ECLI:NL:RBMNE:2025:1522

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 februari 2025
Publicatiedatum
3 april 2025
Zaaknummer
16/308580-21
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bezit van harddrugs, gevaar op de weg, mishandeling van verbalisanten en rijden onder invloed

Op 26 februari 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 13 november 2021 in Zeist betrokken was bij meerdere strafbare feiten. De verdachte werd beschuldigd van het vervoeren van harddrugs, het veroorzaken van gevaar op de weg, het mishandelen van twee verbalisanten door met een auto op hen in te rijden, en het rijden onder invloed van harddrugs. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie, mr. M. Kamper, eiste een gevangenisstraf van drie maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 60 uur. De verdediging pleitte voor een lichtere straf, gezien de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan alle ten laste gelegde feiten. De verdachte had een aanzienlijke hoeveelheid harddrugs bij zich en vertoonde gevaarlijk rijgedrag, wat leidde tot een aanrijding met de politie. De rechtbank legde een gevangenisstraf van drie maanden op, die niet ten uitvoer zou worden gelegd, en een taakstraf van 60 uur. Daarnaast werden bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en ambulante verslavingsbehandeling. De rechtbank oordeelde ook over de vorderingen van de benadeelde partijen, waarbij schadevergoeding werd toegewezen aan de verbalisanten voor het letsel dat zij hadden opgelopen.

De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de gevolgen van het gedrag van de verdachte, evenals de noodzaak van rehabilitatie en toezicht om herhaling te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/308580-21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 26 februari 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1988 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] in [woonplaats]
(hierna: verdachte).

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 februari 2025
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M. Kamper en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. C.H.J. van Dooijeweert, advocaat te Barneveld, alsmede mr. T. Rezaie, als advocaat van de benadeelde partijen [verbalisant 1] en [verbalisant 2] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er in het kort op neer dat verdachte:
Feit 1
op 13 november 2021 in Zeist samen met anderen harddrugs heeft vervoerd, namelijk:
- 179,37 gram amfetamine;
- 58,81 gram MDMA;
- 2,8 cocaine;
- 56,93 gram GHB;
- 2,5 gram metamfetamine;
Feit 2
op 13 november 2021 in Zeist met een voertuig (personenauto met kenteken [kenteken] ) gevaar op de weg heeft veroorzaakt en/of het verkeer heeft gehinderd;
Feit 3
- primair: op 13 november 2021 in Zeist [verbalisant 2] en/of [verbalisant 1] heeft mishandeld met zwaar lichamelijk letsel (whiplash/ rug- en nekklachten) als gevolg, door met een auto in te rijden op hun auto;
- subsidiair: [verbalisant 2] en/of [verbalisant 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven/zware mishandeling door met een auto op hen in te rijden en/of met verhoogde snelheid op hen af te rijden;
Feit 4
op 13 november 2021 in Zeist een personenauto heeft bestuurd onder invloed van harddrugs, namelijk:
- 5148 microgram/l amfetamine en/of
- 75 microgram/l methamfetamine.

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een oordeel kan geven over de vraag of verdachte de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd, moet worden beoordeeld of aan de in de wet gestelde voorvragen is voldaan. Dat is het geval: de dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd om deze zaak te beoordelen, de officier van justitie mag verdachte vervolgen en er zijn geen redenen om de vervolging uit te stellen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat alle vier de feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. Onder feit 3 vindt zij het primair ten laste gelegde feit te bewijzen. De standpunten van de officier van justitie worden - voor zover van belang voor de beoordeling - besproken in paragraaf 4.3.2.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het bewijs voor feit 1, feit 2 en feit 4 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van het primair ten laste gelegde onder feit 3 heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit en voor het subsidiair ten laste gelegde onder feit 3 heeft zij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De standpunten van de raadsvrouw worden - voor zover van belang voor de beoordeling - besproken in paragraaf 4.3.2.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Bewijsmiddelen
De rechtbank is van oordeel dat alle vier de ten laste gelegde feiten bewezen kunnen worden verklaard. In het geval dat hoger beroep tegen dit vonnis wordt ingesteld, zullen de bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis zal worden gehecht.
4.3.2.
