ECLI:NL:RBMNE:2025:154

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 januari 2025
Publicatiedatum
27 januari 2025
Zaaknummer
16-236188-23 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot moord op minderjarige en openlijk geweld

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 24 januari 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2006, die samen met een medeverdachte op 15 september 2023 heeft geprobeerd een 14-jarige jongen, aangeduid als [slachtoffer 1], met voorbedachten rade om het leven te brengen. De verdachte en zijn medeverdachte hebben het slachtoffer naar een vooraf gekozen locatie gelokt, waar de verdachte hem meerdere keren met een mes heeft gestoken, terwijl de medeverdachte dit filmde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte voorafgaand aan het incident hebben overlegd en een plan hebben gemaakt om het slachtoffer te doden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 289 dagen, met de noodzaak van behandeling vanwege vastgestelde stoornissen. Daarnaast is een voorwaardelijke PIJ-maatregel opgelegd, die onder andere een klinische opname en behandeling omvat. De rechtbank heeft ook bepaald dat de verdachte een schadevergoeding aan het slachtoffer moet betalen. De zaak is behandeld op tegenspraak, waarbij de rechtbank kennis heeft genomen van de vordering van de officier van justitie en de standpunten van de verdediging. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan poging tot moord en openlijk geweld tegen een ander, en heeft de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer 1], tot schadevergoeding toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-236188-23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 24 januari 2025
in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [2006] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[adres] te [woonplaats] ,
thans verblijvende in de [verblijfplaats] ,
hierna: [verdachte] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 18 oktober 2024, 8 november 2024 en 24 januari 2025.
Het onderzoek ter terechtzitting is op 24 januari 2025, met instemming van de officier van justitie en de raadsvrouw, enkelvoudig gesloten, waarna direct uitspraak is gedaan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. L.H. van der Veldt en van de standpunten van [verdachte] en zijn raadsvrouw, mr. N.A. de Kock, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van hetgeen naar voren is gebracht door E. Verboom, raadsonderzoeker Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad), R. Top, jeugdreclasseerder Samen Veilig Midden-Nederland (hierna: SAVE) en mr. F.M.M. Buijs, advocaat van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .

2.TENLASTELEGGING

De officier van justitie verdenkt [verdachte] ervan dat hij betrokken is geweest bij meerdere strafbare feiten. Deze verdenkingen staan beschreven in de tenlastelegging, die op de zitting is gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage is opgenomen in dit vonnis.
Kort gezegd verdenkt de officier van justitie [verdachte] ervan dat hij:
Feit 1:op 15 september 2023 in Houten/Nieuwegein, samen met een ander en met voorbedachten rade geprobeerd heeft [slachtoffer 1] te doden,
dan wel (subsidiair) samen met een ander en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht,
dan wel (meer subsidiair) samen met een ander en met voorbedachten rade heeft geprobeerd [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
Feit 2:op 18 februari 2024 in Vlijmen openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] .

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een inhoudelijke beslissing kan nemen in de zaak tegen [verdachte] , moet zij eerst kijken of aan de in de wet gestelde voorvragen is voldaan. Dat is het geval: de dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd om deze zaak te beoordelen, de officier van justitie mag [verdachte] vervolgen en er zijn geen redenen om de vervolging uit te stellen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1, primair en feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van feit 1 vrijspraak bepleit van het handelen met voorbedachten rade en het voornemen (vol opzet) op het doden van [slachtoffer 1] . Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw geen standpunt ingenomen.
Voor zover van belang worden de standpunten van de raadsvrouw hieronder besproken bij het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
Bewijsmiddelen [1]
Proces-verbaal van aangifte d.d. 16 september 2023
Aangever [slachtoffer 1] heeft bij de politie onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
V: Waar was het gebeurd?
A: Het was onder de fietsbrug van Nieuwegein naar Houten die over het water gaat.
A: Zij (de rechtbank begrijpt: [verdachte] en de medeverdachte [medeverdachte] ) waren daar al, ze deden heel chill tegen mij. Ik zat even op mijn telefoon en ineens stonden zij beiden op. Ik zie ineens een camera aangaan en ik zie een mes: er wordt op mij ingestoken.
V: Wie deed wat?
A: [verdachte] ging mij steken [medeverdachte] ging filmen.
V: Waar stak hij jou?
A: Mijn rechterhand, mijn linkerhand, mijn nek twee keer bij mijn linker oor en mijn rechterbovenarm [2]
V: Is er gericht gestoken in je nek, of was iemand gewoon in het wilde weg aan het steken?
A: Nee wel gericht denk ik.
V: Waarom denk je dat?
A: Ik hoorde [medeverdachte] vier keer zeggen “In zijn nek”. [3]
V: Hoe ging het verder nadat [verdachte] jou gestoken had?
A: [medeverdachte] heeft het mes vervolgens gepakt van [verdachte] en probeerde mij toen te steken maar ik kon op tijd wegkomen. Zij pakte mij eerst vast bij mijn trui en toen maakte zij die steekbeweging maar ik kon loskomen.
V: Hoe had zij het mes vast?
A: Met de punt naar voren. [4]
Een geschrift, te weten een forensisch geneeskundig onderzoek
H.N.J.M. van Venrooij, forensisch arts KNMG/NRGD, heeft in het rapport onder meer het volgende gerelateerd:
Bij het uitwendige lichamelijke onderzoek van [slachtoffer 1] op 15-09-2023 werden op de afdeling Spoedeisende Hulp ('SEH’) van het UMC Utrecht de volgende letsels vastgesteld:
- Aeen verwonding (‘Laceratie 2-3 cm’) aan het achterhoofd in de haargrens;
- Been verwonding links zijwaarts in de hals (Laceratie van 5-6 cm tot onder oorlel’);
- Ceen verwonding links zijwaarts aan het gelaat (Laceratie van 2-3 cm tpv jukbeen');
- D + Etwee verwondingen ('2 steekverwondingen van 2-3 cm’) aan de rechterbovenarm;
- Feen verwonding aan de (rechter)handpalm (‘Laceratie 2 cm volaire zijde hand’);
- Geen verwonding aan de rechterhand met aanwijzingen voor een beperking van de strekfunctie van de ringvinger. (…) In dit wondtraject werd tevens een breuk van het kopje van het vierde middenhandsbeentje aangetroffen en was er een gedeeltelijke doorsnijding van de strekpees van de ringvinger waarvoor een specifieke peeshechting werd uitgevoerd;
- Heen verwonding aan de linker ringvinger tot in de onderhuidse weefsels;
- Ieen (oppervlakkige) snijwond aan de strekzijde van het eindgewricht van de linker middelvinger. [5]
De letsels aan de linkerwang (A), links in de hals (B), in de nek (C),zijwaarts aan de rechterbovenarm (D, E), in de rechterhand (F, G) en aan de linker ringvinger (H) worden in de medische informatie onder andere aangemerkt als ‘steekwonden'. [6]
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 september 2023
Verbalisant [verbalisant 1] heeft in het proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd:
Gebruiker telefoon
Naam: [gebruikersnaam verdachte]
Type: Eigenaar
[verdachte] @s.whatsapp.net Yo ( [verdachte] )
In de telefoon werden SMS berichten tussen de gebruiker van de telefoon en [gebruikersnaam medeverdachte] aangetroffen in de periode tussen 13 september 2023 en 14 september 2023. [7]
Vastgesteld is dat medeverdachte [medeverdachte] de gebruiker is van de telefoon met nummer [telefoonnummer] , [8]
[gebruikersnaam medeverdachte] zegt tegen de gebruiker dat hij rustig moet blijven. Dat dit stressvolle situaties zijn en dat ze morgen bij de torrie door de adrenaline niet op elkaar moeten botvieren. Dat ze rustig naar elkaar moeten blijven. Dat ze een team zijn. Dat ze maar één doelwit hebben. Dat ze goed moeten afspreken welke kant zij gaan oprennen. Dat ze goed voorbereid moeten zijn. Dat de rollen goed verdeeld moeten worden.
