8.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van [verdachte] , zoals ter terechtzitting is gebleken.
[verdachte] heeft zich, samen met zijn medeverdachte, schuldig gemaakt aan een poging tot moord op een kind, de pas 14-jarige aangever [slachtoffer 1] . Zij hebben dit van te voren tot in detail met elkaar besproken en gepland. [slachtoffer 1] is naar de uitgezochte locatie gelokt en is daar door [verdachte] meerdere keren met een mes in – onder andere – zijn nek/hals gestoken terwijl de medeverdachte dit filmde. [slachtoffer 1] moet doosangsten hebben uitgestaan terwijl op hem werd ingestoken. Dit is ook op indringende wijze te zien en te horen op het filmpje dat van de steekpartij is gemaakt. Het is niet aan [verdachte] en de medeverdachte te danken, maar enkel omdat [slachtoffer 1] op enig moment kon vluchten, dat het voorgenomen plan niet gelukt is.
Met zijn handelen heeft [verdachte] een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] heeft de eerste maanden na het incident uit veiligheidsoverwegingen in een zogenaamd safe-house gezeten, weg van zijn ouders en broertje. Uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring blijkt dat hetgeen is gebeurd een grote impact heeft op [slachtoffer 1] en zijn familie. Zijn leven staat volledig op zijn kop en hij ondervindt hier, psychisch en fysiek, nog steeds de gevolgen van. Hij zal verder moeten leven met deze angstige ervaring, (mogelijk blijvende) letsels en de littekens die hij hier aan heeft overgehouden. Daarnaast zorgen deze feiten voor gevoelens van onrust, angst en onveiligheid in de samenleving. In dit geval is het filmpje van de steekpartij ook nog verspreid, waardoor het onder andere bij scholieren van een middelbare school terecht is gekomen. Uit stukken in het dossier blijkt dat er diverse scholieren dusdanig aangedaan en geschokt waren van het filmpje dat de school in samenwerking met de gemeente en de politie een brief richting ouders heeft gestuurd over eventuele opvang van kinderen met een hulpvraag.
Naast de poging tot moord heeft [verdachte] zich tijdens de schorsing van zijn voorlopige hechtenis voor dit feit opnieuw schuldig gemaakt aan een strafbaar feit door samen met anderen geweld tegen [slachtoffer 2] te gebruiken. [verdachte] heeft ook hier een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Slachtoffers van dit soort feiten kunnen hier, zowel fysiek als psychisch, nog een lange tijd de gevolgen van ondervinden.
Gelet op het vorenstaande kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt.
Persoonlijke omstandigheden
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie van [verdachte] van 22 april 2024 waaruit blijkt dat [verdachte] niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten;
- een Klinisch Multidisciplinair onderzoek van de Observatieafdeling Teylingereind van 17 september 2024, opgemaakt door drs. A.W.B. Haas, GZ-psycholoog en kinder-/ en jeugdpsycholoog en drs. B.G..J. Gunnewijk, kinder-/ en jeugdpsychiater;
- een rapportage van de Raad van 4 oktober 2024, opgemaakt door E. Verboom, raadsonderzoeker;
- een rapportage van SAVE van 10 oktober 2024, opgemaakt door R. Top. jeugdreclasseerder.
Uit het Klinisch Multidisciplinair onderzoek komt naar voren dat bij [verdachte] sprake is van complexe, ernstige ontwikkelingsproblematiek van een autismespectrumstoornis (ASS), namelijk een multiple complex developmental disorder (MCDD), waarbij naast sociaal-emotionele regulatieproblemen sprake is van een psychotische kwetsbaarheid. [verdachte] blijkt niet goed in staat fantasie en werkelijkheid van elkaar te scheiden, waardoor zijn realiteitstoetsing onder druk staat. Ook zijn er kenmerken van een aandachtsdeficientie-/ hyperactiviteitsstoornis (ADHD). Bij dit alles is zijn persoonlijkheidsontwikkeling gestagneerd, waarbij antisociale, narcistische en ook theatrale tendensen herkend worden en hij erg gevoelig is voor aangedaan onrecht, komt tot grootspraak en blijk geeft van een overwaardig zelfbeeld.
