ECLI:NL:RBMNE:2025:1387

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 april 2025
Publicatiedatum
27 maart 2025
Zaaknummer
10737925
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzegging van warmtelevering door huurder van stadsverwarming

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 2 april 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een huurder, aangeduid als [eiser], en de verhuurder, Stichting Bo-Ex '91. De kern van het geschil betreft de vraag of [eiser] de warmtelevering voor de verwarming van zijn huurwoning kan opzeggen. [eiser] heeft op 10 mei 2022 de overeenkomst tot warmtelevering opgezegd, omdat hij zijn woning wil verwarmen met elektrische kachels in plaats van de stadsverwarming via radiatoren. Bo-Ex betwist de rechtsgeldigheid van deze opzegging en voert verschillende argumenten aan, waaronder dat de warmtelevering onlosmakelijk verbonden is met de huurovereenkomst en dat opzegging technisch niet mogelijk zou zijn.

De kantonrechter heeft in zijn vonnis geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is dat [eiser] de overeenkomst niet kan opzeggen. De rechter heeft vastgesteld dat de warmtelevering oorspronkelijk door Eneco werd verzorgd en dat Bo-Ex deze per 1 september 2018 heeft overgenomen, zonder dat de voorwaarden zijn gewijzigd. De kantonrechter concludeert dat de huurovereenkomst niet inhoudt dat de warmtelevering niet opzegbaar is en dat [eiser] zijn woning adequaat kan verwarmen met elektrische kachels. De rechter heeft de vorderingen van [eiser] toegewezen, inclusief de terugbetaling van het door hem betaalde vastrecht voor de warmtelevering, en heeft Bo-Ex veroordeeld in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt de rechten van huurders met betrekking tot de opzegging van leveringen van nutsvoorzieningen en de voorwaarden waaronder deze kunnen worden beëindigd. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de opzegging van de warmtelevering door [eiser] rechtsgeldig is en dat Bo-Ex de kosten moet vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 10737925 \ UC EXPL 23-6843 BJvd/61169
Vonnis van 2 april 2025
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. I.J. Penning,
tegen
STICHTING BO-EX '91,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Bo-Ex,
gemachtigde: mr. D. Pranjic.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 t/m 8;
- de conclusie van antwoord met producties 1 en 2;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek met productie 3;
- de akte uitlaten producties en wijziging eis van [eiser] met productie 9 en 10;
- het vonnis van 12 juni 2024;
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de mondelinge behandeling van 16 oktober 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt;
- het vonnis van 20 november 2024;
- de akte uitlating na tussenvonnis en tevens akte overlegging productie 4 van Bo-Ex;
- de akte uitlaten na tussenvonnis van [eiser] .
1.2.
Ten slotte is bepaald dat er een vonnis zal worden uitgesproken.

2.De kern van de zaak

2.1.
In deze zaak gaat het om de vraag of [eiser] de warmtelevering ten behoeve van zijn verwarming bij Bo-Ex kan en mag opzeggen. [eiser] wil zijn huurwoning verwarmen met elektrische kachels in plaats van de radiatoren die door middel van stadsverwarming worden opgewarmd. [eiser] vordert daarom (onder meer) een verklaring voor recht dat hij de levering van warmte via stadsverwarming rechtsgeldig heeft opgezegd. De kantonrechter wijst de vorderingen van [eiser] toe. Er is namelijk onvoldoende gebleken dat [eiser] de overeenkomst tot levering voor warmte ten behoeve van de radiatoren niet zou kunnen opzeggen.