Bewijsoverwegingen
Verdachte heeft het ten laste gelegde onder feit 1, feit 2 en feit 4 ter terechtzitting (grotendeels) bekend. Op basis van die bekennende verklaring, in combinatie met de bewijsmiddelen uit het dossier is de rechtbank van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
Ten aanzien van feit 3 overweegt de rechtbank als volgt. Verdachte reed op 13 november 2021 in een personenauto, waarmee hij gevaarlijk rijgedrag vertoonde (feit 2). Om die reden hebben verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] de achtervolging ingezet. Verdachte voldeed niet aan de stoptekens die hem werden gegeven en tijdens de achtervolging is hij een doodlopende straat ingereden. Hij heeft de auto vervolgens stilgezet en is achteruit gereden. Achter de auto van verdachte stonden de verbalisanten met hun auto. Verdachte is vervolgens tegen hun auto gebotst. Verdachte heeft bij de politie en tijdens de zitting verklaard dat hij niet had gezien dat de verbalisanten achter hem aan die straat in waren gereden en vlak achter hem stonden met hun auto. Hij zou nooit de bedoeling hebben gehad om de verbalisanten letsel toe te brengen en wilde, naar eigen zeggen, alleen wegkomen.
De rechtbank is van oordeel dat er wettig en overtuigend bewijs is voor de ten laste gelegde mishandeling onder feit 3. Uit de feiten en omstandigheden kan worden afgeleid dat verdachte (voorwaardelijk) opzet had op de mishandeling van de verbalisanten. Verdachte wist namelijk dat de politie al een tijd achter hem aanreed, hij had hun stoptekens genegeerd en hij was een doodlopende straat ingereden. Door onder deze omstandigheden met enige snelheid achteruit te rijden heeft verdachte het risico aanvaard dat hij tegen de verbalisanten zou aanrijden Ook vindt de rechtbank dat hij dit risico bewust heeft aanvaard, mede door de gevaarlijke gedragingen die verdachte tijdens de achtervolgingen liet zien. Ook was er een aanmerkelijke kans aanwezig dat aangevers door de onverhoedse klap lichamelijk letsel en/of pijn zouden oplopen. Het in een auto met enige snelheid tegen een andere auto aanrijden, kan naar het oordeel van de rechtbank naar de uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op het veroorzaken van lichamelijk letsel of pijn, dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte met zijn handelen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij verbalisanten lichamelijk letsel of pijn zou toebrengen. Hij heeft het letsel van de verbalisanten door zijn gedragingen op de koop toegenomen.
De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel. De verbalisanten hebben weliswaar vervelend letsel opgelopen door de aanrijding met verdachte, maar medisch ingrijpen was niet noodzakelijk. Verder leidt de rechtbank uit het dossier af dat het letsel bestond uit lichte nek- en rugklachten, die na een aantal bezoeken aan de fysiotherapeut zijn verholpen. Verdachte zal hier dus partieel van worden vrijgesproken.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1
op 13 november 2021 te Zeist tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk heeft vervoerd,
179,37 gram van een materiaal bevattende amfetamine en
58,81 gram van een materiaal bevattende MDMA en
2,8 gram van een materiaal bevattende cocaine en
56,93 gram van een materiaal bevattende GHB en
2,5 gram van een materiaal bevattende metamfetamine,
telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Feit 2
op 13 november 2021 in Nederland als bestuurder van een voertuig (personenauto met kenteken [kenteken] ), daarmee rijdende op de weg;
- de Rijksweg A12 over de weg slingerde en geen gevolg heeft gegeven aan het
volgsignaal gegeven door een (politie)ambtenaar en;
- met een snelheid van ongeveer (ten minste) 180 km/u heeft gereden;
- vervolgens met onveranderde snelheid, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, de afrit Maarn/Doorn op is gereden en vervolgens krachtig moest remmen om een aanrijding met aldaar rijdende auto's te voorkomen;
- geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers is hij niet gestopt voor een voor zijn rijrichting bestemd verkeerslicht dat rood licht uitstraalde, maar is hij doorgereden;
- vervolgens over een middengeleider is gereden en daarbij een paaltje/verkeersbord heeft geraakt;
- op de N227 stil is gaan staan en achteruit is gereden;
- vervolgens links van een bord verplichte rijrichting op de rijstrook voor het tegengestelde verkeer is gaan rijden;
- meermalen zijn verlichting heeft gedoofd;
- telkens zijn snelheid verhoogde om vervolgens te remmen en uit te wijken naar links of rechts;
- met een snelheid van ongeveer (ten minste) 140 km/u heeft gereden;
- op de N224 telkens remde om vervolgens gas te geven;
door welke gedragingen van verdachte gevaar op de weg werd veroorzaakt;
Feit 3
op 13 november 2021 te Zeist [verbalisant 2] en [verbalisant 1] heeft mishandeld door als
