ECLI:NL:RBMNE:2025:1454

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 februari 2025
Publicatiedatum
1 april 2025
Zaaknummer
UTR 24/2497
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens te late indiening

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, wordt het beroep van eiser tegen een besluit van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht behandeld. Eiser heeft zijn beroep ingesteld tegen het besluit dat op 25 december 2023 bekend is gemaakt. De rechtbank stelt vast dat het beroepschrift, gedateerd op 31 januari 2024, te laat is ingediend. Volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moet een beroep binnen zes weken na bekendmaking van het besluit worden ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroepschrift pas op 8 februari 2024 door verweerder is ontvangen, wat buiten de termijn valt. Eiser is op 9 oktober 2024 een aangetekende brief gestuurd om te reageren op de te late indiening, maar deze brief is onbestelbaar geretourneerd. Een tweede verzending per gewone post op 28 oktober 2024 heeft ook geen reactie opgeleverd. De rechtbank concludeert dat er geen geldige redenen zijn voor de te late indiening en verklaart het beroep niet-ontvankelijk. De beslissing is openbaar uitgesproken op 28 februari 2025.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/2497

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 februari 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht,verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingesteld tegen het besluit van verweerder van 25 december 2023.

Overwegingen

1.De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Eiser is namelijk te laat met het indienen van beroep, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Een beroep moet worden ingediend binnen zes weken nadat het besluit bekend is gemaakt (artikelen 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). In artikel 3:41 van de Awb staat hoe dat bekendmaken gebeurt. Op grond van artikel 6:9 van de Awb is een beroep tijdig ingediend, indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.
3. In dit geval is het besluit bekendgemaakt op 25 december 2023. Het beroepschrift met dagtekening 31 januari 2024 had dus uiterlijk op 5 februari 2024 door de rechtbank ontvangen moeten zijn. Op grond van artikel 6:15, derde lid van de Awb is het tijdstip van indiening bij het onbevoegde orgaan bepalend voor de vraag of het beroepschrift tijdig is ingediend. Het beroepschrift is op 8 februari 2024 ontvangen door verweerder. Dat is te laat. De hoofdregel is dan dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het beroepschrift te laat door de rechtbank is ontvangen. Het gaat dan om omstandigheden waar eiser niets aan kan doen.
4. De rechtbank heeft eiser op 9 oktober 2024 een aangetekende brief gestuurd waarin eiser in de gelegenheid is gesteld om de laten weten waarom hij zijn beroep na afloop van de beroepstermijn heeft ingediend. Deze brief is onbestelbaar aan de rechtbank geretourneerd. Hierna is deze brief, ter voldoening aan het bepaalde in artikel 8:38 van de Awb, op 28 oktober 2024 per gewone post verzonden aan eiser. Daarbij is vermeld dat de in de brief van 9 oktober 2024 genoemde termijn niet opnieuw aanvangt. De rechtbank stelt vast dat eiser niet heeft gereageerd.
5. Het beroep zal niet inhoudelijk worden behandeld en de rechtbank zal geen uitspraak over het beroep doen. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk (artikel 8:54 Awb).
6. Van een vergoeding van de proceskosten is geen sprake

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van E.J.H.C. Hui, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2025.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.