ECLI:NL:RBMNE:2025:1537

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 april 2025
Publicatiedatum
3 april 2025
Zaaknummer
11419229
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van annuleringskosten en schadevergoeding in het kader van een bemiddelingsopdracht voor financiering

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 2 april 2025 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een besloten vennootschap, aangeduid als [eiseres] B.V., en een natuurlijke persoon, aangeduid als [gedaagde]. De zaak betreft een vordering van [eiseres] tot betaling van annuleringskosten, omdat [gedaagde] een bemiddelingsopdracht voor het verkrijgen van financiering zou hebben beëindigd. In reconventie heeft [gedaagde] een vordering ingesteld tot betaling van schadevergoeding wegens extra kosten die hij zou hebben gemaakt door de beëindiging van de opdracht.

De procedure begon met een dagvaarding van [eiseres] op 11 november 2024, gevolgd door een conclusie van antwoord van [gedaagde] op 17 november 2024. Tijdens de mondelinge behandeling op 7 maart 2025 heeft de kantonrechter bepaald dat er een uitspraak zou volgen. De kern van de zaak draait om de vraag of [gedaagde] de opdracht van [eiseres] heeft beëindigd en of hij annuleringskosten verschuldigd is. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] geen annuleringskosten hoeft te betalen, omdat niet vaststaat dat hij de opdracht heeft beëindigd. Bovendien heeft [gedaagde] het aanbod van [eiseres] om alsnog voor haar financiering te kiezen, terecht afgewezen, aangezien de opdracht al was geëindigd.

In reconventie heeft de kantonrechter geoordeeld dat [eiseres] niet aansprakelijk is voor de extra kosten die [gedaagde] heeft gemaakt, omdat zij slechts een inspanningsverplichting had en niet kan worden aangetoond dat zij zich niet voldoende heeft ingespannen. Beide partijen zijn in het ongelijk gesteld, waardoor zij elkaar geen proceskosten hoeven te betalen. De uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. R.W. Nederveen.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 11419229 \ UC EXPL 24-7919
Vonnis van 2 april 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap
[eiseres] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
eisende partij in conventie,
gedaagde partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: Straetus Incasso Friesland B.V.,
tegen
[gedaagde],
handelende onder de naam: [handelsnaam] ,
wonende in [woonplaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1
Het dossier bevat de volgende stukken:
- de dagvaarding van [eiseres] van 11 november 2024 met producties 1-9;
- de conclusie van antwoord van [gedaagde] van 17 november 2024 met één productie;
- de e-mail van [gedaagde] van 2 februari 2025 met als bijlage screenshots van de website van [eiseres] en [bedrijf] ;
- de e-mail van [gedaagde] van 13 februari 2025 met als bijlage een afrekening van de notaris;
- de e-mail van de rechtbank van 28 februari 2025 met het verzoek om ontbrekende stukken toe te sturen;
- de e-mail van [eiseres] van 3 maart 2025 met als bijlage correspondentie;
- de e-mail van [gedaagde] van 3 maart 2025 met als bijlage correspondentie;
- de zittingsaantekeningen van de mondelinge behandeling van 7 maart 2025.
1.2
Aan het einde van de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter bepaald dat een uitspraak zal worden gedaan.

2.De kern van de zaak

2.1
[eiseres] vordert van [gedaagde] annuleringskosten. Volgens [eiseres] heeft [gedaagde] haar namelijk een bemiddelingsopdracht gegeven omdat hij een financiering nodig had, maar heeft [gedaagde] die opdracht vervolgens beëindigd. [gedaagde] is het daar niet mee eens. Volgens [gedaagde] heeft [eiseres] zelf besloten om haar opdracht niet meer uit te voeren. En [gedaagde] meent dat hij daardoor extra kosten heeft moeten maken. [gedaagde] wil dat [eiseres] die kosten vergoedt en daarom heeft hij een tegenvordering ingesteld. De kantonrechter wijst beide vorderingen af.