bestuurder van een auto in te rijden op de auto van die [verbalisant 2] en [verbalisant 1] ,
terwijl het feit letsel, te weten voor die [verbalisant 1] en [verbalisant 2] rug- en/of nekklachten ten gevolge heeft gehad;
Feit 4
op 13 november 2021 in Nederland, een voertuig, te weten een personenauto met het kenteken [kenteken] , heeft bestuurd, na gebruik van een of meer in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stoffen als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten amfetamine en methamfetamine, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van genoemde Wet, het gehalte in zijn bloed bij iedere aangewezen stoffen vermelde meetbare stoffen 5148 microgram/l amfetamine en/of 75 microgram/l methamfetamine bedroeg, in elk geval (telkens) zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stoffen afzonderlijk vermelde grenswaarde.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
Feit 2
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994;
Feit 3
mishandeling;
Feit 4
overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte voor het door haar bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 3 maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met als bijzondere voorwaarde een meldplicht bij de reclassering;
- een taakstraf van 60 uur, met aftrek van het voorarrest, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 30 dagen hechtenis;
- een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 2 maanden.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om, gelet op de overschrijding van de redelijke termijn, de toepassing van artikel 63 Wetboek van Strafrecht (Sr) en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. In plaats daarvan kan een taakstraf en eventueel een voorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vier ernstige strafbare feiten. Verdachte heeft een zeer gevaarlijke situatie veroorzaakt op de weg door zijn rijgedrag, terwijl hij daarbij ook nog onder invloed van harddrugs was. Ook vervoerde hij een forse hoeveelheid harddrugs in zijn auto. Daarnaast heeft hij stoptekens van de politie genegeerd en is hij zelfs tijdens de achtervolging door de politie tegen hen aangereden, waarbij hij letsel bij de verbalisanten heeft veroorzaakt.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van de justitiële documentatie (het strafblad) van verdachte van 30 december 2024. Daaruit volgt dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Uit het reclasseringsadvies van 4 februari 2025 volgt dat verdachte al sinds zijn 15e drugs gebruikt, maar sinds vier maanden abstinent is. Dat verdachte ten tijde van de ten laste gelegde feiten ook onder invloed van speed was heeft volgens de reclassering mogelijk aangezet tot impulsiviteit. Het contact met zijn partner ziet de reclassering als mogelijk beschermend, net als zijn dagbesteding in de vorm van werk. Het risico op recidive wordt ingeschat op gemiddeld. Bij een veroordeling adviseert de reclassering om een deels voorwaardelijke straf op te leggen met de volgende bijzondere voorwaarden:
  • Meldplicht bij reclassering;
  • Ambulante verslavingsbehandeling;
  • Ambulante psychische behandeling (gericht op impulsiviteit), indien de reclassering dit nodig acht;
  • Meewerken aan middelencontrole.
Strafoplegging
Gelet op de ernst van de bewezen verklaarde feiten zou een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enkele maanden een passende straf zijn. De rechtbank houdt er echter rekening mee dat de redelijke termijn fors is overschreden, namelijk met één jaar en drie maanden. Daarnaast is artikel 63 Sr van toepassing en van grote invloed op de op te leggen straf. Om die reden vindt de rechtbank het niet passend om verdachte nu nog een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
De rechtbank vindt de eis van de officier van justitie een passende afdoening en zal dan ook een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden opleggen met een proeftijd van 2 jaar met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd. Daarnaast zal verdachte een taakstraf moeten uitvoeren van 60 uur, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Anders dan door de officier van justitie gevorderd, zal de rechtbank geen ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen. Aangezien verdachte al eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld, zal hij na het onherroepelijk worden van dit vonnis een tweede strafpunt krijgen en zal zijn rijbewijs ongeldig worden verklaard. Om zijn rijbewijs terug te krijgen moet verdachte een onderzoek naar zijn rijvaardigheid bij het CBR afleggen en mogelijk opnieuw rijexamen doen. Gezien deze bestuursrechtelijke sanctie, ziet de rechtbank geen noodzaak om daarbovenop een strafrechtelijke ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen.

