ECLI:NL:RBMNE:2025:1516

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 maart 2025
Publicatiedatum
3 april 2025
Zaaknummer
C/16/579420 / JE RK 24-1311
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting ondertoezichtstelling niet doelmatig, kind met moeder in Belarus, vader in Nederland, zorg mijdend

In deze zaak heeft de kinderrechter op 12 maart 2025 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2019, die met zijn moeder in Belarus verblijft en wiens vader in Nederland woont. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om de ondertoezichtstelling van de minderjarige te verlengen voor een periode van zes maanden, omdat er zorgen waren over de thuissituatie en het welzijn van het kind. De ouders, die gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen, waren het niet eens met dit verzoek en stelden dat zij goede ouders zijn en dat het kind goed verzorgd wordt in Belarus.

De kinderrechter heeft in haar beoordeling vastgesteld dat er nog steeds ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van de minderjarige, vooral gezien het gebrek aan zicht op zijn leefomstandigheden en de bereidheid van de ouders om samen te werken met de hulpverlening. Ondanks dat de wettelijke criteria voor een ondertoezichtstelling zijn vervuld, oordeelde de kinderrechter dat een voortzetting van de ondertoezichtstelling niet doelmatig is, omdat de uitvoering van de maatregel praktisch onuitvoerbaar is gebleken. De ouders hebben geen openheid gegeven over de situatie en hebben de hulpverlening buiten de deur gehouden.

De kinderrechter heeft daarom het verzoek van de Raad afgewezen en verklaard dat de beslissing uitvoerbaar bij voorraad is, wat betekent dat deze direct van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De ouders hebben de mogelijkheid om binnen drie maanden na de uitspraak in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/579420 / JE RK 24-1311
Datum uitspraak: 12 maart 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming,
Midden-Nederland, Utrecht,
hierna te noemen de Raad,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2019 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[moeder],
hierna te noemen de moeder,
ingeschreven in [plaats] ,
verblijvende in [verblijfplaats] (Belarus),
[vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] ,
de gecertificeerde instelling
SAMEN VEILIG MIDDEN NEDERLAND,
gevestigd in Utrecht,
hierna te noemen de GI.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Voor het verloop van de procedure verwijst de kinderrechter naar de beschikking van 13 september 2024. Daarna heeft de kinderrechter de volgende stukken ontvangen:
- de brief van de GI met bijlagen van 28 januari 2025;
  • het bericht van de Raad met aanvullende rapportage van 10 februari 2025;
  • de brief van de Raad, ontvangen op 27 februari 2025;
  • de twee documenten die de vader tijdens de zitting heeft overgelegd.
1.2.
Op 12 maart 2025 heeft de kinderrechter de zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder (online) bijgestaan door mevrouw A. Belyaeva, tolk Russisch;
- de heer [A] namens de Raad;
- mevrouw [B] namens de GI.
1.3.
Aan het einde van de zitting heeft de kinderrechter mondeling uitspraak gedaan. Dit is de schriftelijke uitwerking van de beslissing.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] . Dat betekent dat zij gezamenlijk de belangrijke beslissingen over hem mogen nemen.
2.2.
[minderjarige] verblijft met de moeder in een appartement in [verblijfplaats] , Belarus. De vader woont in [woonplaats] . De moeder staat daar ook nog ingeschreven. [minderjarige] is op 6 maart 2025 uitgeschreven uit de BRP van de gemeente Amersfoort en staat daarin nu vermeld als vertrokken naar het adres [adres 1] , Belarus.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 13 september 2024 [minderjarige] onder toezicht gesteld voor de duur van zes maanden, tot 13 maart 2025, en de beslissing op het verzoek van de overige zes maanden aangehouden.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad handhaaft het verzoek. Dat betekent dat de kinderrechter nog moet beslissen op het verzoek om de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van zes maanden, dus tot 13 september 2025, en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De zorgen van de Raad zijn vergroot. Er is gebrek aan zicht op het veilige opgroeien van [minderjarige] , de thuissituatie en het is onbekend waar [minderjarige] zich bevindt.
Er is sprake van een vrijstelling van leerplicht, maar [minderjarige] stond tijdens het aanvullend onderzoek nog steeds ingeschreven in Nederland. De ouders hebben in november 2024 de huisarts in Nederland bezocht voor een herhaalrecept voor moeder. De Raad acht het niet onaannemelijk dat [minderjarige] mogelijk nog in Nederland woonachtig is, ondanks dat ouders anders aangeven. De vader heeft gedurende het onderzoek geweigerd in gesprek te gaan met de Raad.
3.3.
Tijdens de zitting heeft de Raad opgemerkt zich te realiseren dat de ondertoezichtstelling ingewikkeld uit te voeren is of zelfs onuitvoerbaar is. Aan de andere kant lijkt er spanning te bestaan tussen de overheid en de ouders. Er is geen zicht op [minderjarige] en hij heeft een moeder die bekend is met een psychiatrische stoornis. Het is in dat geval belangrijk dat de zorgen worden weggenomen door openheid van de ouders. De ouders houden de overheid en hulpverlening buiten de deur, waardoor ze juist een probleem veroorzaken en hulpverlening achterdochtig wordt.

