4.3Het oordeel van de rechtbank
Een proces-verbaal van aangifte van de Alliantie, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Plaats delict: [complex] , [plaats] .Ik doe namens woningbouwvereniging de Alliantie aangifte van vernieling.Tijdens de monitoring van de camerabeelden op 28 maart 2024 om omstreeks 22:40 uur, is er gemerkt dat er een activiteit was bij de beveiligingscamera in de kelderbox van het complex. Er werd gezien dat een manspersoon een aansteker bij de camera hield. Doordat deze persoon het vuur bij de camera hield, zagen wij dat de camera zwart werd en op zwart ging. Alvorens het strafbare feit waren er geen problemen met de camera en was deze in goede staat. Pas bij het plegen van het feit zagen wij dat de camera niet meer werkte naar behoren. Later ter plaatste hebben wij gezien dat de bol van de camera zwartgeblakerd was en daardoor niet meer bruikbaar was.
Een proces-verbaal van herkenning van een persoon door een opsporingsambtenaar met bijlage, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op maandag 22 april 2024 kreeg ik via beelden naar aanleiding van een vernieling een aandachtvestiging. Daarin werd op basis van de volgende informatie en beeldmateriaal de herkenning van een persoon gevraagd.
Verstrekte informatie
Camerabeelden van vernieling zijn overhandigd aan wijkagent.
Verstrekt beeldmateriaal
De aandachtvestiging bevatte videobeelden. Hiervan is 1 still gemaakt.
Herkenning
De persoon en 1 persoon, rechts op beeld op still 1 herken ik als:
Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Geboren: [geboortedatum] 2002
Geboorteplaats: [geboorteplaats] in Nederland
Grondslag herkenning
Ik ken hem vanuit mijn werkzaamheden, ik ben zijn wijkagent. Ik ken de persoon redelijk tot goed, hij maakte enkele jaren geleden deel uit van een groep overlastgevende jeugd. De laatste keer dat ik hem zag was op woensdag 10 april 2024 om 10:30 uur.Ik herkende hem aan het totaalbeeld van zijn kenmerken. Aan zijn herkenning droegen de volgende specifieke kenmerken bij: Zijn dikke wenkbrauwen welke bijna doorlopen tot aan zijn bovenzijde neus. Daarbij zijn dunne vlassige snor. Ik herkende hem onmiddellijk toen ik de still zag.
Bijlage
Als bijlage is bij dit proces-verbaal gevoegd:
- Still 1
Bewijsoverweging
De rechtbank vindt op basis van bovenstaande bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 28 maart 2024 in Amersfoort opzettelijk een camera van de Alliantie heeft vernield. De vernieling en de dader zijn vastgelegd op camerabeelden. De wijkagent van de wijk waar verdachte woont heeft verdachte daarop herkend aan specifieke gezichtskenmerken (dikke wenkbrauwen en dun snorretje). Hij kent verdachte en zag hem nog enkele dagen voorafgaand aan de herkenning. De rechtbank heeft de camerabeelden zelf bekeken en heeft geconstateerd dat deze duidelijk genoeg zijn om een herkenning op te baseren. De rechtbank heeft geen redenen om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de waarneming van de wijkagent.
Een proces-verbaal van aangifte van agent [benadeelde] inclusief bijlagen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 22 april 2024 was ik werkzaam voor het Basisteam Amersfoort . Ik was belast met de opsporing van strafbare feiten samen met collega [A] .
Wij wilden op de parkeerplaats aan de achterzijde van de [adres 2] in [plaats] een verdachte aanhouden. De verdachte stapte op dat moment als bestuurder in een personenauto en reed stapvoets achteruit een parkeervak uit.
Collega [A] en ik liepen op dat moment gezamenlijk op in de richting van de verdachte en wij maakten ons daarbij kenbaar als politie. Ik riep daarbij met luide stem "POLITIE, STAAN BLIJVEN". Ik zag dat de verdachte opkeek en mij recht aankeek, maar onverminderd naar achteren bleef rijden. Ik stond op dat moment binnen handbereik van het bestuurdersportier. Ik zag dat de verdachte probeerde zijn portier te vergrendelen en ik heb op dat moment het portier opengetrokken en meermaals geroepen "POLITIE, STAAN BLIJVEN".
