4.3Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van de inbraak op 10 januari 2023 bij FedEx Express
De rechtbank stelt op basis van het dossier vast dat er DNA-sporen op en rond het plaats delict zijn aangetroffen die mogelijk afkomstig zijn van verdachte. Het gaan om DNA-sporen op verschillende objecten die verband houden met de inbraak, zoals op kledingstukken die door de daders zijn achtergelaten, sporen in een bus die betrokken was bij de inbraak en sporen op een mes en ijzerzaagje gebruikt bij de inbraak. Hoewel van verschillende van deze sporen geen bewijswaarde is berekend wijst de veelheid van sporen op die verschillende objecten wel op betrokkenheid van verdachte bij de inbraak.
Verdachte heeft echter van meet af aan een heel concrete verklaring gegeven over waar hij was toen de inbraak gepleegd werd. Hij zou namelijk de nacht van 9 op 10 januari 2023 bij de geboorte van zijn zoon in het ziekenhuis aanwezig zijn geweest. Deze verklaring heeft verdachte ook onderbouwd door tijdens de zitting een brief van de gemeente over te leggen, waarin de geboorteaangifte van de zoon van verdachte is bevestigd. In deze brief staat dat de zoon van verdachte op 10 januari 2023 is geboren. Ook zijn er op de zitting foto’s getoond waaruit blijkt dat verdachte bij de bevalling én geboorte was. Tot slot hebben de partner van verdachte (de moeder van zijn zoon) en zijn moeder onder ede een verklaring op zitting afgelegd. Zij hebben hierbij beide verklaard dat verdachte op 9 januari 2023 vanaf 23:30 uur met zijn partner in hun huis was, meeging naar het ziekenhuis en bij haar en hun familie is geweest tot hun zoon op 10 januari 2023 werd geboren. Het Openbaar Ministerie heeft, op een enkel telefoontje in de richting van de partner van verdachte na, verzuimd dit – toch heel concrete – scenario van verdachte verder te (laten) onderzoeken.
De rechtbank is van oordeel dat door het alibi dat verdachte vanaf het begin van het onderzoek heeft gegeven er te veel twijfel is ontstaan over zijn betrokkenheid bij de inbraak op 10 januari 2023. Hierdoor heeft de rechtbank niet de overtuiging dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan dit strafbare feit en de rechtbank zal verdachte hier dan ook van vrijspreken.
Inbraak op 18 en 19 augustus 2021 in Amersfoort bij ‘ [bedrijf 2] ’
Een proces-verbaal van aangifte van [aangever] inclusief de bijlage goederen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik doe aangifte van diefstal uit mijn bedrijfspand. Ik ben eigenaar van het bedrijf " [bedrijf 2] ". Dit bedrijf handelt met name in elektrische "gadgets" zoals elektrische steps en trikes. Ik huur twee bedrijfspanden aan de [adres 2] te [plaats 1] . Eén pand gebruik ik deels als winkel, het tweede deel gebruik ik als opslag. De diefstal heeft plaatsgevonden in dit "tweede" deel.
Op woensdag 18 augustus 2021 omstreeks 21.45 uur sloot ik het pand af. Toen ik het
pand afsloot zag ik dat al mijn voorraad nog opgestapeld stond op de diverse pallets.
Op donderdag 19 augustus 2021 omstreeks 10.30 uur openden mijn vader en neef de
winkel. Zij ontdekten dat een groot deel van de voorraad weg was. Hierop ben ik
meteen naar het bedrijf gekomen. Ik zag dat, links bovenin het plafond van mijn "tweede deel", een gat van ongeveer een meter doorsnede zat. Ik zag dat er diverse dozen opgestapeld stonden onder dit gat. Ik zag dat er veel goederen weg waren. Ik zag dat er minimaal twee pallets leeg waren die eerder nog 22 elektrische steps per pallet bevatten. Ook zag ik dat er diverse dozen met mondkapjes weg waren.
- 40 elektrische steps (Moovway I-PrO);
- 50 elektrische steps (Moovway Easy Trott Z6);
- 40 Drift Trikes;
- onbekend aantal wegwerpmondkapjes.
Een proces-verbaal van bevindingen ter plaatse, genummerd PL0900-2021264582-7, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ter plaatse zagen ook wij dat de inbrekers via het dak binnen waren gekomen. Ik ben
met een ladder het dak opgeklommen. Op het dak zag ik dat er op de looproute naar het
gat, op 1 meter van de rand van het dak, een mondkapje lag. Ongeveer 10 meter verder
hadden de verdachten een gat in het dak geslepen of gebroken. Ik zag dat er rond dit
gat een schroevendraaier en een joint lag. Eenmaal weer beneden gekomen kwam de
eigenaar naar ons toe dat hij aan de binnenzijde van het pand een kartonnen plaat
gevonden had waar een bloedvlek op zat. Hij had deze plaat onder het gat vandaan gepakt.