[gebruikersnaam medeverdachte] geeft op 14 september 2023 aan dat gebruiker alle apps morgen moet verwijderen. [9]
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 oktober 2023
Verbalisant [verbalisant 1] heeft in het proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd:
Uit de telefoon kwamen de volgende chatgesprekken naar voren: [10] 10-9-2023-13-9-2023:Chat met [verdachte][gebruikersnaam medeverdachte]vraagt of [verdachte] al wat over de torrie (klus) weet.
[gebruikersnaam medeverdachte] zegt dat [verdachte] osso (huis) moet regelen.
[verdachte] appt dat [adres] hun adres wordt voor de overnachting. [11]
[verdachte] @s.whatsapp.net [verdachte] Broeder
Ooh ik snij die wds dood [12]
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 oktober 2023
Verbalisant [verbalisant 1] heeft in het proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd:
Filmpje voorbereiding met mes [13] - [medeverdachte] (de rechtbank begrijpt medeverdachte [medeverdachte] ) filmt en zegt: "Djoek, djoeke djoeke 'm in zijn nek, eindstand als hun daarheen lopen ga ik al een beetje proberen he, ze tegen te houden snap je weetjewel vannehh een beetje van ehh .. mijn niffi mooi he, maar een beetje van eh kankerdure mes 150 euro maar die mag gewoon gedumpt worden in het water maakt niet uit. Eindstand ga ik gewoon naar ze toe weetje en dan doe ik net alsof.. goed zo.. net alsof ik hem wil eh wil tegenhouden , eindstand drie keer in zijn nek diep diep en dan is het whoop! Das pech, WDS weg."
- Terwijl zij zegt: "mijn niffie mooi he" is [verdachte] op het filmpje te zien met een mes in zijn rechterhand. [14]
Opmerking verbalisant: In het begin van het filmpje zegt [medeverdachte] : "Djoek, Djoeke" dit betekent in straattaal steken. [15]
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 september 2023
Verbalisant [verbalisant 2] heeft in het proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
In de video zijn 3 personen te horen/te zien.
SLO1, het mannelijk slachtoffer (de rechtbank begrijpt op basis van de aangifte: [slachtoffer 1] );
NNM1, de mannelijke verdachte (de rechtbank begrijpt op basis van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] (zie hieronder): verdachte [verdachte] );
NNV1, de vrouwelijke verdachte (de rechtbank begrijpt: op basis van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] (zie hieronder): medeverdachte [medeverdachte] ). [16]
De video begint en direct is te zien dat SL01 op zijn rug op de grond ligt waarbij NNM1 naast SL01 staat en op hem in steekt. SL01 probeert zich zichtbaar te verweren.
SL01 houdt de rechter hand van NNM1 met daarin het mes tegen de grond.
NNM1: Laat los nu!
SL01: Nee, is het dan klaar?
NNV1: Als jij loslaat is het klaar! Als jij loslaat!
SL01: Meen je dat, meen je dat?!
NNV1: Als jij loslaat is het klaar! Als jij loslaat is het klaar!
NNV1: Nu los! Oke los!
NNM1: Oke [medeverdachte] , pak dat mes, pak dat mes!
NNV1: Ik pak hem.(…)
De beelden worden erg rommelig en er zijn vooral voeten in beeld. Kort daarna gilt SL01weer hard.(…)
SL01: Aaaaaaaa!
NNV1: Gooi, gooi snel! Gooi in het water! Water, water, water! [17]
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 september 2023
Verbalisant [verbalisant 3] heeft de bovengenoemde video bekeken. [18] Verbalisant heeft op de video de vrouwelijke verdachte (de rechtbank begrijpt: NNV1) herkend als medeverdachte [medeverdachte] en de mannelijke verdachte (de rechtbank begrijpt: NNM1) als [verdachte] . [19]
Bewijsoverweging
Voorbedachte raad en opzet
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat [verdachte] niet met voorbedachten rade en niet opzettelijk heeft gehandeld, waarbij sprake is van puur opzet op het ombrengen van het slachtoffer [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ).
Tijdens de ontmoetingheeft [verdachte] , aldus de raadsvrouw, niet het voornemen gehad om [slachtoffer 1] te doden. [verdachte] heeft door zijn handelen weliswaar willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer 1] zou kunnen komen te overlijden, maar aan dit handelen ging geen vorming, toetsing en uitwerking vooraf. De raadsvrouw heeft in dit verband onder meer gewezen op de druk die vanuit medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) zou zijn uitgeoefend op [verdachte] .
