ECLI:NL:RBMNE:2025:1388

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 april 2025
Publicatiedatum
27 maart 2025
Zaaknummer
11368187
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betaling van factuur voor installatie van douchecabine en vordering in reconventie schadevergoeding

In deze zaak vordert eiser betaling van een factuur voor de installatie van een douchecabine die hij voor gedaagde heeft uitgevoerd. Gedaagde betwist de betaling en stelt dat eiser zijn zorgplicht heeft geschonden door de douchecabine niet goed te installeren, wat heeft geleid tot lekkage. Gedaagde vordert in reconventie schadevergoeding en gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst. De kantonrechter oordeelt dat gedaagde de factuur moet betalen, omdat de werkzaamheden zijn uitgevoerd zoals overeengekomen. De vorderingen van gedaagde in reconventie worden afgewezen, omdat de lekkage niet aan de installatie van eiser kan worden toegeschreven, maar aan een fabrieksfout van de douchecabine. Eiser heeft zijn zorgplicht niet geschonden, omdat het defect niet zichtbaar was voor de installatie. De kantonrechter wijst de vordering van eiser tot betaling van de factuur toe, na aftrek van een eerder betaald bedrag door gedaagde. De proceskosten worden ook aan gedaagde opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Amersfoort
Zaaknummer: 11368187 \ AC EXPL 24-2603 BJvd/61169
Vonnis van 2 april 2025
in de zaak van
[eiser] , handelend onder de naam [handelsnaam],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: C.J.P. Liefting,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 t/m 6,
- de conclusie van antwoord met producties 1 t/m 20,
- de akte van [eiser] met een nadere reactie op de eis in reconventie,
- de akte van [gedaagde] ,
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- de mondelinge behandeling van 10 maart 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is bepaald dat er een vonnis zal worden uitgesproken.

2.De kern van de zaak

2.1.
[eiser] heeft voor [gedaagde] een nieuwe douchecabine geïnstalleerd en vordert betaling van de factuur voor de installatie. Volgens [gedaagde] heeft [eiser] de douchecabine niet goed geïnstalleerd, omdat er lekkage is ontstaan. [gedaagde] vordert daarom in reconventie schadevergoeding. Daarnaast vindt [gedaagde] dat [eiser] een te hoog bedrag heeft gefactureerd en dat hij daarom een deel van de factuur niet hoeft te betalen. De kantonrechter beslist dat [gedaagde] de factuur van [eiser] moet betalen. De vorderingen van [gedaagde] in reconventie worden afgewezen.