Een kennisgeving van inbeslagneming, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Goednummer: PLO900-2021264582-2864344;
Bijzonderheden: Kartonnen plaat met bloedafdruk.
Een kennisgeving van inbeslagneming, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Goednummer: PL0900-2021264582-2864349;
Object: schroevendraaier;
Bijzonderheden: naast het gat van de inbraak.
Een proces-verbaal vooronderzoek lab, genummerd PL0900-2021264582-16, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Sporendragers
Goednummer: PL0900-2021264582-2864344;
SIN: AANR4362NL;
Bijzonderheden: kartonnen plaat met bloedafdruk.
Goednummer: PL0900-2021264582-2864349;
SIN: AANR4361NL;
Object: schroevendraaier;
Bijzonderheden: naast het gat van de inbraak.
Veiliggestelde sporen
Spoornummer: PL0900-2021264582-170913;
SIN: AAPD5437NL;
Relatie met SIN: AANR4362NL;
Plaats veiligstellen: Aanr4362nl doos: bloedspoor op lange kant karton.
Spoornummer: PL0900-2021264582-170914;
SIN: AAPD5438NL;
Relatie met SIN: AANR4361NL;
Plaats veiligstellen: Aanr4361nl schroevendraaier: gehele handvat.
Een NFI rapport DNA-onderzoek van 16 december 2021, opgemaakt door A.I. Berghout, MSc, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Tabel 1 Resultaten interpretatie en conclusie van het vergelijkend DNA-onderzoek
SIN en
omschrijving
Beschrijving DNA-profiel
Celmateriaal kan afkomstig zijn van
Matchkans
AAPD5437NL#0l
Bloed
DNA-profiel van een man
[medeverdachte 1]
kleiner dan één op één miljard
AAPD5438NL#01
Epitheel
DNA-profiel van een man
[verdachte]
kleiner dan één op één miljard
Tabel 2 Overzicht opgenomen en vergeleken DNA-profielen
SIN
Datum opname
Celmateriaal kan afkomstig zijn van
DNA-profielcluster
AAPD5437NL#0l
14-12-2021
[medeverdachte 1]
24678
AAPD5438NL#01
14-12-2021
[verdachte]
40615
Bewijsoverweging
Het DNA van verdachte is aangetroffen op het handvat van een schroevendraaier die naast het gat in het dak lag. Aangezien dit gat is gemaakt om het pand in te komen en de goederen eruit weg te nemen, betreft dit een daderspoor. Verdachte heeft geen aannemelijke verklaring gegeven voor het feit dat dit daderspoor op het plaats delict is aangetroffen. De stelling dat verdachte zijn gereedschap vaak aan allerlei mensen uitleent en de schroevendraaier op die manier bij het pand van ‘ [bedrijf 2] ’ terecht is gekomen, heeft verdachte op geen enkele manier concreet gemaakt en/of onderbouwd. Bovendien vindt deze stelling geen steun in de bewijsmiddelen. Uit het vergelijkend DNA-onderzoek volgt namelijk dat er DNA-materiaal van één persoon, verdachte, op het handvat van de schroevendraaier zat. Als de schroevendraaier door iemand was gebruikt die hem van verdachte had geleend, zou het aannemelijk zijn dat er in ieder geval DNA-materiaal van minstens twee personen op de schroevendraaier zou zitten. Het DNA-profiel verkregen uit het spoor matcht met de hoogste bewijskracht met het DNA-profiel van verdachte. Het dossier bevat daarmee voldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte de inbraak bij ‘ [bedrijf 2] ’ heeft gepleegd.
De rechtbank concludeert op basis van het dossier dat verdachte de inbraak samen met anderen heeft gepleegd. Er is namelijk DNA van medeverdachte [medeverdachte 1] aangetroffen in een bloedvlek op een kartonnen plaat, die in het bedrijfspand onder het gat in het dak lag. DNA-bewijs in de vorm van bloed en dat onder deze omstandigheden is aangetroffen betreft ook een daderspoor. Daarnaast zijn er op de camerabeelden die rondom de loods van ‘ [bedrijf 2] ’ zijn gemaakt op de avond/nacht van de inbraak meerdere personen te zien die samen de inbraak hebben gepleegd.
Poging inbraak op 15 januari 2024 bij [bedrijf 1] BV
Een proces-verbaal van bevindingen, genummerd PL0900-2024014690-2, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op maandag 15 januari 2024 omstreeks 03.25 uur, werden wij door een centralist van het
Operationeel Centrum Utrecht in een onopvallend dienstvoertuig gezonden naar de [straat 1] te Utrecht. Aldaar zou er een verdachte situatie plaatsvinden, waarbij er een bus op de stoep stond geparkeerd, terwijl er twee mannen met een boor bezig waren. Aanrijdend hoorden wij dat het een witte bus betrof, met het kenteken: " [kenteken] ".