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'met voorbedachten rade' moet komen vast te staan, dat [verdachte] zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit het dossier blijkt dat [verdachte] twee dagen voorafgaand aan het incident met [medeverdachte] heeft geappt over het steken van [slachtoffer 1] . In deze gesprekken zegt [verdachte] onder meer op eigen initiatief ‘ooh ik snij die wds (de rechtbank begrijpt uit onder meer pagina 659 van het dossier: [slachtoffer 1] ) dood’ en ‘hij zit me in de weg alweer’. [verdachte] zegt dit uit zichzelf en van enige dwang of druk vanuit [medeverdachte] blijkt niet vanuit de appgesprekken. [verdachte] had dit dan ook niet hoeven zeggen gelet op het verloop van het gesprek. Ook heeft [verdachte] in gesprekken met zijn vriendin in de periode voorafgaand aan het incident niks gezegd over enige dwang of druk vanuit [medeverdachte] . Daarnaast zijn in de telefoon raps gevonden, die zijn opgenomen vóór het steekincident, waarbij te horen is dat [verdachte] samen met [medeverdachte] (onder andere) rapt over het steken / doden van [slachtoffer 1] . Tenslotte blijkt uit het dossier dat [verdachte] vlak na het incident heeft gesproken met in ieder geval één persoon. Hij heeft tegen deze persoon eveneens niks gezegd over enige vorm van druk vanuit [medeverdachte] , of dat hij bijvoorbeeld bang zou zijn voor [medeverdachte] . Uit het dossier blijkt dus niet dat [verdachte] door [medeverdachte] onder druk is gezet of is gedwongen tot zijn handelingen.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt het voorgenomen plan niet alleen uit de whatsappgesprekken en de raps, maar ook uit het feit dat [verdachte] een overnachtingsplek heeft geregeld om terecht te kunnen na het voorgenomen steekincident. Ook als het zo zou zijn dat [verdachte]
tijdens de ontmoetingniet meer de wens had om het slachtoffer te doden, of als er sprake was van enige vorm van druk vanuit [medeverdachte] , geldt dat het voorgenomen plan (desalniettemin) door [verdachte] is uitgevoerd. De rechtbank concludeert dat [verdachte] voorafgaand aan zijn handelen voldoende tijd heeft gehad zich te beraden op het genomen besluit, zodat hij gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daar rekenschap van te geven. Daarnaast is het handelen van [verdachte] niet het gevolg geweest van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. De rechtbank acht voorts geen contra-indicaties aannemelijk geworden die het aannemen van voorbedachte raad in de weg staan. De uitvoering door [verdachte] is exact volgens het voorgenomen plan gegaan. Dit maakt dat bij de rechtbank eveneens geen twijfel bestaat over de opzet van [verdachte] op het doden van [slachtoffer 1] , ook niet
tijdens de ontmoeting.
De rechtbank is gelet op al het voorgaande van oordeel dat [verdachte] met voorbedachten rade en met opzet heeft gehandeld en acht het onder feit 1 primair ten laste gelegde feit, medeplegen van poging tot moord, bewezen.
Feit 2
Bewijsmiddelen [20]
Het feit is door [verdachte] begaan. [verdachte] heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van [verdachte] ter terechtzitting van 18 oktober 2024;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] van 18 februari 2024, genummerd 240218-310-186, opgemaakt door de politie Eenheid Oost-Brabant, doorgenummerde pagina 11 tot en met 13.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] :
Feit 1 primair
op 15 september 2023 te Houten en/of Nieuwegein, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven meermalen, met een mes, met meer dan geringe kracht heeft gestoken in de nek en/ het oor en het gezicht en de schouder en de arm, van die [slachtoffer 1] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2
op 18 februari 2024 te Vlijmen, gemeente Heusden openlijk, te weten, in het Van Greunsvenpark, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 2] , door die [slachtoffer 2] meermalen,
- te slaan in het gezicht, in elk geval tegen het hoofd en
- te schoppen/trappen tegen de rug en de benen, en
- over een hekje te duwen, waardoor die [slachtoffer 2] ten val kwam.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. [verdachte] is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. [verdachte] wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Gedragingen zijn volgens de wet alleen strafbaar als er geen rechtvaardigingsgrond voor die gedragingen bestaat. Als een verdachte zich kan beroepen op zo’n rechtvaardigingsgrond is zijn gedrag niet in strijd met het recht. Niet is gebleken dat er zo’n rechtvaardigingsgrond voor de door [verdachte] gepleegde feiten bestond. De door [verdachte] gepleegde feiten zijn dus strafbaar.
De wet noemt de door [verdachte] gepleegde feiten:
feit 1 primair: het medeplegen van poging tot moord;
feit 2: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

7.STRAFBAARHEID VAN [verdachte]

Verdachten zijn volgens de wet alleen strafbaar als zij geen beroep kunnen doen op een schulduitsluitingsgrond. Als een verdachte zich kan beroepen op een schulduitsluitingsgrond is zijn gedrag niet verwijtbaar.
7.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat [verdachte] niet strafbaar is, omdat [verdachte] de ten laste gelegde handelingen heeft verricht in een situatie van psychische overmacht. [verdachte] stond volgens de raadsvrouw onder grote druk van de medeverdachte [medeverdachte] . Zo werd [verdachte] bewust door [medeverdachte] benaderd, omdat hij kwetsbaar is en veel jonger dan [medeverdachte] . [medeverdachte] heeft, nadat [verdachte] aangaf niet mee te willen doen, het adres en de naam van zijn moeder laten vallen en daarnaast filmpjes laten zien met extreem geweld tegen minderjarigen. [verdachte] kon wegens zijn psychische en persoonlijke problematiek geen weerstand bieden aan de druk vanuit [medeverdachte] en dit kon redelijkerwijs ook niet van hem worden verwacht.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat psychische overmacht niet aan de orde is. [verdachte] zegt weliswaar dat hij onder druk is gezet door [medeverdachte] , maar dit wordt op geen enkele verifieerbare manier onderbouwd door hem. Het dossier bevat daarnaast juist aanwijzingen dat geen sprake is van psychische overmacht. [verdachte] was zelf boos op het slachtoffer en uit de berichten, raps en filmpjes blijkt niet van druk vanuit [medeverdachte] .
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Door de verdediging is een beroep gedaan op psychische overmacht. Van psychische overmacht is sprake bij een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijze geen weerstand kan en ook niet behoeft te bieden. Daarnaast kan onder omstandigheden het feit dat de verdachte zich heeft gebracht in de situatie waarin die drang op hem is uitgeoefend in de weg staan aan het slagen van het beroep op psychische overmacht.
De rechtbank overweegt hiertoe het volgende. In paragraaf 4.3 van dit vonnis heeft de rechtbank reeds overwogen dat uit het dossier niet blijkt dat sprake is van enige vorm van druk of dwang vanuit [medeverdachte] . Mogelijk is het zo dat [verdachte] sneller dan gemiddeld ‘kortsluiting’ krijgt, en mogelijk is het zo dat sprake was van overwicht van [medeverdachte] door het leeftijdsverschil. Echter, dit blijkt niet uit het dossier. Als er al sprake zou zijn geweest van enige vorm van druk op [verdachte] , dan blijkt uit het dossier verder in ieder geval niet dat die druk zodanig is geweest dat [verdachte] daartegen geen weerstand kon bieden.