3.De beoordeling in conventie en reconventie

[gedaagde] heeft [eiser] gevraagd om een douchecabine te installeren

3.1.
[eiser] is in december 2023 in de woning van [gedaagde] geweest omdat [gedaagde] een verstopping had in zijn riool. [gedaagde] informeerde toen bij [eiser] naar de mogelijkheid om zijn oude douchecabine te demonteren en een nieuwe, door [gedaagde] zelf aangeschafte douchecabine te installeren. Op 7 december 2023 heeft [eiser] een offerte gestuurd waarin hij aanbood de werkzaamheden te verrichten voor een bedrag van € 1.155,55. De werkzaamheden zijn op 18 december 2023 door een werknemer van [eiser] uitgevoerd.
Er is discussie over de offerte
3.2.
[gedaagde] vindt de factuur van [eiser] te hoog. Volgens [gedaagde] is mondeling besproken dat de hoogte van de offerte gebaseerd is op zestien manuren. Omdat [eiser] sprak over ‘wij’ (‘wij kunnen de werkzaamheden in één dag doen’), dacht [gedaagde] dat er twee personen zouden komen die beide acht uren zouden werken. Uiteindelijk is er volgens [gedaagde] één werknemer geweest die in een paar uur de oude douchecabine heeft gedemonteerd en de nieuwe douchecabine heeft geïnstalleerd.
3.3.
[eiser] betwist dat hij heeft gesproken over het aantal mensen en het aantal uren dat er gewerkt zou worden bij [gedaagde] . [eiser] heeft voorafgaand aan de werkzaamheden een offerte gestuurd met daarop een vaste prijs voor de werkzaamheden. Op de offerte staat geen prijs per uur. Ook is niet vermeld met hoeveel personen de werkzaamheden zullen worden uitgevoerd.
Partijen zijn een vaste prijs overeengekomen
3.4.
De kantonrechter kan gelet op grond van het bovenstaande niet vaststellen of er tussen partijen is gesproken over tweemaal acht manuren. Maar dat doet er ook niet zoveel toe. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] namelijk gezegd dat hij niet betwist dat er een bedrag was afgesproken en dat hij altijd bereid was het bedrag van de offerte te betalen. Daarnaast heeft [gedaagde] op 11 december 2023 in een bericht aan [eiser] gereageerd dat hij akkoord kan gaan met de offerte als [eiser] de werkzaamheden in december zou uitvoeren en de factuur gesplitst kon worden voor zijn verzekering. In deze reactie verwijst [gedaagde] niet naar de (door hem gestelde) mondelinge afspraken over het aantal manuren. Naar het oordeel van de kantonrechter mocht [eiser] er daarom van uitgaan dat [gedaagde] instemde met de offerte, en dus met de daarin opgenomen vaste prijs. Daarvan gaat de kantonrechter daarom ook uit.
3.5.
Nu vaststaat dat partijen overeengekomen zijn dat de werkzaamheden voor een bedrag van € 1.155,55 zouden worden gedaan en dat de werkzaamheden door [eiser] zijn uitgevoerd, moet [gedaagde] de factuur in beginsel aan [eiser] betalen.
De douchecabine is gaan lekken
3.6.
Op 23 december 2023 heeft [gedaagde] een bericht aan [eiser] gestuurd dat er water aan de buitenkant van de douchecabine lekt. [eiser] is toen komen kijken om te proberen de lekkage te verhelpen. Op 30 december 2023 liet [gedaagde] aan [eiser] weten dat er nog steeds water lekte. Volgens [gedaagde] moesten, gelet op het instructieboekje dat bij de douchecabine is meegeleverd, alle naden van de douchecabine worden afgekit. [eiser] is van mening dat dit niet nodig is, omdat het een siliconenvrije douchecabine betreft. De rubberafdichting van de cabine zorgt er dan al voor dat er geen water doorheen kan komen. Toch heeft [eiser] op verzoek van [gedaagde] alle naden van de douchecabine afgedicht.
3.7.
Hoewel de lekkage na het afkitten van alle naden een stuk minder is geworden, had [gedaagde] nog steeds last van lekkage aan de douchecabine. [eiser] is daarom nogmaals naar de woning van [gedaagde] gekomen om de douchecabine te inspecteren en heeft de cabine een stukje van de muur gehaald om te kijken waar het water precies vandaan kwam. Hij ontdekte dat de oorzaak van de lekkage aan de achterkant van de cabine zat, op de plek waar het witte paneel waarop de kranen zijn gemonteerd is vastgekit aan de douchewand. Achter de kitrand van dat witte deel lekte water.
Volgens [eiser] zit er een fabrieksfout in de douchecabine
3.8.