4.De standpunten

4.1.
De ouders zijn het niet eens met het verzoek. Zij begrijpen niet waarom er zoveel zorgen zijn over het gezin, want zij zijn goede ouders. [minderjarige] woont met de moeder in [verblijfplaats] , Belarus, en gaat daar naar school.
De vader heeft een vertaling van een certificaat van registratie van [minderjarige] op 1 juli 2024 op een school in [verblijfplaats] overgelegd en een vertaling van een ongedateerd verslag van de school over de eigenschappen van [minderjarige] . Het feit dat hij daar naar school gaat, betekent volgens de ouders dat [minderjarige] in [verblijfplaats] is geregistreerd. Je kan daar namelijk niet naar school als je niet geregistreerd bent. In Belarus bestaat onderscheid tussen een permanente en tijdelijke (adres)registratie. [minderjarige] staat nu permanent geregistreerd op het adres bij oma (moederszijde) en tijdelijk op het adres in [verblijfplaats] , te weten de straat [adres 2] , een appartement van een nicht, waar hij met de moeder woont en dat dichtbij school is.
4.2.
De GI heeft zich op het standpunt gesteld dat zij geen uitvoering kan geven aan de maatregel. Zij heeft namelijk de afgelopen periode veel moeite gedaan om contact te krijgen met de vader, maar dat is niet gelukt. De GI krijgt daarom geen inzichten in de leef-omstandigheden van [minderjarige] en de ouders. Daar maakt de GI zich zorgen over.