Passend bij de autismespectrumproblematiek zijn de forse beperkingen op sociaal vlak, met een zeer gebrekkige sociale wederkerigheid en afstemming in het contact, en een sterk egocentrische houding met het zich niet in kunnen leven in de positie van de ander.
Ook worden daarbij motorische onhandigheden gezien, zoals het vooral in stresssituaties op zijn tenen lopen en een matig oogcontact. Duidelijke kenmerken die passen bij de ADHD problematiek komen naar voren in zijn ongeduld, onbezonnenheid en impulsiviteit, waarbij hij praat voordat hij nadenkt met tevens concentratieproblemen, getuige zijn sterk associatieve en vluchtige manier van denken.
In zijn huidige functioneren wordt als uiting van de stagnatie en scheefgroei in zijn persoonlijkheidsontwikkeling een suggestibele jongeman gezien, die het ontbreekt aan een kritische toets op verhalen van zichzelf en van de ander. [verdachte] heeft een gebrekkig overzicht over oorzaak- en gevolgrelaties, en een gebrekkig mentaliserend, emotieregulerend en probleemoplossend vermogen, waarbij hij niet overziet wat de consequenties van zijn handelen kunnen zijn. Hij lijkt zich vanaf de tijde dat hij op de middelbare school zat en het niet meer redde op de havo, gepantserd te hebben en zich met de nodige grootspraak een criminele identiteit eigen te hebben gemaakt. Hij heeft daartoe aansluiting gezocht bij een antisociaal netwerk, waarbij hij een fascinatie voor geweld heeft ontwikkeld. Verder gebruikte [verdachte] in de laatste jaren voor en in de periode van de hem tenlastegelegde feiten regelmatig cannabis. Dit gebruik, waarvan de omvang niet exact kon worden vastgesteld, had een ontspannende uitwerking op hem, daarom was er ook sprake van een stoornis in het gebruik van cannabis, thans in vroege remissie in een gereguleerde omgeving.
Met uitzondering van de stoornis in het gebruik van cannabis waren voornoemde stoornissen aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde en van invloed op zijn gedragingen en gedragskeuzes. Geadviseerd wordt daarom het tenlastegelegde in verminderde mate aan [verdachte] toe te rekenen.
Uit onderzoek komt naar voren dat er veel risicofactoren zijn. Al deze risicofactoren samen maken dat het recidiverisico, als [verdachte] niet wordt behandeld, hoog is. De beschermende factoren zijn op dit moment niet voldoende om het risico op recidive te matigen.
De ernstige psychiatrische problematiek van [verdachte] , in combinatie met een hoog recidiverisico, maakt dat een klinische behandeling noodzakelijk wordt geacht. Een dergelijke behandeling zal naar verwachting langere tijd in beslag nemen hetgeen een advies voor een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel volgens de onderzoekers zou kunnen rechtvaardigen. Echter heeft [verdachte] nog niet eerder een forensische behandeling ondergaan, heeft hij tot heden altijd thuis gewoond en is hij niet eerder in aanraking geweest met justitie vanwege soortgelijke feiten. Daarnaast stelt hij zich in principe begeleidbaar op. Een andere belangrijke factor is de beïnvloedbaarheid van [verdachte] . Er zijn zorgen dat, wanneer [verdachte] voor langere tijd binnen een justitiële jeugdinrichting zal blijven, hij juist meer aansluiting zal zoeken bij een antisociaal netwerk en hij zich juist steeds meer zal gaan identificeren met criminaliteit, hetgeen een zo goed mogelijke ontwikkeling juist in de weg zal staan.
