- toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 30 juni 2024 tot de dag van volledige betaling.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 3] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 2.500,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 30 juni 2024 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 35 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 38v, 38w, 38z, 57, 247, 248d en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1, feit 2, feit 3 en feit 4 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 18 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
8 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzijde rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jarenvast;
- als (algemene) voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte gedurende de proeftijd:
Contactverbod
* op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] (geboren [2010] ), [slachtoffer 2] (geboren [2010] ), [slachtoffer 3] (geboren [2010] ), zolang het Openbaar Ministerie dit noodzakelijk acht;
Locatieverbod met elektronisch toezicht
* zich niet zal bevinden in Zuidoost-Woerden, Vleuten/de Meern en De Meern Noord, zoals op bijgevoegde afbeelding weergegeven. Verdachte werkt mee aan elektronische monitoring op dit locatieverbod. Verdachte werkt na veroordeling, indien zich geen incidenten voordoen, voor de duur van maximaal zes maanden mee aan elektronische monitoring op dit locatieverbod. Verdachte gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische monitoring nodig is dat verdachte in Nederland blijft. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering dit locatieverbod (deels) laten vervallen. Verdachte is reeds aangesloten aan het elektrische monitoringmiddel;
Meldplicht
* zich binnen 3 dagen na dit vonnis meldt bij de Reclassering Nederland op het adres Zwarte Woud 2, 3524 SJ te Utrecht. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
Ambulante behandeling
* zich onder behandeling zal stellen van Forensische Polikliniek De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
Ambulante begeleiding
* zich zal laten begeleiden door een ambulant forensische zorgverlener zoals Humanitas Homerun of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De begeleiding duurt zo lang als de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de afspraken die de zorgverlener met hem maakt voor de begeleiding;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Maatregel ex artikel 38v Sr (vrijheidsbeperkende maatregel)
- legt aan verdachte op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheidvoor de duur van 3 (drie) jaren;
- beveelt dat verdachte
  • zich niet bevindt in Zuidoost-Woerden, Vleuten/de Meern en De Meern Noord (zie bijgevoegde afbeelding);
  • op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met:
* [slachtoffer 1] (geboren [2010] );
* [slachtoffer 2] (geboren [2010] );
* [slachtoffer 3] (geboren [2010] );
- beveelt dat deze vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
- beveelt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van een 14 dagen, met een maximum van zes maanden. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op;
Maatregel ex artikel 38z Sr (vrijheidsbeperkende maatregel)
- legt aan verdachte op de
maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking;
Benadeelde partij [slachtoffer 1] (feiten 1, 3 en 4)
  • wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 juni 2024 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 2.561,48 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 juni 2024 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 35 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 2] (feiten 2, 3 en 4)
  • wijst de vordering van [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 juni 2024 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 2.675,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 juni 2024 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 36 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 3] (feiten 2 en 4)
  • wijst de vordering van [slachtoffer 3] toe tot een bedrag van
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 3] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 juni 2024 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 3] aan de Staat
€ 2.500,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 juni 2024 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 35 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H. Erich, voorzitter, mr. A. Blanke, rechter, en mr. C.S.K. Fung Fen Chung, rechter, in tegenwoordigheid van mr. R.S. Wijkstra, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 april 2025.