Alles afwegende wordt het beroep op psychische overmacht verworpen omdat niet aannemelijk is geworden dat sprake is geweest van een van buiten komende drang waaraan [verdachte] redelijkerwijze geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden. [verdachte] is dus strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op 8 november 2024 gevorderd [verdachte] ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte:
- te veroordelen tot een jeugddetentie die gelijk is aan de tijd die [verdachte] in voorarrest heeft doorgebracht tot aan het moment dat hij geplaatst is in [verblijfplaats] ;
- te gelasten dat aan [verdachte] een voorwaardelijke maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel) wordt opgelegd, met een proeftijd van twee jaren en daarbij de bijzondere voorwaarden zoals deze door de Raad en SAVE zijn geadviseerd.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaat verweer gevoerd en heeft aangegeven dat behandeling van [verdachte] voorop dient te staan.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van [verdachte] , zoals ter terechtzitting is gebleken.
[verdachte] heeft zich, samen met zijn medeverdachte, schuldig gemaakt aan een poging tot moord op een kind, de pas 14-jarige aangever [slachtoffer 1] . Zij hebben dit van te voren tot in detail met elkaar besproken en gepland. [slachtoffer 1] is naar de uitgezochte locatie gelokt en is daar door [verdachte] meerdere keren met een mes in – onder andere – zijn nek/hals gestoken terwijl de medeverdachte dit filmde. [slachtoffer 1] moet doosangsten hebben uitgestaan terwijl op hem werd ingestoken. Dit is ook op indringende wijze te zien en te horen op het filmpje dat van de steekpartij is gemaakt. Het is niet aan [verdachte] en de medeverdachte te danken, maar enkel omdat [slachtoffer 1] op enig moment kon vluchten, dat het voorgenomen plan niet gelukt is.
Met zijn handelen heeft [verdachte] een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] heeft de eerste maanden na het incident uit veiligheidsoverwegingen in een zogenaamd safe-house gezeten, weg van zijn ouders en broertje. Uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring blijkt dat hetgeen is gebeurd een grote impact heeft op [slachtoffer 1] en zijn familie. Zijn leven staat volledig op zijn kop en hij ondervindt hier, psychisch en fysiek, nog steeds de gevolgen van. Hij zal verder moeten leven met deze angstige ervaring, (mogelijk blijvende) letsels en de littekens die hij hier aan heeft overgehouden. Daarnaast zorgen deze feiten voor gevoelens van onrust, angst en onveiligheid in de samenleving. In dit geval is het filmpje van de steekpartij ook nog verspreid, waardoor het onder andere bij scholieren van een middelbare school terecht is gekomen. Uit stukken in het dossier blijkt dat er diverse scholieren dusdanig aangedaan en geschokt waren van het filmpje dat de school in samenwerking met de gemeente en de politie een brief richting ouders heeft gestuurd over eventuele opvang van kinderen met een hulpvraag.
Naast de poging tot moord heeft [verdachte] zich tijdens de schorsing van zijn voorlopige hechtenis voor dit feit opnieuw schuldig gemaakt aan een strafbaar feit door samen met anderen geweld tegen [slachtoffer 2] te gebruiken. [verdachte] heeft ook hier een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Slachtoffers van dit soort feiten kunnen hier, zowel fysiek als psychisch, nog een lange tijd de gevolgen van ondervinden.
Gelet op het vorenstaande kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt.
Persoonlijke omstandigheden
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie van [verdachte] van 22 april 2024 waaruit blijkt dat [verdachte] niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten;
- een Klinisch Multidisciplinair onderzoek van de Observatieafdeling Teylingereind van 17 september 2024, opgemaakt door drs. A.W.B. Haas, GZ-psycholoog en kinder-/ en jeugdpsycholoog en drs. B.G..J. Gunnewijk, kinder-/ en jeugdpsychiater;
- een rapportage van de Raad van 4 oktober 2024, opgemaakt door E. Verboom, raadsonderzoeker;
- een rapportage van SAVE van 10 oktober 2024, opgemaakt door R. Top. jeugdreclasseerder.
Uit het Klinisch Multidisciplinair onderzoek komt naar voren dat bij [verdachte] sprake is van complexe, ernstige ontwikkelingsproblematiek van een autismespectrumstoornis (ASS), namelijk een multiple complex developmental disorder (MCDD), waarbij naast sociaal-emotionele regulatieproblemen sprake is van een psychotische kwetsbaarheid. [verdachte] blijkt niet goed in staat fantasie en werkelijkheid van elkaar te scheiden, waardoor zijn realiteitstoetsing onder druk staat. Ook zijn er kenmerken van een aandachtsdeficientie-/ hyperactiviteitsstoornis (ADHD). Bij dit alles is zijn persoonlijkheidsontwikkeling gestagneerd, waarbij antisociale, narcistische en ook theatrale tendensen herkend worden en hij erg gevoelig is voor aangedaan onrecht, komt tot grootspraak en blijk geeft van een overwaardig zelfbeeld.
Passend bij de autismespectrumproblematiek zijn de forse beperkingen op sociaal vlak, met een zeer gebrekkige sociale wederkerigheid en afstemming in het contact, en een sterk egocentrische houding met het zich niet in kunnen leven in de positie van de ander.
Ook worden daarbij motorische onhandigheden gezien, zoals het vooral in stresssituaties op zijn tenen lopen en een matig oogcontact. Duidelijke kenmerken die passen bij de ADHD problematiek komen naar voren in zijn ongeduld, onbezonnenheid en impulsiviteit, waarbij hij praat voordat hij nadenkt met tevens concentratieproblemen, getuige zijn sterk associatieve en vluchtige manier van denken.
In zijn huidige functioneren wordt als uiting van de stagnatie en scheefgroei in zijn persoonlijkheidsontwikkeling een suggestibele jongeman gezien, die het ontbreekt aan een kritische toets op verhalen van zichzelf en van de ander. [verdachte] heeft een gebrekkig overzicht over oorzaak- en gevolgrelaties, en een gebrekkig mentaliserend, emotieregulerend en probleemoplossend vermogen, waarbij hij niet overziet wat de consequenties van zijn handelen kunnen zijn. Hij lijkt zich vanaf de tijde dat hij op de middelbare school zat en het niet meer redde op de havo, gepantserd te hebben en zich met de nodige grootspraak een criminele identiteit eigen te hebben gemaakt. Hij heeft daartoe aansluiting gezocht bij een antisociaal netwerk, waarbij hij een fascinatie voor geweld heeft ontwikkeld. Verder gebruikte [verdachte] in de laatste jaren voor en in de periode van de hem tenlastegelegde feiten regelmatig cannabis. Dit gebruik, waarvan de omvang niet exact kon worden vastgesteld, had een ontspannende uitwerking op hem, daarom was er ook sprake van een stoornis in het gebruik van cannabis, thans in vroege remissie in een gereguleerde omgeving.
Met uitzondering van de stoornis in het gebruik van cannabis waren voornoemde stoornissen aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde en van invloed op zijn gedragingen en gedragskeuzes. Geadviseerd wordt daarom het tenlastegelegde in verminderde mate aan [verdachte] toe te rekenen.