De onderzoekers zijn daarom alles afwegende van mening dat een klinische behandeling binnen een voorwaardelijk PIJ kader de voorkeur verdient en dat deze behandeling de meeste kans heeft succesvol te zijn. Een dergelijke behandeling kan volgens de onderzoekers het beste plaatsvinden binnen een forensisch, psychiatrische setting, zoals [verblijfplaats] .
Uit het rapport van de Raad komt naar voren dat de Raad zich aansluit bij de bevindingen, conclusies en adviezen van de deskundigen van Observatieafdeling Teylingereind.
De Raad adviseert om [verdachte] :
- een onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen voor de duur van het voorarrest tot op de dag dat [verdachte] geplaatst kan worden bij [verblijfplaats] of een andere daartoe geschikte instelling;
- voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen onder de bijzondere voorwaarden:
* begeleiding en toezicht van SAVE, waarvan 12 maanden in het kader van ITB Harde Kern met Elektronische Monitoring, vanaf het moment dat [verdachte] in aanmerking komt voor verlof tijdens de behandeling;
* een klinische, forensische behandeling bij [verblijfplaats] of een andere daartoe geschikte instelling, ook als dat betekent meewerken aan medicamenteuze behandeling;
* een verbod op het gebruik van alcohol en/of drugs en het meewerken aan controles hierop indien de jeugdreclassering of de hulpverlening dat nodig vindt;
* een contactverbod met het slachtoffer, diens familie, leden van drillrapgroepen en de medeverdachte;
* een verbod op het gebruik van sociale media, tenzij onder toezicht of met toestemming van de jeugdreclassering of een andere hulpverlener;
* een positief gestructureerde dagbesteding;
* aansluitend op zijn behandeling: een vervolgtraject, bijvoorbeeld richting beschermd wonen indien de jeugdreclassering dat nodig vindt.
Uit het rapport van SAVE komt naar voren dat SAVE zich aansluit bij de conclusies en het advies van de Raad. SAVE adviseert daarnaast om de navolgende voorwaarden aan de door de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarden toe te voegen:
* dat [verdachte] inzicht geeft in zijn contacten en in afstemming met de jeugdreclassering en hulpverlening (zowel fysiek als online) contact onderhoudt met familie, vrienden en kennissen, waarbij de jeugdreclassering kan besluiten voor bepaalde contacten geen toestemming te geven;
* een (nader te bepalen) locatieverbod doormiddel van elektronische monitoring zodra [verdachte] onbegeleid verlof krijgt.
De voorlopige hechtenis van [verdachte] is met ingang van 20 november 2024 geschorst en hij is aansluitend geplaatst bij [verblijfplaats] .
Strafoplegging
Uit het dossier en hetgeen ter terechtzitting besproken is volgt dat alle betrokken partijen van oordeel zijn dat behandeling van [verdachte] noodzakelijk is voor een zo gunstige mogelijke ontwikkeling van [verdachte] en vermindering van de kans op recidive.
Om een PIJ-maatregel op te kunnen leggen, moet zijn voldaan aan de verschillende voorwaarden die in artikel 77s van het Wetboek van Strafrecht worden genoemd.
- Bij [verdachte] moet sprake zijn van een gebrekkige ontwikkeling of stoornis.
De psychiater en psycholoog hebben vastgesteld dat [verdachte] tijdens het plegen van de strafbare feiten leed aan verschillende stoornissen.
- Het maximum van de op te leggen gevangenisstraf voor de door [verdachte] gepleegde strafbare feiten moet hoger zijn dan vier jaar.
Op de door [verdachte] gepleegde en bewezenverklaarde feiten staan maximum gevangenisstraffen van 6 jaar oplopend tot 30 jaar of levenslang.
- De PIJ-maatregel moet noodzakelijk zijn voor de veiligheid van andere personen of goederen.
Zoals uit de rapporten van de deskundigen, de Raad en Save volgt, wordt het recidiverisico dat [verdachte] opnieuw (gewelddadige) strafbare feiten zal plegen als hoog ingeschat als hij niet op de juiste manier zal worden behandeld.