9.BESLAG

Onder verdachte zijn diverse goederen inbeslaggenomen. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het inbeslaggenomen geld terug kan naar de verdachte en dat de rest wordt onttrokken aan het verkeer. De verdediging heeft alleen verzocht om teruggave van het inbeslaggenomen geld en heeft zich met betrekking tot de overige in beslag genomen goederen gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal teruggave gelasten aan verdachte van het onder hem in beslaggenomen geld (€ 920,-), zijn bankpas en de hamer (PL0900-2021359329-2906330).
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal de in beslag genomen medicatie, drugs (en bijbehorende verpakkingen etc.) en wapens onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. De voorwerpen zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar de door verdachte begane feiten, aangetroffen en ze kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke misdrijven.
Bewaring in beslag genomen voorwerpen
Met betrekking tot de in beslag genomen weegschaal en sleutels kan geen persoon als rechthebbende worden aangemerkt. De rechtbank zal daarom de bewaring ten behoeve van de rechthebbende(n) van deze voorwerpen gelasten.

10.BENADEELDE PARTIJ

10.1
De vorderingen
[verbalisant 1] en heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.364,44. Dit bedrag bestaat uit € 164,55 materiële schade en € 1200,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 3 ten laste gelegde.
[verbalisant 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1500,- aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 3 ten laste gelegde.
Namens de benadeelde partijen is aangevoerd dat de vorderingen kunnen worden toegewezen en dat zowel verdachte als medeverdachte [medeverdachte] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de vergoeding van de schade.
10.2
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de vordering van [verbalisant 1] gedeeltelijk toewijzen. Ten aanzien van de materiële schade overweegt de rechtbank dat dit alleen ziet op de schade aan het oog dat door een laser is veroorzaakt. Aangezien de bewezenverklaarde feiten in de zaak van verdachte hier niet op zien, zal de rechtbank de vordering voor dat deel afwijzen.
Ten aanzien van de immateriële schade stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder feit 3 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden, in de vorm van letsel. Hij komt dus in aanmerking voor schadevergoeding. De rechtbank zal, gelet op vergelijkbare zaken, het gevorderde bedrag wel matigen en zowel verdachte als de medeverdachte in een deel van de vordering veroordelen. Ditzelfde geldt voor de vordering van [verbalisant 2] .
De rechtbank zal verdachte niet hoofdelijk veroordelen in de vergoeding van de schade, omdat er geen deelnemingsvorm onder feit 3 bewezen is verklaard. Bovendien ziet de tenlastelegging van de medeverdachte op andere feiten en is er geen rechtstreeks verband tussen alle gevorderde schade en de tenlastegelegde feiten. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er geen sprake is van groepsaansprakelijkheid.
De rechtbank zal daarom de vorderingen van zowel [verbalisant 1] als [verbalisant 2] tot het bedrag van € 350,- per persoon aan immateriële schade toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 13 november 2021 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zullen maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 700,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 13 november 2021 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 14 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [verbalisant 1] en [verbalisant 2] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 36b, 36d, 36f, 47, 57, 60a, 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht;
  • 2 en 10 van de Opiumwet en
  • 5 en 8 van de Wegenverkeerswet 1994;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde onder feit 1, feit 2, feit 3 primair en feit 4 bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 3 maanden;
- bepaalt dat de gevangenisstraf
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij
een proeftijd van 2 jarenvast;
- als algemene voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich binnen drie dagen na de veroordeling telefonisch meldt bij Reclassering
Iriszorg, Nieuwe Oeverstraat 65, 6811 JB in Arnhem, telefoonnummer: 088 606 1311. Hierna worden er nadere afspraken gemaakt over de wijze van uitvoering van de meldplichtcontacten. Verdachte moet zich vervolgens blijven melden, zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Hij dient zich te houden aan de afspraken en aanwijzingen van Reclassering Iriszorg, ook als dat inhoudt
dat hij zijn medewerking moet verlenen aan de uitvoering van huisbezoeken, de methodiek ‘Stap voor Stap’ en de SCIL.
* zich laat behandelen door IrisZorg of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering en indien de reclassering dit noodzakelijk acht. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
* zich laat behandelen door Kairos of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de
reclassering en indien de reclassering dit noodzakelijk acht. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
* meewerkt aan controle op het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd.