Uit onderzoek komt naar voren dat er veel risicofactoren zijn. Al deze risicofactoren samen maken dat het recidiverisico, als [verdachte] niet wordt behandeld, hoog is. De beschermende factoren zijn op dit moment niet voldoende om het risico op recidive te matigen.
De ernstige psychiatrische problematiek van [verdachte] , in combinatie met een hoog recidiverisico, maakt dat een klinische behandeling noodzakelijk wordt geacht. Een dergelijke behandeling zal naar verwachting langere tijd in beslag nemen hetgeen een advies voor een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel volgens de onderzoekers zou kunnen rechtvaardigen. Echter heeft [verdachte] nog niet eerder een forensische behandeling ondergaan, heeft hij tot heden altijd thuis gewoond en is hij niet eerder in aanraking geweest met justitie vanwege soortgelijke feiten. Daarnaast stelt hij zich in principe begeleidbaar op. Een andere belangrijke factor is de beïnvloedbaarheid van [verdachte] . Er zijn zorgen dat, wanneer [verdachte] voor langere tijd binnen een justitiële jeugdinrichting zal blijven, hij juist meer aansluiting zal zoeken bij een antisociaal netwerk en hij zich juist steeds meer zal gaan identificeren met criminaliteit, hetgeen een zo goed mogelijke ontwikkeling juist in de weg zal staan.
De onderzoekers zijn daarom alles afwegende van mening dat een klinische behandeling binnen een voorwaardelijk PIJ kader de voorkeur verdient en dat deze behandeling de meeste kans heeft succesvol te zijn. Een dergelijke behandeling kan volgens de onderzoekers het beste plaatsvinden binnen een forensisch, psychiatrische setting, zoals [verblijfplaats] .
Uit het rapport van de Raad komt naar voren dat de Raad zich aansluit bij de bevindingen, conclusies en adviezen van de deskundigen van Observatieafdeling Teylingereind.
De Raad adviseert om [verdachte] :
- een onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen voor de duur van het voorarrest tot op de dag dat [verdachte] geplaatst kan worden bij [verblijfplaats] of een andere daartoe geschikte instelling;
- voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen onder de bijzondere voorwaarden:
* begeleiding en toezicht van SAVE, waarvan 12 maanden in het kader van ITB Harde Kern met Elektronische Monitoring, vanaf het moment dat [verdachte] in aanmerking komt voor verlof tijdens de behandeling;
* een klinische, forensische behandeling bij [verblijfplaats] of een andere daartoe geschikte instelling, ook als dat betekent meewerken aan medicamenteuze behandeling;
* een verbod op het gebruik van alcohol en/of drugs en het meewerken aan controles hierop indien de jeugdreclassering of de hulpverlening dat nodig vindt;
* een contactverbod met het slachtoffer, diens familie, leden van drillrapgroepen en de medeverdachte;
* een verbod op het gebruik van sociale media, tenzij onder toezicht of met toestemming van de jeugdreclassering of een andere hulpverlener;
* een positief gestructureerde dagbesteding;
* aansluitend op zijn behandeling: een vervolgtraject, bijvoorbeeld richting beschermd wonen indien de jeugdreclassering dat nodig vindt.
Uit het rapport van SAVE komt naar voren dat SAVE zich aansluit bij de conclusies en het advies van de Raad. SAVE adviseert daarnaast om de navolgende voorwaarden aan de door de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarden toe te voegen:
* dat [verdachte] inzicht geeft in zijn contacten en in afstemming met de jeugdreclassering en hulpverlening (zowel fysiek als online) contact onderhoudt met familie, vrienden en kennissen, waarbij de jeugdreclassering kan besluiten voor bepaalde contacten geen toestemming te geven;
* een (nader te bepalen) locatieverbod doormiddel van elektronische monitoring zodra [verdachte] onbegeleid verlof krijgt.
De voorlopige hechtenis van [verdachte] is met ingang van 20 november 2024 geschorst en hij is aansluitend geplaatst bij [verblijfplaats] .
Strafoplegging
Uit het dossier en hetgeen ter terechtzitting besproken is volgt dat alle betrokken partijen van oordeel zijn dat behandeling van [verdachte] noodzakelijk is voor een zo gunstige mogelijke ontwikkeling van [verdachte] en vermindering van de kans op recidive.
Om een PIJ-maatregel op te kunnen leggen, moet zijn voldaan aan de verschillende voorwaarden die in artikel 77s van het Wetboek van Strafrecht worden genoemd.
- Bij [verdachte] moet sprake zijn van een gebrekkige ontwikkeling of stoornis.
De psychiater en psycholoog hebben vastgesteld dat [verdachte] tijdens het plegen van de strafbare feiten leed aan verschillende stoornissen.
- Het maximum van de op te leggen gevangenisstraf voor de door [verdachte] gepleegde strafbare feiten moet hoger zijn dan vier jaar.
Op de door [verdachte] gepleegde en bewezenverklaarde feiten staan maximum gevangenisstraffen van 6 jaar oplopend tot 30 jaar of levenslang.
- De PIJ-maatregel moet noodzakelijk zijn voor de veiligheid van andere personen of goederen.
Zoals uit de rapporten van de deskundigen, de Raad en Save volgt, wordt het recidiverisico dat [verdachte] opnieuw (gewelddadige) strafbare feiten zal plegen als hoog ingeschat als hij niet op de juiste manier zal worden behandeld.
- De PIJ-maatregel moet in het belang van de ontwikkeling van [verdachte] zijn.
[verdachte] heeft tijdens de schorsing van het onder 1 tenlastegelegde laten zien dat hij zich niet aan de hem opgelegde schorsingsvoorwaarden kan houden en heeft een nieuw strafbaar feit (feit 2) gepleegd. Verder volgt uit de rapportages van de deskundigen dat een klinische behandeling van [verdachte] noodzakelijk is.
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat, wat betreft de bewezenverklaarde feiten aan de wettelijke vereisten voor oplegging van een PIJ-maatregel is voldaan.
