In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de Dienst Toeslagen omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag van 8 januari 2024 voor aanvullende compensatie voor werkelijke schade. Eiser heeft op 21 februari 2025 een verweerschrift ontvangen van de Dienst Toeslagen, maar geen van beide partijen heeft verzocht om een zitting. De rechtbank heeft het onderzoek daarop gesloten. De rechtbank overweegt dat er beroep kan worden ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit, en dat de beslistermijn in deze zaak is overschreden. Eiser heeft de Dienst Toeslagen op 20 januari 2025 in gebreke gesteld, en heeft vervolgens op 13 februari 2025 beroep ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, en dat de Dienst Toeslagen alsnog een besluit moet nemen binnen een bepaalde termijn. De rechtbank legt een dwangsom op van € 50,- per dag voor elke dag dat de Dienst Toeslagen de termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast moet de Dienst Toeslagen de proceskosten van eiser vergoeden, die zijn vastgesteld op € 453,50, en het griffierecht van € 53,- terugbetalen aan eiser. De uitspraak is gedaan door mr. I. Helmich en is openbaar uitgesproken op 26 maart 2025.