3.De beoordeling

[gedaagde] hoeft aan [eiseres] geen annuleringskosten te betalen
3.1
[gedaagde] heeft in het jaar 2024 een koopovereenkomst gesloten voor de aankoop van het pand aan de [adres] in [plaats] . Voor de financiering van dat pand heeft [gedaagde] aangeklopt bij intermediair [bedrijf] . Via die partij heeft [gedaagde] op 15 juli 2024 aan [eiseres] de opdracht gegeven om op zoek te gaan naar een investeerder met een passend financieringsvoorstel. In de overeenkomst die partijen hebben gesloten staan de financieringsvoorwaarden waaraan het financieringsvoorstel moet voldoen. Ook staat daarin dat [gedaagde] annuleringskosten moet betalen als hij de opdracht van [eiseres] annuleert. Uit de overeenkomst volgt dat deze kosten € 5.000,- zijn.
3.2
[eiseres] vordert in deze procedure het bedrag van de annuleringskosten. [eiseres] heeft hiervoor aangevoerd dat zij op 23 juli 2024 een investeerder had gevonden die aan [gedaagde] een passende financiering wilde verstrekken. Volgens [eiseres] heeft de heer [A] van [bedrijf] over die financiering op 24 juli 2024 telefonisch contact opgenomen met [gedaagde] . In dat telefoongesprek heeft [gedaagde] volgens [eiseres] gezegd dat hij zou gaan kiezen voor de financiering van een investeerder met wie hij buiten [eiseres] om in contact was gekomen (hierna: de andere investeerder). [eiseres] meent dat [gedaagde] met die mededeling de opdracht van [eiseres] heeft beëindigd en dat hij daarom de annuleringskosten moet betalen. Voor zover dat niet het geval is, heeft [eiseres] aangevoerd dat zij per e-mail van 11 september 2024 aan [gedaagde] het aanbod heeft gedaan om alsnog te kiezen voor de financiering van haar investeerder. [gedaagde] heeft dat aanbod afgewezen. [eiseres] meent dat [gedaagde] ook om die reden de annuleringskosten moet betalen.
3.3
De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] geen annuleringskosten hoeft te betalen omdat niet vaststaat dat [gedaagde] in het telefoongesprek van 24 juli 2024 de opdracht van [eiseres] heeft beëindigd en het [gedaagde] vrij stond om het aanbod van [eiseres] van 11 september 2024 af te wijzen. Hierna wordt uitgelegd waarom.
3.4
Voor de kantonrechter staat niet vast dat [gedaagde] in het telefoongesprek van 24 juli 2024 de opdracht van [eiseres] heeft beëindigd. [eiseres] stelt dat wel, maar [gedaagde] heeft dit weersproken. Volgens [gedaagde] heeft hij tijdens dat gesprek alleen aangegeven dat de andere investeerder aan hem een financieringsvoorstel had voorgelegd en dat hij wachtte op het financieringsvoorstel van de investeerder van [eiseres] zodat hij deze kon vergelijken. En tegenover deze weerspreking staat dat [eiseres] niet heeft onderbouwd dat [gedaagde] heeft gezegd dat hij voor de financiering van de andere investeerder zou gaan kiezen. [eiseres] had dit kunnen doen met een verklaring van de heer [A] , maar tijdens de zitting heeft de heer [A] alleen verklaard hij niet meer weet wat in het telefoongesprek is gezegd.
3.5
Het stond [gedaagde] vrij om het aanbod van [eiseres] van 11 september 2024 af te wijzen. De reden hiervoor is dat de opdracht van [eiseres] al vóór die datum tot een einde was gekomen, op 25 juli 2024. [eiseres] ging er namelijk vanaf 25 juli 2024 van uit dat zij geen opdracht meer had. Op die datum heeft [eiseres] een factuur met de annuleringskosten naar [gedaagde] gestuurd en vervolgens heeft zij haar werkzaamheden stopgezet. Dat was eigenlijk niet toegestaan omdat het – zoals hiervoor toegelicht – niet vaststaat dat [gedaagde] in het telefoongesprek van 24 juli 2024 de opdracht heeft beëindigd. [gedaagde] had daarom kunnen protesteren tegen de stopzetting en [eiseres] kunnen aanmanen om haar werkzaamheden voort te zetten. Maar dat heeft [gedaagde] niet gedaan. Uit zijn e-mail van 27 juli 2024 volgt dat hij het toesturen van de annuleringsfactuur heeft opgevat als het einde van de opdracht van [eiseres] en dat hij daarmee akkoord was.
[eiseres] hoeft de extra kosten van [gedaagde] niet te betalen
3.6
[gedaagde] heeft aangevoerd dat [eiseres] hem een passend financieringsvoorstel van een investeerder had moeten toesturen. Doordat [eiseres] dat niet heeft gedaan, heeft [gedaagde] moeten kiezen voor de financiering van de andere investeerder. Volgens [gedaagde] heeft hij daardoor extra kosten gemaakt. Deze kosten bestaan uit rentelasten en advies- en bemiddelingskosten. Het totaalbedrag van de kosten is volgens [gedaagde] € 4.812,-. [gedaagde] vordert in deze procedure de betaling daarvan.
3.7
De kantonrechter oordeelt dat [eiseres] de extra kosten van [gedaagde] niet hoeft te betalen. Deze kosten komen alleen voor rekening van [eiseres] als zij niet heeft gedaan wat partijen hebben afgesproken. Maar daarvan is geen sprake. De opdracht van [eiseres] was namelijk om op zoek te gaan naar een investeerder met een passend financieringsvoorstel. [eiseres] had dus alleen een inspanningsverplichting (en geen resultaatsverplichting). En het staat niet vast dat [eiseres] zich tot aan 25 juli 2024, te weten de datum waarop de opdracht is geëindigd, niet genoeg heeft ingespannen. Dat is namelijk door [gedaagde] niet aangevoerd. En volgens [eiseres] had zij al op 23 juli 2024 een investeerder gevonden die bereid was om aan [gedaagde] een passende financiering te verstrekken. En dat is door [gedaagde] niet weersproken.
Partijen hoeven elkaar geen proceskosten te betalen
3.8
Partijen zijn met hun vorderingen allebei in het ongelijk gesteld. Zij worden daarom allebei veroordeeld in de kosten die de ander heeft moeten maken om zich daartegen te verweren. In dit geval gaat de kantonrechter ervan uit dat partijen daarvoor geen kosten hebben gemaakt. [gedaagde] heeft zich namelijk tegen de vordering van [eiseres] verweerd zonder gemachtigde en hij heeft in deze procedure geen griffierecht betaald. En weliswaar heeft [eiseres] zich voor haar eigen vordering wel laten vertegenwoordigen door een gemachtigde, maar dat geldt niet voor haar verweer tegen de vordering van [gedaagde] . Dat verweer heeft zij namelijk tijdens de zitting zelf gevoerd en daar was haar gemachtigde niet bij aanwezig. Verder heeft [eiseres] voor die vordering geen griffierecht betaald. Dit betekent dat partijen elkaar geen bedrag (‘nihil’) aan proceskosten hoeven te betalen.

4.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
4.1
wijst de vorderingen van [eiseres] af;
4.2
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] begroot op nihil;
in reconventie
4.3
wijst de vordering van [gedaagde] af;
4.4
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] begroot op nihil;
Dit vonnis is gewezen door mr. R.W. Nederveen en in het openbaar uitgesproken op 2 april 2025.