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 60 uur;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 30 dagen hechtenis;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de volgende voorwerpen:
  • 920 EUR (IBG 13-11-2021,G2905932);
  • 1 STK Pas (PL0900-2021359329-G2906389);
  • 1 STK Hamer (PL0900-2021359329-2906330);
- verklaart de volgende voorwerpen onttrokken aan het verkeer:
  • 1 STK Wapen (PL0900-2021359329-G2906149);
  • 1 STK Mes (PL0900-2021359329-G2906385);
  • 3 STK Verdovende Middelen (PL0900-2021359329-G2906068);
  • 1 STK Poeder (PL0900-2021359329-G2906139);
  • 1 STK Poeder (PL0900-2021359329-G2906143);
  • 1 STK Pil (PL0900-2021359329-G2906141);
  • 10 STK Xtc (PL0900-2021359329-G2906153);
  • 1 STK Verdovende Middelen (PL0900-2021359329-G2906390);
  • 1 STK Verdovende Middelen (PL0900-2021359329-G2906399);
  • 3 STK Xtc (PL0900-2021359329-G2906401);
  • 1 STK Verdovende Middelen (PL0900-2021359329-G2906428);
  • 1 STK Verdovende Middelen (PL0900-2021359329-G2906427);
  • 1 STK Verdovende Middelen (PL0900-2021359329-G2906416);
  • 1 STK Broodtrommel (PL0900-2021359329-G2906406);
  • 1 STK Poeder (PL0900-2021359329-G2907813);
  • 2 STK Verdovende Middelen (PL0900-2021359329-G2906475);
  • 1 STK Medicijn (PL0900-2021359329-G2906400);
  • 1 STK Medicijn (PL0900-2021359329-G2906440);
  • 1 STK Medicijn (PL0900-2021359329-G2906335);
  • 1 STK Broodtrommel (PL0900-2021359329-G2906415);
  • 28 STK Medicijn (PL0900-2021359329-G2906333);
  • 8 STK Medicijn (PL0900-2021359329-G2906323);
  • 20 STK Pil (PL0900-2021359329-G2906336);
  • 72 STK Medicijn (PL0900-2021359329-G2906361);
  • 40 STK Pil (PL0900-2021359329-G2906363);
  • 30 STK Pil (PL0900-2021359329-G2906368);
  • 9 STK Medicijn (PL0900-2021359329-G2906367);
  • 20 STK Medicijn (PL0900-2021359329-G2906371);
  • 80 STK Pil (PL0900-2021359329-G2906370);
  • 27 STK Medicijn (PL0900-2021359329-G2906369);
  • 10 STK Medicijn (PL0900-2021359329-G2906378);
  • 30 STK Pil (PL0900-2021359329-G2906380);
  • 10 STK Pil (PL0900-2021359329-G2906382);
  • 6 STK Medicijn (PL0900-2021359329-G2906381);
  • 1 STK Medicijn (PL0900-2021359329-G2906392);
  • 3 STK Pil (PL0900-2021359329-G2906387);
  • 51,6 GR Verdovende Middelen (PL0900-2021359329-G2907816);
  • 2 STK Schrijfgerei (PL0900-2021359329-G2906430, 2x snuifpen met vermoedelijk drugs erin);
  • 1 STK Verdovende Middelen (PL0900-2021359329-G2906395);
  • 1 STK Verdovende Middelen (PL0900-2021359329-G2906407);
  • 1 STK Verdovende Middelen (PL0900-2021359329-G2906410);
  • 1 STK Verdovende Middelen (PL0900-2021359329-G2906422);
  • 1 STK Verdovende Middelen (PL0900-2021359329-G2906424);
  • 1 STK Verdovende Middelen (PL0900-2021359329-G2906473);
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende(n) van de volgende voorwerpen:
  • 1 STK Weegschaal (PL0900-2021359329-G2906301);
  • 2 STK Sleutel (PL0900-2021359329-G2906172);
  • 3 STK Sleutel (PL0900-2021359329-G2906303);
Benadeelde partijen (feit 3)
  • wijst de vordering van
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [verbalisant 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 november 2021 tot de dag van volledige betaling;
  • wijst de vordering van [verbalisant 1] voor wat betreft het meer gevorderde af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [verbalisant 1] aan de Staat € 350,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 november 2021 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 7 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
  • wijst de vordering van
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [verbalisant 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 november 2021 tot de dag van volledige betaling;
  • wijst de vordering van [verbalisant 2] voor wat betreft het meer gevorderde af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [verbalisant 2] aan de Staat € 350,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 november 2021 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 7 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G. van Ommeren, voorzitter, mr. A.M.M. Lemmen en mr. S.E. van den Brink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Bazaz, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 februari 2025.