Terwijl ik in het geopende portier stond en met een hand de deur openhield en met mijn andere hand de verdachte probeerde vast te pakken, zag, voelde en hoorde ik dat de verdachte stevig gas gaf enhard optrok. Ik werd hierdoor over enige afstand meegesleurd in het bestuurdersportier, waardoor ik hard moest rennen om niet te vallen. Ik maakte daarbij, door het versneld rennen langszij van de auto, harde klappen met mijn hielen op het wegdek.
Ik hoorde mijn collega [A] roepen "LOSLATEN", terwijl ik voelde dat de verdachte onverminderd snelheid opbouwde met zijn auto. Ik heb vervolgens de auto en de verdachte losgelaten, waardoor ik in de optrekkende beweging van de auto hard ten val kwam.
Deze val deed pijn en ik heb door de val ook letsel opgelopen. Ik zag dat ik een bloedende schaafwond op mijn rechterknie had.
Na controle door de arts blijkt een kneuzing van mijn linker hiel. Ik zag een bloeduitstorting op mijn linker enkel.
Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [A] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 22 april 2024 was ik, verbalisant [A] , bezig met een postactie op de [straat] te [plaats] . Ik
was samen met collega [benadeelde] .
AANLEIDING
Op de [adres 2] te [plaats] woont een bekende verslaafde harddrugsgebruiker. Vanuit de wijk zijn er al jaren klachten over de [adres 2] te [plaats] in verband met de grote aanloop van drugsdealers.
Het is mij, verbalisant [A] , ambtshalve bekend dat de meeste drugsdealers aan de
achterzijde van de [adres 2] naar binnen gaan, hun drugs binnen verkopen aan
bewoner of de woning gebruiken om drugs te verpakken of te bereiden.
WAARNEMING
Op genoemde datum en tijdstip zag ik een voertuig aan de achterzijde van de woning
parkeren. Ik zag dat er één persoon in het voertuig zat. Ik zag dat er een persoon uitstapte. Ik zag dat de persoon enkele keren om zich heen keek en daarna naar de achterzijde van de
[adres 2] liep en de tuin binnenging. Hierna was de persoon uit het zicht.
Inmiddels had collega [benadeelde] , het voertuig in de politiesystemen nagekeken en
herkenden wij de eigenaar van dit voertuig aan de hand van zijn rijbewijs foto. De
persoon betrof: [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats] .
In de politiesystemen zag ik de volgende aandachtsvestiging op deze persoon:
"AANDACHTSVESTIGING (J10) - Tijdstip opmaak: 10-04-2024 om 12:53
Signalen bij de wijkagenten van [wijk] dat betrokkene al geruime tijd drugs aan het dealen is in de wijk"
VERDACHTE
Na ongeveer 2 minuten kwam [verdachte] vanuit de tuin van de [adres 2] weer
in beeld. Ik zag dat [verdachte] meerdere keren om zich heen keek. Ik zag dat
[verdachte] terugliep naar zijn voertuig. Ik zag dat hij naast voertuig bleef staan en
opnieuw meerdere keren op zich heen keek. Ik zag dat hij vervolgens op zijn telefoon
keek en in zijn voertuig stapte.
Gezien bovenstaande feiten en omstandigheden merkte ik [verdachte] aan als verdachte
van handel in verdovende middelen.
Ik zei tegen collega [benadeelde] dat wij de verdachte gingen aanhouden en gaf dit middels
de portofoon door aan de inmiddels aanrijdende collega's.
Op het moment dat de verdachte in zijn voertuig stapte, liep ik samen met collega
[benadeelde] naam hem toe. Ik zag dat de verdachte zijn voertuig naar achteren reed. Ik zag
dat zijn portierramen gesloten waren. Ik, [A] , riep met luide stem: "Politie,
politie staan blijven je bent aangehouden." Ik riep dit meerdere keren achter elkaar.
Ik zag dat de verdachte erg schrok en direct zijn deur op slot probeerde te doen. Dit
lukte niet. Ik zag dat collega [benadeelde] de bestuurdersdeur opende. Hierop riep ik
nogmaals met luide stem: "politie, politie je bent aangehouden".