3.De verdere beoordeling

3.1.
In het tussenvonnis van 20 november 2024 heeft de kantonrechter partijen vragen gesteld en verzocht om nadere informatie. Beide partijen hebben vervolgens door middel van een akte op de vragen gereageerd.
De levering van warmte in de woning van [eiser]
3.2.
Uit de stukken die zijn aangeleverd door beide partijen blijkt dat de werking van het systeem van warmtelevering in de woning van [eiser] op de volgende manier kan worden uitgelegd. De portiekflat met de woning van [eiser] is gelegen aan een plein(tje) met daaromheen nog twee andere portiekflats. In het midden van het plein staat een collectief verwarmingsstation (een klein huisje) waar de stadsverwarming voor de drie portiekflats binnenkomt. Vanaf dit huisje lopen verwarmingsbuizen en warmwaterleidingen naar de woningen van de verschillende portiekflats. Naar de kantonrechter begrijpt wordt de stadsverwarming die binnenkomt in het centrale huisje gebruikt voor zowel het opwarmen van het water dat door de verwarmingsbuizen loopt, als voor het opwarmen van het tapwater. Dit blijkt onder andere uit de afbeeldingen die [eiser] heeft overgelegd om de werking van het systeem uit te leggen en de uitleg die beide partijen daarbij hebben gegeven.
De opzegging van de overeenkomst door [eiser]
3.3.
stelt dat hij de overeenkomst voor het leveren van warmte ten behoeve van de verwarming van zijn huis heeft opgezegd op 10 mei 2022. Bo-Ex stelt dat deze opzegging niet rechtsgeldig is en voert daarvoor een aantal argumenten aan:
de wijze van warmtelevering is onlosmakelijk verbonden met het gehuurde en kan niet los van de huurovereenkomst opgezegd worden;
opzegging is technisch niet mogelijk omdat [eiser] zou blijven profiteren van de warmte die onderweg naar andere woningen alsnog deels door zijn verwarmingsleidingen loopt;
het vastrecht voor de levering van de warmte zou door minder huurders gedeeld moeten worden, zodat de rekening hiervoor bij andere huurders komt te liggen;
de woning zou niet meer adequaat verwarmd kunnen worden. Dat is schadelijk voor het gehuurde en onwenselijk voor de andere huurders, die dan meer moeten stoken om hun huis warm te houden;
[eiser] gedraagt zich niet als goed huurder door zichzelf te willen losmaken van de stadsverwarming ten koste van Bo-Ex en andere huurders;
de levering van warmte valt onder de in artikel 7:259 lid 1 BW bedoelde kosten voor de nutsvoorzieningen en maakt onderdeel uit van de huurovereenkomst. Op grond van zojuist genoemd artikel kan [eiser] de overeengekomen levering van nutsvoorzieningen niet eenzijdig opzeggen.
De kantonrechter zal hierna op deze argumenten van Bo-Ex ingaan.
Kan de stadsverwarming op grond van de huurovereenkomst niet worden opgezegd?
3.4.
Naar de kantonrechter begrijpt bestond de overeenkomst tot het leveren van warmte aanvankelijk tussen [eiser] en Eneco. Bo-Ex heeft per 1 september 2018 de plaats van Eneco overgenomen. De kantonrechter gaat er vanuit dat de voorwaarden waaronder de warmte werd geleverd daarbij niet zijn gewijzigd. Dat dat wel het geval zou zijn, is namelijk door geen van beide partijen gesteld, en het volgt ook niet uit de brief die Bo-Ex op 31 juli 2018 aan [eiser] heeft gestuurd.
3.5.
De overeenkomst tot het leveren van warmte is door geen van beide partijen in het geding gebracht, maar de kantonrechter gaat er niet vanuit dat
daarinniet is opgenomen dat deze niet opzegbaar is. Uitgangspunt van overeenkomsten is namelijk dat deze opzegbaar zijn, en geen van beide partijen heeft gesteld dat daarover in deze overeenkomst iets anders stond.
3.6.
Bo-Ex stelt dat de stadsverwarming
op grond van de huurovereenkomstniet kan worden opgezegd. Dat volgt volgens Bo-Ex allereerst uit artikel 6.39 van de toepasselijke algemene voorwaarden. In dat artikel is bepaald:
“De huurder verplicht zich direct na ingangsdatum van de huur, water, gas- en elektriciteit af te nemen in het gehuurde van de reguliere NUTS bedrijven, teneinde de woning zoveel mogelijk in goede staat van onderhoud te houden en het risico op brand zoveel mogelijk te voorkomen.”
De kantonrechter is van oordeel dat uit deze bepaling niet kan worden afgeleid dat er een verplichting bestaat om voor het verwarmen van het huis aangesloten te blijven op de stadsverwarming. Uit het laatste deel van de bepaling blijkt namelijk waarom deze bepaling in de huurovereenkomst is opgenomen, te weten om te zorgen dat de staat van het gehuurde niet achteruit gaat. Dat daarvan sprake is, is echter niet gebleken. Volgens [eiser] verwarmt hij zijn woning met elektrische kachels. Bo-Ex heeft wel gesteld dat dat niet afdoende zou zijn, maar heeft dat standpunt niet nader onderbouwd. De kantonrechter kan dan ook niet concluderen dat [eiser] – door zijn huis met elektrische kachels te verwarmen – het bepaalde in artikel 6.39 heeft overtreden.