De rechtbank acht een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel, gelet op voornoemde adviezen, de persoon van [verdachte] , zijn jonge leeftijd en zijn motivatie om mee te werken aan behandeling, op dit moment nog een stap te ver en te ingrijpend en zal [verdachte] daarom een voorwaardelijke PIJ-maatregel opleggen. De rechtbank merkt hierbij wèl op dat de voorwaardelijke PIJ-maatregel die zij zal opleggen door de rechtbank kan worden omgezet in een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel indien [verdachte] zich niet of niet naar behoren aan de voorwaarden houdt. De rechtbank hoopt dat dit een stok achter de deur is voor [verdachte] om niet opnieuw de fout in te gaan.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Omdat er, gelet op de inhoud van de rapportages en het hoge recidiverisico, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de [verdachte] wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten een poging tot moord in vereniging en openlijk geweld in vereniging tegen personen. beveelt de rechtbank, gelet op artikel 77z Wetboek van Strafrecht, dat de hierboven gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 77aa uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
De rechtbank wijkt hiermee af van het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 31 januari 2024, waarin is overwogen dat het niet de bedoeling van de wetgever is geweest een voorwaardelijke PIJ-maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren. [21] De rechtbank ziet namelijk in de tekst van de wet, de bedoeling van de wetgever en in het doel van de voorwaardelijke PIJ-maatregel voldoende argumenten om wel over te gaan tot het dadelijk uitvoerbaar verklaren van de voorwaarden. Het doel van het dadelijk uitvoerbaar verklaren is om te voorkomen dat een veroordeelde door het instellen van hoger beroep zich aan behandelingen en het toezicht van justitie onttrekt. De rechtbank vindt dat dit doel, en deze noodzaak, ook bestaat bij een voorwaardelijke PIJ-maatregel. Dat de voorwaardelijke PIJ-maatregel niet met zoveel woorden is genoemd in de kamerstukken 32 319, nr. 3. betekent niet zonder meer dat bedoeld is om deze uit te sluiten van de mogelijkheid uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Jeugddetentie
Gelet op de aard en de ernst van het, met name onder 1 primair, bewezenverklaarde zoals hiervoor overwogen, dient naar het oordeel van de rechtbank bovendien een forse jeugddetentie opgelegd te worden. De rechtbank houdt er daarbij rekening mee dat [verdachte] inmiddels voor een klinische behandeling is opgenomen in [verblijfplaats] . Een langere onvoorwaardelijke jeugddetentie dan de tijd die [verdachte] in voorarrest heeft doorgebracht zal deze ingezette behandeling onderbreken. Een onderbreking is niet in het belang van [verdachte] en zal hetgeen tot nu toe is bereikt en – mogelijk – de motivering van [verdachte] om mee te werken tenietdoen en daarmee het risico op recidive vergroten.
De rechtbank zal [verdachte] daarom een jeugddetentie voor de duur van 289 dagen opleggen, met aftrek van de tijd die [verdachte] in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Gelet op de persoon van [verdachte] en de noodzakelijke behandeling van [verdachte] , is de rechtbank van oordeel dat met deze jeugddetentie, in combinatie met een voorwaardelijke PIJ-maatregel, voldoende recht wordt gedaan aan het bewezenverklaarde.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om het geld te onttrekken aan het verkeer en de tas te bewaren voor de rechthebbende.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal het in beslag genomen voorwerp dat aan [verdachte] toebehoort, te weten een bedrag van € 1.650 aan vals geld (goednummer PL0900-2023282435-G3228837), onttrekken aan het verkeer. Dit voorwerp is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Het voorwerp is bij gelegenheid van het onderzoek naar het door [verdachte] begane feit aangetroffen.
Bewaring in beslag genomen voorwerp
Met betrekking tot de in beslag genomen tas van het merk Nike (goednummer PL0900-2023282435-G3228849) kan geen persoon als rechthebbende worden aangemerkt. De rechtbank zal daarom de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van dit voorwerp gelasten.

10.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 34.106,06. Dit bedrag bestaat uit € 19.106,06 aan materiële schade en € 15.000,- aan immateriële schade, ten gevolge van het aan [verdachte] onder feit 1 ten laste gelegde feit.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij geheel toe te
wijzen met daarbij de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2
Het standpunt van de verdediging
Materiële schade
De raadsvrouw heeft zich voor wat betreft de kosten voor de kleding (met uitzondering van de bodywarmer), de daggeldvergoeding, de gipshoes en de parkeerkosten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Voor wat betreft de bodywarmer geldt volgens de raadsvrouw dat de benadeelde partij deze heeft afgegeven aan medeverdachte [medeverdachte] tijdens de ontmoeting en dat [medeverdachte] deze heeft meegenomen. Dit kan niet aan [verdachte] worden toegerekend. Voor wat betreft de studievertraging heeft de raadsvrouw primair verzocht de kosten af te wijzen en subsidiair de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren omdat een rechtstreeks verband ontbreekt. Voor wat betreft de beveiliging van de woning en de reiskosten heeft de raadsvrouw verzocht de kosten af te wijzen, omdat [verdachte] niet aansprakelijk is voor de dreiging vanuit anderen.
Immateriële schade
De raadsvrouw heeft voorafgaand aan de zitting een audiobestand overgelegd waaruit blijkt dat de benadeelde partij tegen de broer van [verdachte] zou hebben gezegd dat hij geld nodig heeft voor een scooter. Dit komt volgens de raadsvrouw niet over alsof het gebeurde veel met de benadeelde doet. Het verzoek is dan ook om de immateriële schade te matigen.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de posten genoemd onder de materiële schade, met uitzondering van de post “studievertraging” voldoende onderbouwd en aannemelijk gemaakt en zal deze geheel toewijzen. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende gebleken van een direct verband tussen de gestelde schade en het bewezenverklaarde als bedoeld in de zin van artikel 51f van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank overweegt daartoe in het bijzonder het volgende:
Daggeld ziekenhuis (€ 66,00), gipshoes (€ 16,19) en parkeerkosten (€ 53,23)
Deze posten zijn door de verdediging niet betwist.
Kleding (€ 225,98)
De rechtbank acht het aannemelijk dat de genoemde kledingstukken zijn beschadigd ten gevolge van de vechtpartij en het steken met het mes en/of zodanig zijn bebloed dat deze kledingstukken onherstelbaar beschadigd zijn (zie o.a. pagina 1576 van het proces-verbaal). Ook zijn kledingstukken door de hulpverlening open en/of kapot geknipt. De bodywarmer is door de benadeelde partij kort voorafgaand aan het incident uitgeleend aan [medeverdachte] en is nooit teruggegeven aan de benadeelde partij. Op het moment dat de bodywarmer uitgeleend werd, was het plan van [medeverdachte] en [verdachte] al in uitvoering. Het uitlenen van de bodywarmer is daardoor onderdeel van het strafbare feit, zodat ook [verdachte] verantwoordelijk kan worden gehouden voor het verlies van de bodywarmer.
Beveiliging woning(en) (€ 236,73) en reiskosten (€ 1.857,93)
De benadeelde partij is na zijn ziekenhuisopname tijdelijk ondergebracht in een zogenaamd safe house. Uit het dossier volgt dat er na het bewezenverklaarde nog steeds sprake was van een dreiging, al dan niet vanuit het drillrapcircuit, in de richting van de benadeelde partij. Dat het bewezenverklaarde zich niet heeft afgespeeld in of nabij de woning van de benadeelde partij of de plek waar hij tijdelijk was ondergedoken, doet daar, gelet op de omstandigheden en de ernst en het aard van het bewezenverklaarde, niet aan af.