Ik zag dat het voertuig vervolgens langzaam naar achteren een parkeervak inrolde. Ik zag dat [benadeelde] de verdachte vastpakte om hem uit zijn auto te halen. Ik zag en
hoorde vervolgens dat de verdachte gas gaf. Ik zag op dat moment een verandering in het gelaat van de verdachte. Ik zag in eerste instantie, op het moment dat de verdachte ons voor het eerst zag, een gezichtsuitdrukking van angst en schrik. Ik zag ook dat de verdachte in deze schrik/angst reactie naar ons keek. Hier zag ik dat de verdachte een soort vastberaden trek op zijn gezicht kreeg, niet meer naar ons keek en zich enkel richtte op zijn vluchtweg. I Ik zag dat collega [benadeelde] de verdachte / het voertuig vasthield.
Ik zag dat collega [benadeelde] naast het voertuig zo goed en zo kwaad als het ging mee
rende om te voorkomen dat hij meegesleurd werd. Ik zag en hoorde dat de verdachte
meer gas gaf en harder ging rijden. Ik zag dat het voertuig harder reed dan dat
collega [benadeelde] kon rennen. Na enkele tientallen meters maakte de verdachte een
scherpe bocht naar rechts. Hierdoor zag ik dat collega [benadeelde] door de snelheid werd
losgescheurd / gelanceerd van de auto. Ik zag dat collega [benadeelde] met kracht op de
grond terecht kwam en enkele meters doorrolde. De verdachte reed na dit incident door kennelijk om aan de politie te ontkomen.
Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [benadeelde] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op dat moment kwam [verdachte] , binnen een minuut, echter alweer teruggelopen vanaf het perceel aan de achterzijde van de woning, terug richting de genoemde auto. Het is ons
ambtshalve bekend dat dealcontacten zeer kortstondig van aard zijn en gebruikelijk op afspraak binnen een zeer korte tijdsspanne plaatsvinden.
Een proces-verbaal van verhoor van verdachte van 23 april 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik zeg je heel eerlijk ik ging gewoon plankgas wegrijden.
Een schriftelijk bescheid bevattende een namens [benadeelde] op 11 februari 2025 ingevuld en ondertekend formulier met een verzoek tot schadevergoeding met bijlagen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Door de handelingen van verdachte en de val die hierop volgde heeft benadeelde letsel opgelopen. Kras/snee op binnenkant rechterhand.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank vindt op basis van bovenstaande bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 22 april 2024 in Amersfoort zich met geweld heeft verzet tegen de aanhouding door agent [benadeelde] . Door het geweld van verdachte heeft [benadeelde] letsel opgelopen. Dit oordeel wordt als volgt uitgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat [benadeelde] handelde in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening toen verdachte met hoge snelheid wegreed. Hiervoor kijkt de rechtbank naar wat agent [A] heeft beschreven in zijn proces-verbaal.
In het proces-verbaal van [A] staat dat hem ambtshalve bekend was dat het pand, waarvan verdachte op 22 april 2024 de achtertuin betrad, bewoond wordt door een bekende harddrugsgebruiker. Ook was [A] ambtshalve bekend dat dealers bij die woning achterom gaan, zoals verdachte dus deed. [A] en [benadeelde] zagen vervolgens in het politiesysteem een aandachtvestiging, waarin stond dat bij wijkagenten signalen waren ontvangen dat verdachte in drugs zou handelen. Ook zagen de agenten dat verdachte, terwijl hij naar en van de woning liep, meerdere keren om zich heen keek en slechts enkele minuten uit zicht was nadat hij de tuin van de woning in was gegaan. Daarbij geldt dat het de politie ambtshalve bekend is dat een drugsdeal zeer snel gesloten wordt. Deze omstandigheden leidden ertoe dat [A] verdachte op dat moment aanmerkte als verdachte van handel in verdovende middelen. De rechtbank is van oordeel dat genoemde omstandigheden ook voldoende zijn voor een redelijk vermoeden van schuld aan drugshandel. De politie mocht verdachte dus aanhouden. Toen [A] verdachte vervolgens benaderde bracht verdachte zijn auto in beweging. [A] riep dat verdachte was aangehouden. Verdachte probeerde daarop zijn deur op slot te doen, maar dat lukte niet omdat [benadeelde] de deur opentrok. [A] riep toen nogmaals dat verdachte was aangehouden. Hierna probeerde [benadeelde] verdachte vast te pakken, maar verdachte gaf gas en reed weg met [benadeelde] in zijn deuropening.