3.7.
Verder is niet gesteld of gebleken dat er in de huurovereenkomst een specifieke bepaling is opgenomen, op grond waarvan er voor de huurder een verplichting bestaat om een overeenkomst met de leverancier van stadsverwarming te sluiten en voort te zetten zolang de huurder de woning huurt.
3.8.
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat uit de in dit geval geldende huurovereenkomst zelf niet kan worden afgeleid dat er een verplichting bestaat om een overeenkomst te sluiten tot het leveren van warmte door middel van stadsverwarming. Ook kan niet worden vastgesteld dat er geen andere wijze van verwarming mogelijk is, zodat [eiser] op grond daarvan gehouden is de overeenkomst voort te zetten.
3.9.
[eiser] wil alleen de warmte ten behoeve van de verwarming van zijn huis opzeggen, en niet de warmte voor het verwarmen van het leidingwater. Bo-Ex heeft op vragen van de kantonrechter geantwoord dat het niet mogelijk is om alleen de overeenkomst tot levering van de warmte voor de verwarming op te zeggen. [eiser] heeft dat betwist. Volgens hem kan de aansluiting verzegeld worden. Bo-Ex heeft onvoldoende toegelicht waarom het niet mogelijk zou zijn om alleen de overeenkomst tot levering van warmte af te sluiten. Naar de kantonrechter begrijpt lopen vanaf het huisje op het pleintje aparte leidingen naar de woningen voor levering van warmte ten behoeve van de radiatoren en voor levering van warm water. Verder blijkt uit de door partijen overgelegde documenten dat er voor beide leveringen apart vastrecht in rekening wordt gebracht. Bo-Ex heeft verder geen documenten in het geding gebracht (zoals bijvoorbeeld de oorspronkelijke overeenkomst met Eneco) waaruit kan worden afgeleid dat alleen het opzeggen van de levering van warmte voor de verwarming niet zou kunnen. Daarmee is die stelling van [eiser] onvoldoende gemotiveerd betwist en moet de kantonrechter het er op houden dat dat wel mogelijk is.
[eiser] zou profiteren van de warmte voor derden
3.10.
Bo-Ex heeft verder aangevoerd dat opzegging niet mogelijk is omdat zijn huis deels verwarmd zou blijven worden door warm water ten behoeve van andere huurders dat door stijgleidingen ook langs zijn huis zou lopen. De kantonrechter volgt Bo-Ex niet in de stelling dat dat gegeven aan opzegging in de weg staat. Een en ander is namelijk een gevolg van het feit dat het gaat om een appartementengebouw. Het rechtvaardigt niet de conclusie dat [eiser] zijn overeenkomst niet zou kunnen opzeggen.
3.11.
Verder volgt de kantonrechter Bo-Ex niet in haar stelling dat sprake is van ongerechtvaardigde verrijking. Enerzijds is het de vraag of er sprake is van verrijking van [eiser] . Het staat namelijk niet vast dat hij zijn huis zelf zou hebben verwarmd op de momenten dat zijn huis door de stijgleidingen verwarmd wordt. [eiser] heeft immers aangevoerd dat hij met name in de nacht zijn huis wil verwarmen, terwijl de meeste bewoners hun huis met name overdag zullen verwarmen. Wat daar verder ook van zij, voor zover hij al van die warmte profiteert, is het nog de vraag of hij dat ten laste van derden doet. Niet gebleken is dat die anderen hun huis niet of anders zouden verwarmen als [eiser] zijn contract zou voortzetten, maar overdag de verwarmingen uit zou laten.
Het vastrecht voor levering van warmte zou door minder huurders gedeeld moeten worden
3.12.
Bo-Ex stelt dat het bedrag aan vastrecht dat betaald moet worden voor het hele complex vast staat. Dat wordt niet minder als een van de afnemers zijn contract opzegt. Daarom zouden de andere huurders meer vastrecht moeten gaan betalen door de opzegging van [eiser] .
3.13.
De kantonrechter is van oordeel dat deze omstandigheid – als die juist is – niet tot gevolg kan hebben dat [eiser] zijn overeenkomst niet kan opzeggen. Dat zou een te grote inbreuk zijn op de keuzevrijheid van [eiser] ten aanzien van de verwarming van zijn huis (nu niet bedongen is dat hij warmte van Eneco/Bo-Ex af
moetnemen). Overigens is onvoldoende duidelijk geworden hoe groot dit probleem voor de andere huurders kan worden. Zo is het de vraag of Bo-Ex op grond van de toepasselijke regelgeving onbeperkt de kosten voor vastrecht kan verhogen.
De woning zou niet meer adequaat verwarmd kunnen worden
3.14.