Studievertraging (€ 16.650,00)
De rechtbank zal de benadeelde partij ten aanzien van deze kosten niet ontvankelijk in de vordering verklaren. Voor de rechtbank staat – ook na de aanvullende onderbouwing – onvoldoende vast of en in welke mate de omstandigheid dat de benadeelde partij een jaar later actief zal zijn op de arbeidsmarkt gevolg is van het bewezen verklaarde handelen van [verdachte] en [medeverdachte] . Onder meer beschikt de rechtbank niet over informatie over de schoolresultaten van de benadeelde partij van vóór het bewezen verklaarde feit. Daardoor staat niet vast of het bewezen verklaarde feit de enige reden is van de studievertraging. De benadeelde partij kan de vordering voor dit deel aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Conclusie van het voorgaande is dat de rechtbank de gevorderde materiele schade toewijst tot een bedrag van € 2.456,06.
Immateriële schade
Op grond van artikel 6:106 sub b BW komt een benadeelde partij onder meer een vergoeding toe voor immateriële schade als sprake is van lichamelijk letsel en/of de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast. De rechtbank stelt op basis van de door de benadeelde partij gegeven onderbouwing vast dat de benadeelde partij, als gevolg van het hiervoor onder feit 1 primair bewezen verklaarde (mogelijk blijvend) lichamelijk letsel en littekens heeft opgelopen. In de onderbouwing van de vordering alsook in de ter terechtzitting voorgelezen verklaring komt naar voren dat de benadeelde partij daarnaast ook anderszins in zijn persoon is aangetast door het psychische leed dat hij heeft overgehouden aan de overval. Dat dit psychische leed is geleden, ligt, gelet op de hiervoor (onder 8.3 onder het kopje “ernst van de feiten”) beschreven aard en ernst van de normschending, ook voor de hand. Rekening houdend met wat in vergelijkbare gevallen aan schadevergoeding wordt toegekend, is de rechtbank van oordeel dat het gevorderde bedrag van € 15.000,00 passend en billijk is.
Hoofdelijk en wettelijke rente
[verdachte] is met zijn medeverdachte verantwoordelijk voor de gehele schade.
De rechtbank zal de vordering daarom in totaal tot een bedrag van € 17.456,06 hoofdelijk toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de data bij de hieronder vermelde bedragen tot de dag van volledige betaling.
Daarbij overweegt de rechtbank dat de schade genoemd onder reiskosten en parkeerkosten uit meerdere schadeposten bestaat die achtereenvolgens in een bepaalde periode zijn geleden. Het moment van het ingaan van de wettelijke rente ten aanzien van die posten heeft de rechtbank daarom bepaald op een datum gelegen in (ongeveer) het midden van de periode waarbinnen al die schade is ontstaan danwel de datum op de overgelegde bon.
  • € 225,98, vanaf 15 september 2023;
  • € 66,00, vanaf 16 september 2023;
  • € 236,73, vanaf 10 oktober 2023;
  • € 1.857,93, vanaf 15 december 2023;
  • € 53,23, vanaf 1 januari 2024;
  • € 16,19, vanaf 18 september 2023;
  • € 15.000,00, vanaf 15 september 2023.
Proceskosten
[verdachte] zal worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel (geen gijzeling)
Als extra waarborg voor de betaling van de vordering zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan [verdachte] de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 17.456,06, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de data bij de hierna vermelde bedragen:
  • € 225,98, vanaf 15 september 2023;
  • € 66,00, vanaf 16 september 2023;
  • € 236,73, vanaf 10 oktober 2023;
  • € 1.857,93, vanaf 15 december 2023;
  • € 53,23, vanaf 1 januari 2024;
  • € 16,19, vanaf 18 september 2023;
  • € 15.000,00, vanaf 15 september 2023
tot de dag van volledige betaling.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
BEM-clausule
De rechtbank zal bepalen dat de als gevolg van deze uitspraak te betalen schadevergoeding zal worden gestort op een ten behoeve van de benadeelde partij te openen rekening met een zogenoemde BEM (Belegging, Erfenis en andere gelden Minderjarigen)-clausule. Een dergelijke BEM-clausule is bedoeld ter bescherming van de belangen van de minderjarige. De minderjarige en zijn wettelijke vertegenwoordiger kunnen aldus slechts met toestemming van de kantonrechter over het vermogen van de minderjarige beschikken tot hij achttien jaar is.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36b, 36d, 36f, 45, 77a, 77g, 77i, 77s, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 140 en 289 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1 primair en feit 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het feit 1 primair en feit 2 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt [verdachte] daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder feit 1 primair en feit 2 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart [verdachte] strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt [verdachte] tot
een jeugddetentie van 289 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door [verdachte] vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht (289 dagen), bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- legt op aan [verdachte] de
maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen;
-
bepaalt dat deze maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat [verdachte] de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van twee jaren vast;
- als algemene voorwaarden gelden dat [verdachte] :
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat [verdachte] gedurende de proeftijd:
* zich in het kader van de maatregel van Toezicht en Begeleiding, waarvan 12 maanden of zoveel korter als de jeugdreclassering noodzakelijk acht, zullen bestaan uit de maatregel ITB Harde Kern, op door Samen Veilig Midden-Nederland, Tiberdreef 8 (3561 GG) Utrecht, te bepalen tijdstippen meldt bij deze instelling, zo frequent en zo lang die instelling dat gedurende de proeftijd noodzakelijk acht en zijn medewerking verleent aan de daaruit voortvloeiende afspraken en aanwijzingen;
* meewerkt aan een klinische/forensische behandeling bij [verblijfplaats] of een
andere daartoe geschikte instelling, waarbij [verdachte] zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven, ook als dat betekent meewerken aan
medicamenteuze behandeling;
* meewerkt aan een (nader te bepalen) locatieverbod. Het locatieverbod zal worden gecontroleerd door middel van elektronische monitoring (enkelband). De aansluiting van de enkelband zal plaatsvinden als [verdachte] onbegeleid verlof krijgt vanuit [verblijfplaats] ;
* meewerkt aan een plaatsing begeleiding/behandeling aansluitend op zijn behandeling bij [verblijfplaats] richting beschermd wonen;
* geen alcohol en/of drugs gebruikt en meewerkt aan controles indien de
jeugdreclassering of de hulpverlening dat nodig vindt;
* op geen enkele wijze contact heeft met het slachtoffer ( [slachtoffer 1] ), diens
familie, leden van drillrapgroepen en de medeverdachte ( [medeverdachte] ), tenzij
de jeugdreclassering anders bepaalt;
