ECLI:NL:RBMNE:2025:1452

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 februari 2025
Publicatiedatum
1 april 2025
Zaaknummer
UTR 23/5468
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens ontbreken van een kopie van het besluit

Op 26 februari 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, wonende in [woonplaats], en de heffingsambtenaar van de gemeente de Ronde Venen. Eiser had op 2 november 2023 beroep ingesteld, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk is. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat eiser geen kopie van het besluit heeft overgelegd waartegen hij in beroep ging, zoals vereist volgens artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank heeft eiser op 16 oktober 2024 een brief gestuurd met het verzoek om uiterlijk 13 november 2024 een kopie van het besluit in te dienen. Deze brief werd echter als onbestelbaar geretourneerd. Vervolgens is de brief op 5 november 2024 opnieuw verzonden, met de mededeling dat de termijn niet opnieuw aanvangt. Eiser heeft op deze brieven niet gereageerd en de rechtbank heeft het verzochte besluit niet ontvangen.

Gelet op het ontbreken van de benodigde documenten heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, zoals bepaald in artikel 8:54 Awb. De rechtbank heeft geen proceskostenvergoeding toegewezen. De uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van E.J.H.C. Hui, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/5468

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 februari 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

de heffingsambtenaar van de gemeente de Ronde Venen, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend op 2 november 2023.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Het beroepschrift voldoet niet aan de wettelijke eisen, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Iemand die in beroep gaat moet een kopie van het besluit indienen waar hij het niet mee eens. Dit staat in artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Als dat niet gebeurt is de hoofdregel dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het besluit niet is ingediend. Het gaat dan om omstandigheden waar eiser niets aan kan doen.
3. De rechtbank heeft eiser op 16 oktober 2024 een brief gestuurd, waarin staat dat eiser uiterlijk 13 november 2024 een kopie moet opsturen van het besluit waar hij het niet mee eens is. Deze brief is onbestelbaar aan de rechtbank geretourneerd. Hierna is deze brief, ter voldoening aan het bepaalde in artikel 8:38 van de Awb, op 5 november 2024 per gewone post verzonden aan eiser. Daarbij is vermeld dat de in de brief van 16 oktober 2024 genoemde termijn niet opnieuw aanvangt. De rechtbank heeft eiser op 20 november 2024 nogmaals in de gelegenheid gesteld om uiterlijk 18 december 2024 een kopie van het besluit over te leggen. Deze brief is volgens de track and trace bezorgd en voor ontvangst getekend op 23 november 2024.
4. Eiser heeft niet gereageerd op deze brieven. De rechtbank heeft het verzochte besluit niet ontvangen.
5. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk (artikel 8:54 Awb). Het beroep zal niet inhoudelijk worden behandeld.
6. Van een vergoeding van de proceskosten is geen sprake.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van E.J.H.C. Hui, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 februari 2025.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.