ECLI:NL:RBMNE:2025:1396

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 maart 2025
Publicatiedatum
28 maart 2025
Zaaknummer
UTR 24/6846
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag omzetting prestatiebeurs naar gift bij niet behalen opleidingsniveau

Op 4 maart 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, een studente uit Almere, en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Eiseres had een prestatiebeurs ontvangen voor een MBO niveau 3 opleiding, maar kon dit niveau niet behalen en stroomde uit naar een MBO niveau 2 opleiding. Ze verzocht om omzetting van haar prestatiebeurs naar een gift, omdat ze vond dat ze onterecht moest terugbetalen. De minister had haar aanvraag op 3 september 2024 afgewezen, waarop eiseres bezwaar maakte en verzocht om rechtstreeks beroep. De rechtbank behandelde de zaak op 4 maart 2025 en deed direct uitspraak.

De rechtbank oordeelde dat de wet geen mogelijkheid biedt voor omzetting van een prestatiebeurs naar een basisbeurs in situaties waarin het opleidingsniveau niet wordt behaald. Eiseres stelde dat de wet onredelijk is, maar de rechtbank kon alleen beoordelen of er bijzondere omstandigheden waren die de toepassing van de wet in strijd met de evenredigheid zouden maken. Dit bleek niet het geval. De rechtbank concludeerde dat de wetgever wel degelijk had nagedacht over situaties waarin studenten niet het niveau behalen waarop ze zijn gestart. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de minister terecht was. Eiseres kreeg geen gelijk en het griffierecht werd niet teruggegeven. Partijen werden gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/6846

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

4 maart 2025 in de zaak tussen

[eiseres], uit [almere], eiseres

en

de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, verweerder

(gemachtigde: M. Santing).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de aanvraag van eiseres om omzetting van haar prestatiebeurs naar een gift/basisbeurs.
Eiseres heeft verzocht om deze omzetting omdat zij de aan haar verleende prestatiebeurs voor een MBO niveau 3 opleiding moet terugbetalen en zij dat onterecht vindt. Het lukte haar niet een diploma op niveau 3 te behalen en is daarom uiteindelijk uitgestroomd naar een MBO niveau 2 opleiding. Als zij echter vanaf het begin een MBO niveau 2 opleiding had gevolgd, had zij wel een basisbeurs gekregen. De minister heeft de aanvraag van eiseres met het besluit van 3 september 2024 afgewezen.
Hiertegen heeft eiseres bezwaar ingediend en de minister verzocht om in te stemmen met rechtstreeks beroep. De minister heeft hiermee ingestemd. Gelet hierop, ziet de rechtbank aanleiding om het bezwaarschrift als een beroepschrift te behandelen.
De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres op 4 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, [vader], de vader van eiseres, en de gemachtigde van de minister.
Na afloop van zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. De rechtbank stelt vast dat het eiseres erom gaat dat de wet onredelijk is. De wet biedt geen mogelijkheid voor het omzetten van een prestatiebeurs in een basisbeurs, maar dat zou volgens eiseres wel moeten in de gevallen waarin iemand het opleidingsniveau bij aanvang van de studie niet haalt en iemand daardoor afstroomt naar een lager opleidingsniveau. Als iemand op dat lagere opleidingsniveau zou zijn begonnen, zoals MBO niveau 2 bij eiseres, dan zou er namelijk wel aanspraak op een basisbeurs bestaan.
3. De rechtbank stelt voorop dat eiseres in feite vraagt om een directe toets van de wet, maar dat de rechtbank dat niet mag. De rechtbank kan alleen bekijken of er bijzondere omstandigheden zijn waarover de wetgever onvoldoende heeft nagedacht bij de totstandkoming van de wet en die omstandigheden de toepassing van de wet zozeer in strijd doet zijn met (bijvoorbeeld) de evenredigheid dat de wet buiten toepassing moet worden gelaten. Dat is hier niet zo. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de wetgever wilt dat een student minimaal een diploma voor het MBO niveau 3 of 4 haalt voordat een prestatiebeurs kan worden omgezet in een gift. [1] In de recente kamerstukken waarnaar de minister op de zitting heeft verwezen, wordt dit bevestigd. In die kamerstukken staat ook dat het niet mogelijk is om de prestatiebeurs om te zetten naar een gift als een student het niveau waarop hij is begonnen niet haalt. [2] Daarbij wordt aangegeven dat wanneer dit mogelijk zou zijn, de prikkel om de opleiding op het gestarte niveau te halen kleiner zou worden. Dat het moeten hebben van een prikkel voor eiseres niet nodig was, ziet de rechtbank en de rechtbank ziet ook dat eiseres juist heel erg haar best heeft gedaan voor een diploma. Dat betekent echter niet dat de wetgever niet heeft nagedacht over de situatie dat iemand geen diploma haalt op het niveau van de start van de opleiding. Daarover heeft de wetgever wel nagedacht bij het opstellen van de wet. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om de wet buiten toepassing te laten.
4. Dit betekent dat de minister het verzoek van eiseres om de prestatiebeurs om te zetten in een gift terecht heeft afgewezen. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt geen gelijk en krijgt daarom het griffierecht niet terug.
5. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 4 maart 2025 door mr. A.A.M. Elzakkers, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Wilpstra-Foppen, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Kamerstukken II, 2003-2004, 29 719, nr. 3, pagina 6.
2.Kamerstukken II, 2024-2025, 31 288, nr. 1161, pagina 10-11.