ECLI:NL:RBMNE:2025:1389

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 maart 2025
Publicatiedatum
28 maart 2025
Zaaknummer
C/16/590053/ FV RK 25- 639
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot voortzetting van crisismaatregel op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 14 maart 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een beschikking gegeven in een zaak betreffende de voortzetting van een crisismaatregel voor een betrokkene, geboren in 1996 in België. De officier van justitie had verzocht om een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor de duur van drie weken. Tijdens de zitting werd duidelijk dat er zorgen waren over de betrokkene, maar dat de behandelaren in het ziekenhuis op dat moment geen onmiddellijk dreigend ernstig nadeel meer zagen. De burgemeester van IJsselstein had de crisismaatregel op 11 maart 2025 genomen, maar de rechtbank oordeelde dat de voortzetting van de maatregel niet noodzakelijk was in afwachting van een zorgmachtiging, die niet werd aangevraagd. De rechtbank concludeerde dat het verzoek niet voldeed aan de voorwaarden van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg. De psychiater en arts gaven aan dat er geen acute noodzaak was voor de voortzetting van de maatregel, en de betrokkene wilde het ziekenhuis zo snel mogelijk verlaten om naar haar familie in Duitsland of Nijmegen te gaan. De rechtbank wees het verzoek af, maar maakte zich wel zorgen over de situatie van de betrokkene en benadrukte het belang van ambulante behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/590053 / FV RK 25-639
Datum uitspraak: 14 maart 2025
Beschikking voortzetting crisismaatregel
op het verzoek van de officier van justitie voor
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] 1996 in [geboorteplaats] (België),
hierna te noemen betrokkene,
wonend in [woonplaats] ,
verblijvende in het [verblijfplaats] te [plaats 1] ,
advocaat mr. M. Landsman.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 12 maart 2025.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 14 maart 2025. Daarbij zijn gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door haar advocaat;
  • [partner] , partner van betrokkene;
  • [arts-assistent] , arts-assistent;
- [psychiater] , psychiater.
De advocaat was telefonisch aanwezig bij de zitting.

2.Wat vaststaat

2.1.
Betrokkene verblijft met een crisismaatregel in [verblijfplaats] te [plaats 1] . De burgemeester van IJsselstein heeft de crisismaatregel op 11 maart 2025 genomen.

3.Het verzoek

3.1.
De officier van justitie verzoekt de rechtbank een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor de duur van drie weken te verlenen.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank wijst de gevraagde machtiging af. Hierna wordt uitgelegd waarom de rechtbank deze beslissing heeft genomen.
4.2.
De arts vertelt ter zitting dat toen betrokkene werd opgenomen er veel zorgen waren over haar welzijn en die van haar omgeving. Er wordt nu een verbetering bij betrokkene gezien; er is meer rust en betrokkene is goed in contact.
Het is wel belangrijk dat betrokkene langer in het ziekenhuis blijft omdat zij op 1 februari 2025 ook met een crisismaatregel is opgenomen. Na het ontslag is zij snel weer ontregeld. De oorzaak van deze crisissituaties is nog onbekend en ook is er geen ambulant kader bij betrokkene betrokken. Dat heeft ermee te maken dat zij binnenkort geen vaste woon- of verblijfplaats heeft. Als er volgens de arts niets veranderd in de situatie van betrokkene dan is de kans groot dat er binnen afzienbare tijd weer een crisissituatie zal zijn.
4.3.
De psychiater pleit om de voortzetting van de crisismaatregel niet af te geven.
Wel benadrukt hij, net als de arts, dat het wenselijk is dat betrokkene in het ziekenhuis blijft.
Tijdens het verblijf van betrokkene in het ziekenhuis is er geen sprake van ernstig nadeel. Het kind van betrokkene verkeert niet (meer) in gevaar, want dat verblijft in een pleeggezin. Het is lastig te voorspellen hoe het met betrokkene zal gaan als zij het ziekenhuis verlaat. Eerder heeft zij weinig gegeten, gedronken en over straat gezworven. Volgens de psychiater zal er geen zorgmachtiging voor betrokkene worden aangevraagd. Het is namelijk lastig deze uit te voeren als betrokkene bij haar familie in Duitsland gaat verblijven. De verplichte zorg kan niet worden overgedragen naar een zorgaanbieder in Duitsland. Ook als betrokkene bij een tante in Nijmegen gaat verblijven, zal dit lastig worden. Zij heeft dan toch geen vaste woon- of verblijfplaats.
4.4.
De advocaat vraagt om afwijzing van het verzoek.
Betrokkene wil het ziekenhuis zo snel mogelijk verlaten en naar haar familie in Duitsland of Nijmegen gaan. Bij de familie kan zij de benodigde begeleiding en zorg krijgen. Ook is zij bereid om afspraken na te komen en medicatie in te nemen die volgens de behandelaren noodzakelijk is. Concluderend is er volgens de advocaat een voldoende alternatief beschikbaar waardoor een gedwongen kader van een voortzetting van de crisismaatregel niet nodig is. Daarbij lijkt de directe crisissituatie ook niet meer aan de orde. Dat er volgens de arts een onderzoek nodig is kan zo zijn, maar de gevraagde maatregel is daarvoor niet bedoeld.
Betrokkene en haar partner hebben verklaard dat betrokkene de afgelopen periode onder grote stress heeft geleefd. Zij woonde begeleid bij De Tussenvoorziening. Om in aanmerking te komen voor een andere woning, heeft betrokkene een WMO-onderzoek gehad. Onder de dreiging van een uithuiszetting en dakloosheid heeft betrokkene vervolgens meegewerkt aan een WLZ-onderzoek. Betrokkene is enorm geschrokken van wat zij op internet vond over de betekenis van WLZ. Zij wil onder geen beding meer terug naar De Tussenvoorziening.
4.5.
Gelet op de toelichting van de arts en psychiater ter zitting is de rechtbank tot de overtuiging gekomen dat het verzoek niet voldoet aan de voorwaarden van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg. Tijdens de zitting is gebleken dat er wel zorgen zijn over betrokkene, maar dat de behandelaren in het ziekenhuis op dit moment geen onmiddellijk dreigend ernstig nadeel meer zien.
Daarbij heeft de psychiater verklaard dat er geen voornemen is om een zorgmachtiging aan te vragen voor betrokkene. De voortzetting van de crisismaatregel is dus ook niet noodzakelijk in afwachting van de aanvraag van een zorgmachtiging.
4.6.
Dat de rechtbank het verzoek afwijst betekent niet dat zij zich geen zorgen maakt over de situatie van betrokkene. Zonder een verandering in de situatie van betrokkene en de enorme stress die zij ervaart, acht de rechtbank de kans op een herhaling op een crisissituatie zeker aanwezig.
Dat zal ook invloed hebben op een besluit van de kinderrechter over het verdere verblijf van het éénjarig zoontje van betrokkene in het pleeggezin. Het is daarom wel van belang dat betrokkene zich onder behandeling gaat stellen van een ambulant team. Als zij in Nederland bij familie een tijdelijke verblijfplaats en onderdak kan krijgen, kan dit hopelijk van de grond komen. Dan zou zij mogelijk ook de medicatie (haldol) kunnen blijven gebruiken, waar zij nu baat bij lijkt te hebben.

5.De beslissing

De rechtbank wijst het verzoek tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor [betrokkene] , geboren op [geboortedatum] 1996 in [geboorteplaats] (België),
af.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 14 maart 2025 door mr. R.R. Everaars-Katerberg, rechter, in aanwezigheid van D. Hendriks, griffier en op schrift gesteld op 28 maart 2025.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.