8.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij het bepalen van een passende straf rekening gehouden met de ernst
van de strafbare feiten, de omstandigheden waaronder [verdachte (voornaam)] die feiten heeft gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van [verdachte (voornaam)] . Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij de straf voor [verdachte (voornaam)] heeft bepaald.
Ernst van de feiten
[verdachte (voornaam)] heeft zich schuldig gemaakt aan het samen met anderen plegen van een overval op een [.] -tankstation in [plaats] . [verdachte (voornaam)] is samen met een van de medeverdachten in het zwart gekleed het tankstation binnengegaan terwijl de andere medeverdachte buiten op de uitkijk bleef staan. [verdachte (voornaam)] had daarbij een hamer bij zich waarmee hij tegen het raam heeft geslagen waarachter de kassamedewerker, de heer [slachtoffer] , zat. De medeverdachte heeft een alarmpistool op de kassamedewerker gericht en daarmee ook geschoten binnen in het tankstation om de kassamedewerker angst aan te jagen. De kassamedewerker heeft aan [verdachte (voornaam)] en de medeverdachte een geldbedrag en meerdere sloffen sigaretten afgestaan.
De rechtbank overweegt dat deze daad zeer beangstigend moet zijn geweest voor het
slachtoffer. Immers, de ervaring leert dat slachtoffers van ernstige gebeurtenissen zoals een
overval met wapens nog lange tijd de nadelige psychische gevolgen ondervinden van wat
hen is overkomen. Zo blijkt ook uit de aangifte van het slachtoffer. Hij sliep slecht na de overval. De rechtbank neemt het [verdachte (voornaam)] kwalijk dat hij lichtzinnig is omgegaan met deze vervelende gevolgen voor het slachtoffer. Hij dacht alleen aan het plan om samen met de medeverdachten snel aan geld te komen. De rechtbank neemt in strafverzwarende zin mee dat het feit is gepleegd samen met anderen en met wapens. Het is algemeen bekend dat het toenemende bezit en gebruik van wapens onder jongeren zorgwekkend is. [verdachte (voornaam)] heeft met zijn handelen laten zien dat hij er niet voor terugdeinst te dreigen met een wapen.
De persoonlijke omstandigheden van [verdachte (voornaam)]
Uit het strafblad van [verdachte (voornaam)] blijkt dat hij niet eerder bij de strafrechter is geweest.
Over [verdachte (voornaam)] is door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) een rapport opgesteld op 16 januari 2025. Uit dit rapport komt naar voren dat [verdachte (voornaam)] een rustige jongen is waarbij het voor de Raad en andere betrokkenen een vraagteken is hoe hij in deze situatie is terechtgekomen. Het Algemeen Recidive Risico is laag. [verdachte (voornaam)] heeft zich goed aan de schorsende voorwaarden gehouden en hij stelt zich meewerkend en open op. De Raad vindt het belangrijk dat [verdachte (voornaam)] zo snel mogelijk een positieve structurele dagbesteding heeft in de vorm van school en/of werk, zodat hij aan zijn toekomst kan werken en minder geïsoleerd is thuis. De Raad vertrouwt erop dat [verdachte (voornaam)] dit met behulp van zijn moeder zo snel mogelijk gaat organiseren. De Raad adviseert aan [verdachte (voornaam)] een taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen, zonder bijzondere voorwaarden.
Straf
Gelet op de ernst van de feiten kan niet worden volstaan met een straf die geen
vrijheidsbeneming met zich brengt. De rechtbank heeft gelet op de persoonlijke
omstandigheden van [verdachte (voornaam)] en heeft gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan voor een overval op een winkel uit van jeugddetentie vanaf 4 maanden. Strafverzwarende factoren hierbij zijn dat [verdachte (voornaam)] het feit met anderen heeft gepleegd, in de nachtelijke uren en dat hij heeft gedreigd met een wapen. De rechtbank vindt, gelet op de persoonlijke omstandigheden van [verdachte (voornaam)] , niet dat hij nog terug moet naar de jeugdgevangenis. De rechtbank vindt gelet op de ernst van de feiten wel dat [verdachte (voornaam)] nog straf moet krijgen voor wat hij heeft gedaan. Verder houdt de rechtbank rekening met de zeer uitzonderlijke omstandigheden in de thuissituatie bij [verdachte (voornaam)] , die hem zowel praktisch als mentaal belasten door de verstrekkende veiligheidsmaatregelen die in het gezin moeten worden genomen.
De rechtbank houdt daarnaast rekening met het feit dat [verdachte (voornaam)] verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden en spijt heeft betuigd tegenover het slachtoffer.
Daarom zal de rechtbank zowel de door de officier van justitie geëiste (voorwaardelijke) jeugddetentie als de werkstraf iets matigen. De rechtbank constateert tot slot dat de redelijke termijn met iets meer dan een maand is overschreden. Gelet op de zeer beperkte overschrijding van de redelijke termijn volstaat de rechtbank met een constatering daarvan.
Alles overwegende legt de rechtbank aan [verdachte (voornaam)] op een jeugddetentie van 120 dagen met
aftrek van het voorarrest, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
[verdachte (voornaam)] heeft al 30 dagen in voorarrest gezeten. Deze straf betekent dat [verdachte (voornaam)] op dit moment niet opnieuw naar de jeugdgevangenis moet, tenzij hij tijdens de proeftijd opnieuw een strafbaar feit pleegt. Daarnaast legt de rechtbank aan [verdachte (voornaam)] een taakstraf op in de vorm van een werkstraf van 50 uur. Als [verdachte (voornaam)] deze werkstraf niet (goed) verricht, staan hier 25 dagen vervangende jeugddetentie tegenover.
Gelet op voorgaande beslissing zal de rechtbank het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.