* geen sociale media gebruikt, tenzij onder toezicht of met toestemming van de
jeugdreclassering of een andere hulpverlener;
* meewerkt aan het realiseren van een positief gestructureerde dagbesteding
waar onderwijs, stage, sport en/of een (bij)baan deel vanuit kunnen maken;
* inzicht geeft in zijn contacten en in afstemming met de jeugdreclassering en de hulpverlening contact onderhoudt met vrienden/kennissen en familie. Deze afstemming betreft contacten zowel fysiek als online (wanneer dit aan de orde is). De jeugdreclassering kan besluiten om voor bepaalde contacten geen toestemming te geven;
- waarbij aan Samen Veilig Midden-Nederland opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en [verdachte] ten behoeve daarvan te begeleiden;
Dadelijke uitvoerbaarheid
-
beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de jeugdreclassering dadelijk uitvoerbaar zijn;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Beslag (feit 1)
- verklaart het volgende voorwerp onttrokken aan het verkeer:
* vals geld t.b.v. € 1.650,00 (in een fles), goednummer PL0900-2023282435-G3228837;
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende(n) van het volgende voorwerp:
* een zwarte tas, merk Nike, goednummer PL0900-2023282435-G3228849;
Benadeelde partij
- wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 17.456,06, bestaande uit
€ 2.456,06 aan materiële schade en € 15.000,00 aan immateriële schade;
- veroordeelt [verdachte] hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 1] van in totaal € 17.456,06, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de data bij de hierna vermelde bedragen:
  • € 225,98, vanaf 15 september 2023;
  • € 66,00, vanaf 16 september 2023;
  • € 236,73, vanaf 10 oktober 2023;
  • € 1.857,93, vanaf 15 december 2023;
  • € 53,23, vanaf 1 januari 2024;
  • € 16,19, vanaf 18 september 2023;
  • € 15.000,00, vanaf 15 september 2023;
tot de dag van volledige betaling, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander (gedeeltelijk) is betaald, [verdachte] (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- verklaart [slachtoffer 1] voor wat betreft de gevorderde kosten van een studievertraging
( € 16.650,00) niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt [verdachte] ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt [verdachte] de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat
€ 17.456,06 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de data bij de hierna vermelde bedragen:
  • € 225,98, vanaf 15 september 2023;
  • € 66,00, vanaf 16 september 2023;
  • € 236,73, vanaf 10 oktober 2023;
  • € 1.857,93, vanaf 15 december 2023;
  • € 53,23, vanaf 1 januari 2024;
  • € 16,19, vanaf 18 september 2023;
  • € 15.000,00, vanaf 15 september 2023.
Bepaalt dat, omdat [verdachte] bij het plegen van het bewezenverklaarde feit minderjarig was er geen aanvullende gijzeling wordt opgelegd;
- bepaalt dat [verdachte] van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of zijn mededader op één van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
- bepaalt dat de als gevolg van deze uitspraak te betalen schadevergoeding zal worden gestort op een ten behoeve van [slachtoffer 1] , geboren op [2009] te [geboorteplaats] , te openen rekening met een BEM-clausule.
Dit vonnis is gewezen door mr. O. Böhmer, voorzitter en tevens kinderrechter, mr. H.A. Gerritse, kinderrechter en mr. L.L. Veendrick, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. B. Matser en G. van Engelenburg, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 januari 2025.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Feit 1hij op of omstreeks 15 september 2023 te Houten en/of Nieuwegein, in elk geval in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven meermalen, althans eenmaal, met (een) mes(sen), althans (een) scherp(e) en/of puntig(e) voorwerp, met meer dan geringe kracht heeft gestoken en/of gesneden en/of geprikt en/of geslagen en/of geduwd in de nek en/of het oor en/of het gezicht en/of de schouder en/of de arm, althans in het lichaam en/of het hoofd van die [slachtoffer 1] , in elk geval met zijn/haar/hun hand(en) met daarin voornoemd(e) mes(sen) heeft bewogen naar en/of in de richting van de nek en/of het oor en/of het gezicht en/of de schouder en/of de arm en/of de hand, althans naar en/of in de richting van het lichaam en/of het hoofd van die [slachtoffer 1] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 september 2023 te Houten en/of Nieuwegein, in elk geval in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer 1] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meer doorgesneden pezen in het gezicht en/of de nek en/of de schouder en/of de handen, althans in het hoofd en/of het lichaam, en/of een of meer diepe snij- en/of steekwonden aan/in het gezicht en/of de nek en/of het oor en/of de schouder en/of de arm en/of de hand, althans in het hoofd en/of het lichaam heeft toegebracht door meermalen, althans eenmaal met (een) mes(sen), althans (een) scherp(e) en/of puntig(e) voorwerp, met meer dan geringe kracht te steken en/of te snijden en/of te prikken en/of te slaan en/of te duwen in de nek en/of het oor en/of het gezicht en/of de schouder en/of de handen en/of de armen, althans in het hoofd en/of het lichaam, van die [slachtoffer 1] ;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 september 2023 te Houten en/of Nieuwegein, in elk geval in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meermalen, althans eenmaal, met (een) mes(sen), althans (een) scherp(e) en/of puntig(e) voorwerp, met meer dan geringe kracht heeft gestoken en/of gesneden en/of geprikt en/of geslagen en/of geduwd in de nek en/of het oor en/of het gezicht en/of de schouder en/of de arm, althans in het lichaam en/of het hoofd van die [slachtoffer 1] , in elk geval met zijn/haar/hun hand(en) met daarin voornoemd(e) mes(sen) heeft bewogen naar en/of in de richting van de nek en/of het oor en/of het gezicht en/of de schouder en/of de arm en/of de hand, althans naar en/of in de richting van het lichaam en/of het hoofd van die [slachtoffer 1] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2hij op of omstreeks 18 februari 2024 te Vlijmen, gemeente Heusden openlijk, te weten, in het Van Greunsvenpark, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 2] , door die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal,
- te slaan in het gezicht, in elk geval tegen het hoofd en/of
- te schoppen/trappen tegen de rug en/of de benen, in elk geval tegen het lichaam en/of
- tegen/over een hekje te duwen, waardoor die [slachtoffer 2] ten val kwam.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of
2.Pagina 1011.
3.Pagina 1012.
4.Pagina 1013.
5.Rapport GGD Amsterdam, pagina 15.
6.Rapport GGD Amsterdam, pagina 17.
7.Pagina 1173.
8.Pagina 1235.
9.Pagina 1173.
10.Pagina 1237.
11.Pagina 1240.
12.Pagina 1241.
13.Pagina 1328.
14.Pagina 1329.
15.Pagina 1330.
16.Pagina 1305.
17.Pagina 1306.
18.Pagina 1301.
19.Pagina 1302.
20.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of