Uitspraak
1.De procedure
- de conclusie van antwoord met twee producties
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald
2.De kern
3.De beoordeling
- salaris gemachtigde € 543,00 (1 punt x € 543,00)
- nakosten
Rechtbank Midden-Nederland
In deze civiele procedure, behandeld door de Kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, is op 15 januari 2025 een vonnis gewezen in de zaak tussen [eiseres] B.V. en [gedaagde]. De zaak betreft een vordering op grond van artikel 477a lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), waarbij [eiseres] een verklaring van [gedaagde] eiste over de vorderingen en zaken die door een eerder gelegd derdenbeslag zijn getroffen. De mondelinge behandeling vond plaats op 5 december 2024, waarbij beide partijen vertegenwoordigd waren door hun gemachtigden. Tijdens deze zitting heeft [gedaagde] een verklaring afgelegd, maar [eiseres] betwistte de juistheid en betrouwbaarheid van deze verklaring, wat leidde tot een juridische discussie over de geldigheid van de verklaring en de mogelijkheid om deze te betwisten.
De kantonrechter oordeelde dat de bezwaren van [eiseres] tegen de verklaring van [gedaagde] als een betwisting in de zin van artikel 477a lid 2 Rv moeten worden opgevat. Echter, de bevoegdheid van [eiseres] om deze betwisting in te dienen was vervallen, omdat zij niet tijdig had gereageerd binnen de gestelde termijn. Hierdoor werd de vordering van [eiseres] afgewezen. De kantonrechter oordeelde verder dat de proceskosten deels voor rekening van [gedaagde] komen, omdat hij de verklaring pas na dagvaarding had afgelegd, en dat de kosten voor de mondelinge behandeling nodeloos waren gemaakt door [eiseres]. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de proceskostenveroordeling direct kon worden uitgevoerd.