In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Dienst Toeslagen omdat zij van mening is dat er niet tijdig is beslist op haar aanvraag van 10 augustus 2023 voor aanvullende compensatie voor werkelijke schade. De rechtbank heeft op 26 maart 2025 uitspraak gedaan. Eiseres heeft op 18 februari 2025 een verweerschrift ontvangen van de Dienst Toeslagen, maar geen van beide partijen heeft verzocht om een zitting. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en is overgegaan tot uitspraak.
De rechtbank overweegt dat er tegen het niet tijdig nemen van een besluit beroep kan worden ingesteld. Eiseres heeft de Dienst Toeslagen in gebreke gesteld op 26 november 2024, en heeft meer dan twee weken later, op 3 februari 2025, beroep ingesteld. De rechtbank concludeert dat de beslistermijn is overschreden en dat het beroep gegrond is. De rechtbank draagt de Dienst Toeslagen op om alsnog binnen twee weken na de uitspraak een besluit te nemen op de aanvraag van eiseres.
Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat er een dwangsom van € 50,- per dag moet worden betaald voor elke dag dat de Dienst Toeslagen de termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres heeft ook recht op een vergoeding van de proceskosten, die door de Dienst Toeslagen moet worden betaald. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 453,50 en het griffierecht van € 53,- moet ook worden vergoed aan eiseres. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 26 maart 2025.