Mr. Van Ommeren en mr. Van den Brink zijn verhinderd dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 13 november 2021 te Zeist, de rijksweg A12, de N227 en/of op de
N224, in elk geval in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
heeft vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 179,37 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende amfetamine en/of
ongeveer 58,81 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende MDMA en/of
ongeveer 2,8 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaine en/of
ongeveer 56,93 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende GHB en/of
ongeveer 2,5 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende metamfetamine,
zijnde MDMA en/of cocaine en/of GHB en/of metamfetamine
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek
van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 13 november 2021 te Zeist, in elk geval in Nederland, als
bestuurder van een voertuig (personenauto met kenteken [kenteken] ), daarmee
rijdende op de weg,
- de Rijksweg A12 over de weg slingerde en/of geen gevolg heeft gegeven aan het
volgsignaal gegeven door een (politie)ambtenaar en/of
- met een snelheid van ongeveer (tenminste) 180 km/h heeft gereden, althans met
een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane
maximumsnelheid van 130 km/u, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid
dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was
- ( vervolgens) met onveranderde snelheid, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere
snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, de afrit
Maarn/Doorn op is gereden en/of (vervolgens) krachtig moest remmen om een
aanrijding met aldaar rijdende auto's te voorkomen
- geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt,
immers is hij niet gestopt voor een voor zijn rijrichting bestemd verkeerslicht dat
rood licht uitstraalde, maar is hij doorgereden
- ( vervolgens) over een middengeleider is gereden en daarbij een
paaltje/verkeersbord heeft geraakt
- op de N227 stil is gaan staan en/of achteruit is gereden
- ( vervolgens) links van een bord verplichte rijrichting op de rijstrook voor het
tegengestelde verkeer is gaan rijden
- meermalen zijn verlichting heeft gedoofd
- telkens zijn snelheid verhoogde om (vervolgens) te remmen en/of uit te wijken
naar links of rechts
- met een snelheid van ongeveer (tenminste) 140 km/h heeft gereden, althans met
een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane
maximumsnelheid van 80 km/u, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid
dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was
- op de N224 telkens remde om vervolgens gas te geven
- met een snelheid van ongeveer (tenminste) 120 km/h heeft gereden, althans met
een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane
maximumsnelheid van 80 km/u, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid
dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was - op een parallele weg aan de N224/Woudenbergseweg de personenauto heeft
stilgezet en/of (vervolgens) met hoge toeren achteruit is gereden en daarbij in
botsing is gekomen met een politievoertuig,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
( art 5 Wegenverkeerswet 1994 )
3
hij op of omstreeks 13 november 2021 te Zeist, in elk geval in Nederland,
[verbalisant 2] en/of [verbalisant 1] heeft/hebben mishandeld door als
bestuurder van een auto in te rijden op de auto van die [verbalisant 2] en/of
[verbalisant 1] ,
terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten voor die [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2]
een whiplash en/of rug- en/of nekklachten ten gevolge heeft gehad
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 300 lid 2 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 november 2021 te Zeist, in elk geval in Nederland,
[verbalisant 2] en/of [verbalisant 1] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door als bestuurder van een auto in te rijden en/of met verhoogde snelheid/hoge
toeren af te rijden op de auto van die [verbalisant 2] en/of [verbalisant 1] ;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
4
hij op of omstreeks 13 november 2021 op de Rijksweg A12 en/of de N227 en/of de
N224/Woudenbergseweg, in elk geval in Nederland,
een voertuig, te weten een personenauto met het kenteken [kenteken] , heeft
bestuurd of als bestuurder heeft doen besturen,
na gebruik van een of meer in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en
geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stoffen als bedoeld in artikel 8, eerste
lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten amfetamine en/of methamfetamine,
terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van genoemde Wet, het
gehalte in zijn bloed bij iedere aangewezen stoffen vermelde meetbare stoffen 5148
microgram/l amfetamine en/of 75 microgram/l methamfetamine bedroeg, in elk
geval (telkens) zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die
stoffen afzonderlijk vermelde grenswaarde
( art 8 lid 5 Wegenverkeerswet 1994 )