- De PIJ-maatregel moet in het belang van de ontwikkeling van [verdachte] zijn.
[verdachte] heeft tijdens de schorsing van het onder 1 tenlastegelegde laten zien dat hij zich niet aan de hem opgelegde schorsingsvoorwaarden kan houden en heeft een nieuw strafbaar feit (feit 2) gepleegd. Verder volgt uit de rapportages van de deskundigen dat een klinische behandeling van [verdachte] noodzakelijk is.
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat, wat betreft de bewezenverklaarde feiten aan de wettelijke vereisten voor oplegging van een PIJ-maatregel is voldaan.
De rechtbank acht een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel, gelet op voornoemde adviezen, de persoon van [verdachte] , zijn jonge leeftijd en zijn motivatie om mee te werken aan behandeling, op dit moment nog een stap te ver en te ingrijpend en zal [verdachte] daarom een voorwaardelijke PIJ-maatregel opleggen. De rechtbank merkt hierbij wèl op dat de voorwaardelijke PIJ-maatregel die zij zal opleggen door de rechtbank kan worden omgezet in een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel indien [verdachte] zich niet of niet naar behoren aan de voorwaarden houdt. De rechtbank hoopt dat dit een stok achter de deur is voor [verdachte] om niet opnieuw de fout in te gaan.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Omdat er, gelet op de inhoud van de rapportages en het hoge recidiverisico, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de [verdachte] wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten een poging tot moord in vereniging en openlijk geweld in vereniging tegen personen. beveelt de rechtbank, gelet op artikel 77z Wetboek van Strafrecht, dat de hierboven gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 77aa uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
De rechtbank wijkt hiermee af van het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 31 januari 2024, waarin is overwogen dat het niet de bedoeling van de wetgever is geweest een voorwaardelijke PIJ-maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.De rechtbank ziet namelijk in de tekst van de wet, de bedoeling van de wetgever en in het doel van de voorwaardelijke PIJ-maatregel voldoende argumenten om wel over te gaan tot het dadelijk uitvoerbaar verklaren van de voorwaarden. Het doel van het dadelijk uitvoerbaar verklaren is om te voorkomen dat een veroordeelde door het instellen van hoger beroep zich aan behandelingen en het toezicht van justitie onttrekt. De rechtbank vindt dat dit doel, en deze noodzaak, ook bestaat bij een voorwaardelijke PIJ-maatregel. Dat de voorwaardelijke PIJ-maatregel niet met zoveel woorden is genoemd in de kamerstukken 32 319, nr. 3. betekent niet zonder meer dat bedoeld is om deze uit te sluiten van de mogelijkheid uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Jeugddetentie
Gelet op de aard en de ernst van het, met name onder 1 primair, bewezenverklaarde zoals hiervoor overwogen, dient naar het oordeel van de rechtbank bovendien een forse jeugddetentie opgelegd te worden. De rechtbank houdt er daarbij rekening mee dat [verdachte] inmiddels voor een klinische behandeling is opgenomen in [verblijfplaats] . Een langere onvoorwaardelijke jeugddetentie dan de tijd die [verdachte] in voorarrest heeft doorgebracht zal deze ingezette behandeling onderbreken. Een onderbreking is niet in het belang van [verdachte] en zal hetgeen tot nu toe is bereikt en – mogelijk – de motivering van [verdachte] om mee te werken tenietdoen en daarmee het risico op recidive vergroten.
De rechtbank zal [verdachte] daarom een jeugddetentie voor de duur van 289 dagen opleggen, met aftrek van de tijd die [verdachte] in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Gelet op de persoon van [verdachte] en de noodzakelijke behandeling van [verdachte] , is de rechtbank van oordeel dat met deze jeugddetentie, in combinatie met een voorwaardelijke PIJ-maatregel, voldoende recht wordt gedaan aan het bewezenverklaarde.