Wij waren omstreeks 03.28 uur ter plaatse en zagen een witte bus staan, van het merk Citroen Jumper, met het eerder benoemde kenteken. De bus stond op de stoep geparkeerd, naast bushalte [straat 2] , ter hoogte van de [adres 3] , de ingang van het bedrijf [bedrijf 1] B.V. Omdat wij onopvallend reden, hadden wij ons voertuig verderop op de [straat 3] stilgezet en hielden wij zicht op het voertuig. Wij zagen niemand in of uit het
voertuig stappen. Wij zagen dat het voertuig zijn verlichting aandeed en vervolgens
dat het voertuig de [straat 2] op reed. Wij reden achter het voertuig aan. Wij zagen dat de bus uit zichzelf tot stilstand kwam op de weg. Wij positioneerden ons voertuig voor de bus.
Ik liep naar de bijrijders kant en hoorde iemand die mij aangaf te zijn: [medeverdachte 2] .
Ik hoorde dat [medeverdachte 2] verklaarde dat hij thuis was opgehaald door zijn vriend en dat
zij een drankje waren wezen doen in de stad Utrecht. [medeverdachte 2] verklaarde dat hij en
zijn vriend op de bestuurdersstoel onderweg waren naar huis. De bestuurder zou
[medeverdachte 2] naar Doorn brengen, toen de auto over zijn toeren liep en de motor er
meerdere malen mee stopte. [medeverdachte 2] verklaarde dat zij er toen voor kozen om de auto
op de stoep te parkeren, omdat daar een lichtje aanwezig was. De bestuurder werd mij bekend als zijnde: [verdachte] .
Een proces-verbaal van bevindingen, genummerd PL0900-2024014690-10, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Door de ramen van de achterdeuren van de Citroën zagen wij gereedschap in de
laadruimte liggen. Omdat de inzittenden van het voertuig waren gezien met een boor,
zij aan de wand van een bedrijfspand hadden gezeten, het 's nachts was en wij
gereedschap in het voertuig zagen liggen besloten wij het voertuig te doorzoeken. In
het voertuig troffen wij onder andere handschoenen, een boormachine, een slijptol,
schroevendraaiers, een omvormer (12volt naar stopcontact) en diverse andere
gereedschappen en gereedschapsaccessoires.
Wij legden telefonisch contact met [bedrijf 3] , een camerabeveiligingsbedrijf, zij bleken gebeld te hebben. Zij verklaarden dat de inzittenden van de bus met een boormachine bezig waren geweest bij het bedrijf [bedrijf 1] , gevestigd aan de [adres 3] te [plaats 2] , de achterzijde van dit
pand grenst echter aan de [straat 1] . Op camerabeelden zou ook te zien zijn dat deze
boormachine tegen het pand werd geplaatst. Wij zagen dat op de door de melder aangegeven locatie dat een schroef uit de wand hing. Dit viel op, omdat alle andere schroeven nog volledig in de wand zaten.
Wij zagen dat de boormachine nog een bitje had met een dopsleutel. Deze dopsleutel is
door ons gepast op de uit de muur hangende schroef, deze paste precies.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 januari 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik de schroef heb losgemaakt van de muur van [bedrijf 1] BV.
Bewijsoverweging
Verdachte heeft tijdens de zitting bevestigd dat hij een schroef uit de wand van het pand van [bedrijf 1] BV heeft geprobeerd te schroeven. Echter, hij heeft ontkend dat hij hiermee een poging tot inbraak heeft gepleegd. Volgens verdachte zat er een plank in zijn auto los en dat irriteerde hem tijdens het rijden. Hij was onder invloed van verdovende middelen en hij kreeg ineens het idee om de schroef uit de wand van het pand van [bedrijf 1] BV te halen en te gebruiken om de plank in zijn auto vast te zetten. Tijdens het schroeven had verdachte, naar eigen zeggen, een nuchter moment en besefte hij dat waar hij mee bezig was niet goed was. Hij is vervolgens gestopt en hij is samen met [medeverdachte 2] weggereden.
De rechtbank vindt de verklaring van verdachte niet aannemelijk. Het losboren van de schroef in de wand van [bedrijf 1] BV is, in combinatie met het aantreffen van allerlei inbrekerswerktuigen, naar zijn uiterlijke verschijningsvorm een begin van uitvoering van een inbraak. Daarnaast klopt de verklaring van verdachte niet met de verklaring die [medeverdachte 2] ter plaatse aan de politie heeft gegeven. [medeverdachte 2] heeft namelijk niets gezegd over het gebruiken van de schroef van [bedrijf 1] BV of een loszittende plank, maar verklaarde dat de motor niet goed werkte. Er is dus voldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot inbraak, al is deze poging wel maar beperkt gebleven tot het losschroeven van één schroef.