Aangezien het binnenwerk van de cabine lekte is er volgens [eiser] sprake van een fabrieksfout. [eiser] stelt dat hij daar geen garantie voor heeft gegeven en ook niet aansprakelijk voor is, omdat [gedaagde] de douchecabine zelf heeft aangeschaft. Omdat de lekkage niet aan de installatie te wijten was maar aan een defect aan de cabine zelf, moest [gedaagde] volgens [eiser] bij [winkel] (waar [gedaagde] de douchecabine heeft gekocht) zijn voor het verhelpen van de lekkage.
3.9.
[gedaagde] heeft [winkel] aangeschreven over het defecte paneel. [winkel] stuurde toen een nieuw paneel op en gaf [gedaagde] een cadeaubon. [eiser] heeft vervolgens aangeboden om het nieuwe paneel voor [gedaagde] te monteren, maar omdat hij vindt dat hij niet verantwoordelijk is voor het defect heeft hij daarvoor wel een offerte van € 592,90 opgesteld. [gedaagde] wil deze kosten niet betalen.
[gedaagde] vindt dat [eiser] niet goed is nagekomen
3.10.
[gedaagde] stelt dat [eiser] de overeenkomst niet goed is nagekomen omdat hij de naden van de douchecabine niet direct bij de installatie heeft afgekit, zodat er lekkage kon ontstaan. [gedaagde] vindt daarnaast dat [eiser] het nieuwe paneel kosteloos moet komen installeren, omdat hij is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst. [gedaagde] stelt dat het niet uitmaakt of er al dan niet sprake was van een defect product. Volgens [gedaagde] heeft [eiser] zijn zorgplicht geschonden, door de douchecabine voor het installeren niet eerst grondig te inspecteren op defecten. Omdat [eiser] (of zijn werknemer) dat niet heeft gedaan, heeft hij het gebrek aan de achterkant van de douchecabine niet ontdekt. Daardoor heeft er lekkage kunnen ontstaan.
3.11.
Omdat [eiser] de overeenkomst niet goed is nagekomen, vordert [gedaagde] in reconventie de gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst, voor zover deze ziet op het installeren van de nieuwe douchecabine. Voor het deel van de overeenkomst dat ziet op het verwijderen van de oude douchecabine vindt [gedaagde] dat [eiser] wel goed is nagekomen. [gedaagde] stelt dat hij voor dit deel van de overeenkomst € 190,58 aan [eiser] verschuldigd is. Daarom heeft hij een creditnota opgesteld en het bedrag overgemaakt naar [eiser] . Voor het overige deel stelt [gedaagde] dat hij de overeenkomst heeft ontbonden en daarom geen geld meer aan [eiser] verschuldigd is.
3.12.
Aangezien [eiser] het nieuwe paneel van de douchecabine niet kosteloos wil installeren, vordert [gedaagde] in reconventie betaling van het bedrag van € 592,90, zodat hij het paneel door een andere partij kan laten installeren. Het bedrag is gelijk aan de kosten die [eiser] zou rekenen voor het monteren van het nieuwe paneel.
[eiser] vindt dat hij de overeenkomst goed is nagekomen
3.13.
[eiser] is het niet eens met de vorderingen van [gedaagde] . Volgens [eiser] is hij de overeenkomst nagekomen zoals afgesproken, de werkzaamheden zijn uitgevoerd. [eiser] stelt dat het niet mogelijk was geweest om het gebrek aan de douchecabine vooraf te ontdekken, omdat het defect komt van binnenuit. Daarom is het nodig dat de douchecabine eerst goed geïnstalleerd wordt en aangesloten is op het water, voordat het gebrek zichtbaar wordt.
[eiser] heeft zijn zorgplicht niet geschonden
3.14.
De kantonrechter overweegt over de gestelde tekortkoming die ziet op het niet-afkitten van de naden van de douchecabine het volgende. Vaststaat dat [eiser] de naden van de douchecabine op verzoek van [gedaagde] naderhand is komen afkitten, zonder daarvoor een extra rekening te sturen aan [gedaagde] . Voor zover er aan de zijde van [eiser] een tekortkoming bestond in het niet kitten van de naden, is [eiser] alsnog zijn verplichting uit de overeenkomst nagekomen door kosteloos de naden af te kitten. Dat kan dan ook geen reden zijn voor [gedaagde] om de factuur van [eiser] niet te betalen. Naar de kantonrechter uit de stellingen van beide partijen begrijpt, ligt daar in feite ook de oorzaak van de lekkage niet (de kantonrechter verwijst naar hetgeen daarover hierna wordt overwogen).
3.15.
