Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
verblijvende in [verblijfplaats] (Belarus),
SAMEN VEILIG MIDDEN NEDERLAND,
gevestigd in Utrecht,
1.Het verdere verloop van de procedure
- het bericht van de Raad met aanvullende rapportage van 10 februari 2025;
- de brief van de Raad, ontvangen op 27 februari 2025;
- de twee documenten die de vader tijdens de zitting heeft overgelegd.
2.De feiten
3.Het verzoek
4.De standpunten
De vader heeft een vertaling van een certificaat van registratie van [minderjarige] op 1 juli 2024 op een school in [verblijfplaats] overgelegd en een vertaling van een ongedateerd verslag van de school over de eigenschappen van [minderjarige] . Het feit dat hij daar naar school gaat, betekent volgens de ouders dat [minderjarige] in [verblijfplaats] is geregistreerd. Je kan daar namelijk niet naar school als je niet geregistreerd bent. In Belarus bestaat onderscheid tussen een permanente en tijdelijke (adres)registratie. [minderjarige] staat nu permanent geregistreerd op het adres bij oma (moederszijde) en tijdelijk op het adres in [verblijfplaats] , te weten de straat [adres 2] , een appartement van een nicht, waar hij met de moeder woont en dat dichtbij school is.
5.De beoordeling
Beslissing
Tijdens de zitting zijn de ouders wel verschenen en waren zij bereid vragen te beantwoorden. De vader heeft tijdens de zitting een vertaling van een document getoond met een verslag van een school in [verblijfplaats] over [minderjarige] , maar dat document is niet gedateerd. Hoewel de ouders verder meermalen hebben aangegeven dat zij documenten zoals de registratie van [minderjarige] in Belarus naar de Raad en de GI hebben gestuurd, zitten die stukken niet in hun dossier.
De kinderrechter kan zich niet aan de indruk onttrekken dat [minderjarige] met het oog op de zitting uit de BRP is uitgeschreven. De vader woont nog steeds in Nederland en zegt pas te zullen verhuizen als hij in Polen een goede baan kan vinden. De moeder is in Belarus en zal met [minderjarige] alleen gedurende de zomervakantie van drie maanden in Nederland verblijven en mogelijk nog een keer gedurende een maand, al dan niet met [minderjarige] . De moeder heeft namelijk verklaard nog niet zeker te weten of zij zich uit de BRP gaat uitschrijven, omdat zij aanspraak zou willen blijven maken op haar ziektekostenverzekering.
Dat zou volgens haar kunnen als zij gedurende vier maanden per jaar in Nederland verblijft.
De moeder is vanwege haar psychiatrische aandoening op antipsychotica aangewezen en heeft die de afgelopen periode in Nederland gehaald, omdat er een probleem met medicijnen in Belarus zou zijn. Stabiliteit in haar medische situatie is essentieel voor het welbevinden van [minderjarige] en zijn sociaal-emotionele ontwikkeling. In Nederland groeide hij geïsoleerd op en sprak alleen Russisch.
De voorgaande omstandigheden maken dat de zorgen over het gebrek aan zicht op de leefomstandigheden van [minderjarige] bij de kinderrechter niet zijn weggenomen. Er is nog steeds sprake van een ernstige ontwikkelingsbedreiging.
Binnen de ondertoezichtstelling heeft de GI de eerste zes maanden geen uitvoering kunnen geven aan de maatregel. Zo zijn huisbezoeken niet gelukt, reageerde de vader niet op de GI en was het adres van de moeder voor de GI onbekend. De ondertoezichtstelling is praktisch onuitvoerbaar gebleken en het valt niet te verwachten dat dit binnen afzienbare termijn zal veranderen.
Kennelijk hebben de ouders nu besloten dat [minderjarige] met zijn moeder in Wit-Rusland opgroeit.
Naar het oordeel van de kinderrechter is er daarom sprake van een situatie waarbij feitelijk geen resultaten van de ondertoezichtstelling zijn te verwachten.
Een voortzetting van de ondertoezichtstelling zal er alleen maar toe leiden dat de GI vergeefse moeite moet blijven doen om de situatie van [minderjarige] en zijn ouders in beeld te brengen. Er zal niet gewerkt kunnen worden aan de gestelde doelen. Daarmee is een voortzetting van de ondertoezichtstelling niet doelmatig. Om die reden zal de kinderrechter het resterende deel van het verzoek om een ondertoezichtstelling afwijzen.
6.De beslissing
- door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.