5.De beoordeling

Bevoegdheid
5.1.
Zoals de kinderrechter in haar beslissing van 13 september 2024 al heeft overwogen [1] , is een eventuele wijziging van de gewone verblijfplaats van [minderjarige] na de datum van indiening van het verzoek van de Raad, te weten 6 augustus 2024, in dit geval niet relevant voor de bevoegdheid. De kinderrechter is dus nog steeds bevoegd om op het resterende deel van het verzoek te beslissen.
Beslissing
5.2.
De kinderrechter wijst het resterende deel van het verzoek af. Ondanks dat de kinderrechter van oordeel is dat is voldaan aan de wettelijke criteria van artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW), acht zij een voortzetting van de ondertoezichtstelling niet doelmatig. De kinderrechter legt hierna uit waarom.
Ernstige ontwikkelingsbedreiging
5.3.
De kinderrechter stelt voorop dat de zorgen over [minderjarige] nog steeds aanwezig zijn. Zo bestaat er nog steeds geen zicht op de thuissituatie en wordt geen openheid gegeven over de leefomstandigheden van [minderjarige] in Belarus. De ouders hebben de GI foto’s gestuurd waaruit zou blijken dat [minderjarige] op school en op sport zit, maar zij hebben niet gereageerd op de pogingen tot contact vanuit de GI.
Tijdens de zitting zijn de ouders wel verschenen en waren zij bereid vragen te beantwoorden. De vader heeft tijdens de zitting een vertaling van een document getoond met een verslag van een school in [verblijfplaats] over [minderjarige] , maar dat document is niet gedateerd. Hoewel de ouders verder meermalen hebben aangegeven dat zij documenten zoals de registratie van [minderjarige] in Belarus naar de Raad en de GI hebben gestuurd, zitten die stukken niet in hun dossier.
De kinderrechter kan zich niet aan de indruk onttrekken dat [minderjarige] met het oog op de zitting uit de BRP is uitgeschreven. De vader woont nog steeds in Nederland en zegt pas te zullen verhuizen als hij in Polen een goede baan kan vinden. De moeder is in Belarus en zal met [minderjarige] alleen gedurende de zomervakantie van drie maanden in Nederland verblijven en mogelijk nog een keer gedurende een maand, al dan niet met [minderjarige] . De moeder heeft namelijk verklaard nog niet zeker te weten of zij zich uit de BRP gaat uitschrijven, omdat zij aanspraak zou willen blijven maken op haar ziektekostenverzekering.
Dat zou volgens haar kunnen als zij gedurende vier maanden per jaar in Nederland verblijft.
De moeder is vanwege haar psychiatrische aandoening op antipsychotica aangewezen en heeft die de afgelopen periode in Nederland gehaald, omdat er een probleem met medicijnen in Belarus zou zijn. Stabiliteit in haar medische situatie is essentieel voor het welbevinden van [minderjarige] en zijn sociaal-emotionele ontwikkeling. In Nederland groeide hij geïsoleerd op en sprak alleen Russisch.
In hoeverre de ouders, gezien hun mogelijk eigen problematiek, zelf in staat zijn om [minderjarige] een opvoedomgeving te bieden die goed genoeg bij hem aansluit, is nog steeds onduidelijk.
De voorgaande omstandigheden maken dat de zorgen over het gebrek aan zicht op de leefomstandigheden van [minderjarige] bij de kinderrechter niet zijn weggenomen. Er is nog steeds sprake van een ernstige ontwikkelingsbedreiging.
5.4.
Daarnaast zijn de ouders van [minderjarige] onvoldoende bereid dan wel in staat om onder eigen verantwoordelijkheid de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] weg te nemen en de hulpverlening te accepteren. Dat komt doordat de ouders de genoemde zorgen niet (h)erkennen, geen hulpvraag hebben en zich zorg mijdend opstellen. De ouders geven de indruk dat zij achterdochtig zijn naar de overheidsorganisaties, want zij zijn bang voor controle terwijl er volgens de ouders niets aan de hand is.
Ondertoezichtstelling feitelijk onuitvoerbaar
5.5.
Het voorgaande zou op zich een voortzetting van de ondertoezichtstelling rechtvaardigen. De ondertoezichtstelling had immers als doel om de leefomstandigheden van [minderjarige] te verhelderen, door inzicht te verkrijgen op het psychisch functioneren van de beide ouders, hun beschikbaarheid en daarmee op de thuissituatie van [minderjarige] .
5.6.
Toch verlengt de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [minderjarige] niet.
Binnen de ondertoezichtstelling heeft de GI de eerste zes maanden geen uitvoering kunnen geven aan de maatregel. Zo zijn huisbezoeken niet gelukt, reageerde de vader niet op de GI en was het adres van de moeder voor de GI onbekend. De ondertoezichtstelling is praktisch onuitvoerbaar gebleken en het valt niet te verwachten dat dit binnen afzienbare termijn zal veranderen.
Kennelijk hebben de ouders nu besloten dat [minderjarige] met zijn moeder in Wit-Rusland opgroeit.
Naar het oordeel van de kinderrechter is er daarom sprake van een situatie waarbij feitelijk geen resultaten van de ondertoezichtstelling zijn te verwachten.
Een voortzetting van de ondertoezichtstelling zal er alleen maar toe leiden dat de GI vergeefse moeite moet blijven doen om de situatie van [minderjarige] en zijn ouders in beeld te brengen. Er zal niet gewerkt kunnen worden aan de gestelde doelen. Daarmee is een voortzetting van de ondertoezichtstelling niet doelmatig. Om die reden zal de kinderrechter het resterende deel van het verzoek om een ondertoezichtstelling afwijzen.
5.7.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
wijst het resterende gedeelte van het verzoek van de Raad af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2025 door mr. R.R. Everaars-Katerberg, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. A.W.S. Stukker als griffier, en op schrift gesteld op 2 april 2025.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.