Anders dan de verdediging ziet de rechtbank in wat [benadeelde] heeft verklaard in zijn aangifte geen aanleiding om te twijfelen of sprake was van een aanhoudingssituatie. [benadeelde] riep, net als [A] , dat verdachte moest blijven staan. Vervolgens had [benadeelde] zijn handen vol aan verdachte die probeerde weg te komen en hem in zijn vlucht meesleurde.
Op de terechtzitting heeft verdachte bekend zich schuldig te hebben gemaakt aan handel in cocaïne en heroïne in de periode vanaf januari 2024 tot zijn aanhouding op 22 april 2024. De raadsvrouw heeft voor dit feit, voor zover hierna bewezen verklaard, geen vrijspraak bepleit. De rechtbank zal daarom alleen maar opsommen welke bewijsmiddelen zij voor de bewezenverklaring gebruikt.
De gebruikte bewijsmiddelen zijn:
- de bekennende verklaring van verdachte op de terechtzitting van 24 februari 2025;
- het proces-verbaal van bevindingen over het onderzoek naar de rode iPhone van verbalisant [verbalisant 1] van 3 mei 2024;
- schriftelijke bescheiden met Whatsappberichtenverkeer met het account ‘ [accountnaam] ’ van 13 januari 2024;
- schriftelijke bescheiden met Whatsappberichtenverkeer met het account ‘ [accountnaam] ’ van 22 april 2024.
Gedeeltelijke vrijspraak feit 3
De rechtbank is van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken van harddrugshandel in de periode van 19 september 2023 tot en met 12 januari 2024. Verdachte heeft op de terechtzitting met stukken aannemelijk gemaakt dat hij in de periode van 19 september 2023 tot januari 2024 in het noorden van land werkzaam was. Dat verdachte zich in die periode ook in (de omgeving van) Amersfoort bezighield met de handel in harddrugs vindt de rechtbank moeilijk voor te stellen, zeker omdat uit het onderzoek in de dealtelefoon blijkt dat dagelijks veelvuldig werd gebeld en geappt met verzoeken om harddrugs te leveren. Verder bevat het dossier geen aanknopingspunten dat verdachte eerder dan 13 januari 2024 begon met zijn drugshandel, zodat verdachte voor dit feit tot aan die datum wordt vrijgesproken.
Op de terechtzitting heeft verdachte bekend dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het bezit van cocaïne en heroïne op 22 april 2024. De raadsvrouw heeft voor dit feit, voor zover hierna bewezen verklaard, geen vrijspraak bepleit. De rechtbank zal daarom alleen maar opsommen welke bewijsmiddelen zij voor de bewezenverklaring gebruikt.
De gebruikte bewijsmiddelen zijn:
- de bekennende verklaring van verdachte op de terechtzitting van 24 februari 2025;
- het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] van 22 april 2024;
- een geschrift, inhoudende een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 23 april 2024, opgesteld door ing. P.H. Walinga;
- een geschrift, inhoudende een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 23 april 2024, opgesteld door P.H. Walinga.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1
op 28 maart 2024 te Amersfoort opzettelijk en wederrechtelijk een camera die aan Alliantie toebehoort heeft vernield,;
Feit 2
op 22 april 2024 te Amersfoort , zich met geweld, heeft verzet tegen een ambtenaar, verbalisant [benadeelde] , werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten ter aanhouding van verdachte door met hoge snelheid (vooruit) weg te rijden met zijn auto terwijl die [benadeelde] zich in het open portier van de auto bevond en [benadeelde] verdachte en/of de auto vasthield ter aanhouding, terwijl dit misdrijf en/of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten kneuzing van de (linker)hiel, een bloeduitstorting op de (linker)enkel, één of meer schaafwonden op de (rechter)knie en een kras op de hand bij die [benadeelde] ten gevolge heeft gehad;
Feit 3
in de periode van 13 januari 2024 tot en met 22 april 2024 in Nederland, meermalen, telkens opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Feit 4
op 22 april 2024 te Amersfoort opzettelijk aanwezig heeft gehad 10,04 gram van een materiaal bevattende cocaïne en2,01 gram van een materiaal bevattende heroïne, telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.