Over het al dan niet schenden van de zorgplicht door [eiser] door het niet ontdekken van het gebrek overweegt de kantonrechter als volgt. Tijdens de mondelinge behandeling is duidelijk geworden dat het defect zich bevindt in het witte paneel aan de achterkant van de douchecabine. Dat onderdeel was bij de levering van de douchecabine al gemonteerd op de meegeleverde achterwand. Het witte paneel was ook al (in de fabriek) aan dat paneel vastgekit. In die (niet door [eiser] aangebrachte) kitrand zat kennelijk een lekkage. Dat blijkt ook uit het feit dat [gedaagde] heeft aangegeven dat hij die kitrand van extra kit heeft voorzien en dat het lekken toen ophield. Het is niet duidelijk geworden hoe (een werknemer van) [eiser] voorafgaand aan de installatie met het blote oog al had moeten zien dat er met de douchecabine iets mis was. [eiser] heeft uitgelegd dat het defect pas kan worden ontdekt op het moment dat de douchecabine is aangesloten en waterdruk heeft. Het water lekt dan overigens aan de achterkant en het duurt even voor het aan de voorzijde zichtbaar wordt, zodat het niet onmiddellijk na het uitvoeren van de werkzaamheden bleek. [gedaagde] heeft dit niet, althans niet gemotiveerd weersproken. Gelet op het voorgaande kan de kantonrechter niet anders dan vaststellen dat het gaat om een fabrieksfout in de douchecabine. Dit lijkt ook te worden bevestigd in het gegeven dat [winkel] het hele paneel opnieuw heeft opgestuurd en daarbij ook nog een waardebon aan [gedaagde] heeft gegeven. De fabrieksfout kan in dit geval niet aan [eiser] worden toegerekend. [eiser] heeft de douchecabine niet geleverd maar [gedaagde] heeft die zelf besteld en [eiser] zou de cabine alleen installeren. Bovendien is niet vast komen te staan dat [eiser] het gebrek voorafgaand aan het installeren had kunnen ontdekken. [eiser] heeft zijn zorgplicht daarom niet geschonden.
De vordering van [eiser] zal worden toegewezen
3.16.
Het voorgaande brengt met zich mee dat de vordering van [eiser] tot betaling van de factuur van € 1.155,55 zal worden toegewezen. Omdat [gedaagde] onderbouwd heeft gesteld dat hij al een bedrag van € 190,52 aan [eiser] heeft betaald en [eiser] dit niet heeft betwist, zal dit bedrag van de vordering van [eiser] worden afgetrokken. De vorderingen van [gedaagde] in reconventie zullen worden afgewezen.
De buitengerechtelijke kosten zullen worden afgewezen
3.17.
[eiser] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Maar [eiser] heeft aan [gedaagde] een aanmaning verstuurd die niet voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 van het Burgerlijk Wetboek (BW). In de aanmaning is namelijk geen betalingstermijn van veertien dagen gegeven die ingaat op de dag na ontvangst van de aanmaning door [gedaagde] . Dit is wel vereist op grond van artikel 6:96 lid 6 BW (zie de uitspraak van de Hoge Raad van 25 november 2016, vindplaats: ECLI:NL:HR:2016:2704). De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten wordt daarom afgewezen.
3.18.
Uit het voorgaande volgt dat het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
1.155,55
- wettelijke rente tot 10 april 2024
23,30
+
- door [gedaagde] gedane betalingen
190,58
-
totaal
988,27
[gedaagde] moet de proceskosten in conventie en reconventie betalen
3.19.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
118,32
- griffierecht
218,00
- salaris gemachtigde
408,00
(2 punten × € 204,00)
- nakosten
67,50
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
811,82
3.20.
De proceskosten van [eiser] in reconventie worden begroot op nihil, omdat niet gesteld of gebleken is dat hij andere kosten heeft gemaakt in het kader van de reconventie die voor vergoeding in aanmerking komen.
Uitvoerbaar bij voorraad
3.21.
De kantonrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is gevorderd. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als een van partijen (voor zover al mogelijk) hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de rechtbank geldt in dat geval totdat en indien het gerechtshof een andere beslissing neemt.

4.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 988,27, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, met ingang van 10 april 2024, tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 811,82, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
4.5.
wijst de vorderingen van [gedaagde] af,
4.6.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot dit vonnis vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Wagenaar en in het openbaar uitgesproken op 2 april 2025.