mr. A. Blanke is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 30 juni 2024 te De Meern, gemeente Utrecht, met [slachtoffer 1] , geboren op [2010] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het betasten van en/of grijpen in het kruis van die [slachtoffer 1] en/of
- met zijn, verdachtes, hand in de (onder)broek van die [slachtoffer 1] voelen en/of knijpen
in diens penis en/of testikels
( art 247 Wetboek van Strafrecht )
2
hij in of omstreeks de periode van 01 juni 2024 tot en met 30 juni 2024 te De Meern, gemeente Utrecht, meermalen, althans eenmaal, met [slachtoffer 2] (geboren op [2010] ) en/of [slachtoffer 3] (geboren op [2010] ), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had(den) bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten (telkens)
- het betasten van en/of knijpen in het kruis van die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3]
en/of
- met zijn, verdachtes, hand in de (onder)broek van die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] voelen en/of knijpen in diens penis en/of testikels en/of
- het uittrekken van de broek van die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] en/of (vervolgens) met dehand vasthouden van en/of knijpen in de penis van die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3]
( art 247 Wetboek van Strafrecht )
3
in of omstreeks de periode van 01 juni 2024 tot en met 30 juni 2024 te De Meern, gemeente Utrecht, meermalen, althans eenmaal (telkens) een of meer jongens, waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze(n) de leeftijd van zestien jaren nog niet had(den) bereikt, (telkens) met ontuchtig oogmerk ertoe heeft bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen, immers heeft hij, verdachte, [slachtoffer 1] (geboren op [2010] ) en [slachtoffer 2] (geboren op [2010] ) meegenomen in een schuur en/of zijn, verdachtes, ontblote penis aan die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] getoond en/of zichzelf afgetrokken en/of geëjaculeerd
( art 248d Wetboek van Strafrecht )
4
hij in of omstreeks de periode van 01 juni 2024 tot en met 30 juni 2024 te De Meern, gemeente Utrecht [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen
"als je nu je lul niet laat zien, kom ik naar je huis toe" en/of "ik maak je dood" en/of
"als jullie mij verraden, maak ik jullie dood" en/of "kom nu terug, anders kom ik naar je huis", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of door zijn, verdachtes, vuist tegen het gezicht van die [slachtoffer 1] te houden en hem (daarbij) dreigend de woorden toe te voegen "trek je af anders mishandel ik je en ga ik op je spuiten", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 30 september 2024, genummerd PL0900-2024206651, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 244. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 1] van 9 juli 2024, pagina 54.
3.Een proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 1] van 9 juli 2024, pagina 54.
4.Een proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 1] van 9 juli 2024, pagina 55.
5.Een proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 1] van 9 juli 2024, pagina 57.
6.Een proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 1] van 9 juli 2024, pagina 58.
7.Een proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden ( [slachtoffer 1] ) van 30 juni 2024, pagina 51-52.
8.Een proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 2] van 11 juli 2024, pagina 75.
9.Een proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 2] van 11 juli 2024, pagina 76.
10.Een proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 2] van 11 juli 2024, pagina 77.
11.Een proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 2] van 11 juli 2024, pagina 77.
12.Een proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 2] van 11 juli 2024, pagina 78.
13.Een proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden ( [slachtoffer 2] ) van 30 juni 2024, pagina 70.
14.Een proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden ( [slachtoffer 2] ) van 30 juni 2024, pagina 71.
15.Een proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 3] van 9 juli 2024, pagina 90.
16.Een proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 3] van 9 juli 2024, pagina 91.
17.Een proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 3] van 9 juli 2024, pagina 92.
18.Een proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 3] van 9 juli 2024, pagina 93.
19.Een proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 3] van 9 juli 2024, pagina 94.
20.Een proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 3] van 9 juli 2024, pagina 95.
21.Een proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 3] van 9 juli 2024, pagina 98.
22.Een proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden ( [slachtoffer 3] ) van 1 juli 2024, pagina 86.
23.Een proces-verbaal waarneming en afname celmateriaal van 2 juli 2024, pagina 187.
24.Een proces-verbaal waarneming en afname celmateriaal van 2 juli 2024, pagina 188.
25.Een proces-verbaal waarneming en afname celmateriaal van 9 juli 2024, pagina 210.
26.Een proces-verbaal waarneming en afname celmateriaal van 9 juli 2024, pagina 211.
27.Een geschrift, inhoudende een NFI-rapport van 27 september 2024, opgemaakt door ing. F. van Gennip, NFI-deskundige forensisch onderzoek van biologische sporen en DNA, pagina 217.
28.Een geschrift, inhoudende een NFI-rapport van 27 september 2024, opgemaakt door ing. F. van Gennip, NFI-deskundige forensisch onderzoek van biologische sporen en DNA, pagina 222.
29.Een geschrift, inhoudende een NFI-rapport van 27 september 2024, opgemaakt door ing. F. van Gennip, NFI-deskundige forensisch onderzoek van biologische sporen en DNA, pagina 223.
30.Een proces-verbaal van bevindingen van 2 oktober 2024, pagina 81A.
31.Een proces-verbaal van bevindingen van 2 oktober 2024, pagina 81 C.
32.Een proces-verbaal van bevindingen van 2 oktober 2024, pagina 81 D.
33.Een proces-verbaal van bevindingen van 30 juni 2024, pagina 38.
34.Een proces-verbaal van bevindingen van 30 juni 2024, pagina 39.
35.Een proces-verbaal van verhoor verdachte op 1 juli 2024, pagina 26.
36.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 20 maart 2025.