Bo-Ex stelt dat [eiser] de woning zonder levering van warmte niet adequaat kan verwarmen en dat dat schadelijk is voor het gehuurde en onwenselijk voor de andere huurders, die dan meer moeten stoken om hun huis warm te houden.
3.15.
De kantonrechter kan Bo-Ex volgen voor zover zij stelt dat [eiser] de woning zodanig moet verwarmen dat er geen schade aan de woning ontstaat. Het is echter niet gebleken dat die situatie zich voordoet. Naar de kantonrechter heeft begrepen neemt [eiser] al enige tijd geen warmte meer af voor de verwarming van zijn huis. [eiser] zegt zelf dat hij zijn woning adequaat verwarmt met elektrische kachels. Niet gebleken is dat dat tot schade aan de woning heeft geleid.
3.16.
Dat andere bewoners meer moeten stoken omdat het huis van [eiser] minder zou worden verwarmd kan ook niet aan de opzegging in de weg staan. Hetzelfde is namelijk aan de orde als de overeenkomst voortduurt maar [eiser] er voor kiest overdag zijn verwarmingen niet aan te zetten. [eiser] is niet verplicht zijn verwarmingen overdag aan te zetten. Ook dit kan dus niet aan opzegging in de weg staan.
[eiser] gedraagt zich niet als goed huurder
3.17.
Verder heeft Bo-Ex nog aangevoerd dat [eiser] zich niet gedraagt als goed huurder door zichzelf te willen losmaken van de stadsverwarming ten koste van Bo-Ex en andere huurders.
3.18.
Nog daargelaten of een en ander tot gevolg zou hebben dat [eiser] de overeenkomst niet zou kunnen opzeggen, volgt de kantonrechter Bo-Ex niet in deze stelling. Het enkele feit dat [eiser] zijn woning op een andere wijze wil verwarmen betekent naar het oordeel van de kantonrechter niet dat hij zich niet als goed huurder zou gedragen.
[eiser] kan de levering van warmte niet eenzijdig opzeggen
3.19.
Ten slotte stelt Bo-Ex dat [eiser] de levering van nutsvoorzieningen niet eenzijdig kan opzeggen, omdat het onderdeel uitmaakt van de huurovereenkomst. In dit kader beroept Bo-Ex zich ook op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid, omdat [eiser] zou blijven profiteren van de warmte die door de leidingen langs zijn huis lopen. Ook dit argument snijdt geen hout. De kantonrechter heeft in overweging 3.10 en 3.11 al vastgesteld dat dit niet de conclusie rechtvaardigt dat [eiser] zijn overeenkomst niet zou kunnen opzeggen.
3.20.
Bo-Ex heeft ook nog aangevoerd dat de kosten voor warmte onderdeel zijn gaan uitmaken van de servicekosten en dat deze daardoor niet eenzijdig opzegbaar zou zijn. Ook daarin volgt de kantonrechter Bo-Ex niet. Naar tussen partijen niet in geschil is bestond aanvankelijk een overeenkomst tussen [eiser] en Eneco. Die is door Bo-Ex overgenomen, maar dat kan niet tot gevolg hebben dat [eiser] als huurder daardoor (doordat de kosten nu als servicekosten zouden worden gekwalificeerd) rechten is kwijtgeraakt die hij daarvoor wel had.
Conclusie
3.21.
Gelet op al het voorgaande, en in het bijzonder het feit dat niet is aangetoond dat de levering van warmte
voor de verwarmingniet los kan worden opgezegd, is de kantonrechter van oordeel dat het ervoor gehouden moet worden dat [eiser] de overeenkomst voor het afnemen van warmte voor de verwarming van zijn huis heeft kunnen opzeggen. De gevorderde verklaringen voor recht zullen daarom worden toegewezen, voor zover deze worden gevraagd ten aanzien van de warmte ten behoeve van de verwarming van de woning van [eiser] .
3.22.
De kantonrechter zal Bo-Ex veroordelen het door [eiser] betaalde vastrecht per 10 mei 2022 aan hem terug te betalen. Na wijziging van eis heeft [eiser] gesteld dat dit gaat om een bedrag van € 501,00. Bo-Ex heeft de hoogte van dat bedrag niet (gemotiveerd) weersproken. De kantonrechter zal daarom dat bedrag toewijzen. [eiser] vordert hierover de wettelijke rente vanaf 10 mei 2022. Hij heeft dit bedrag echter niet op 10 mei 2022 betaald, maar het is in delen door hem aan Bo-Ex betaald. De kantonrechter zal Bo-Ex daarom veroordelen de wettelijke rente te betalen vanaf de momenten waarop [eiser] de deelbetalingen heeft verricht waaruit dit bedrag is opgebouwd.
Bo-Ex moet de proceskosten betalen
3.23.
Bo-Ex is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
  • kosten dagvaarding € 132,42
  • griffierecht € 86,00
  • salaris gemachtigde € 472,50 (3,5 punten x € 135,00)
  • nakosten € 67,50 (plus de kosten van betekening
zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 758,42

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
verklaart voor recht dat [eiser] de overeenkomst met Bo-Ex voor warmtelevering ten behoeve van de verwarming van zijn huis door middel van stadsverwarming rechtsgeldig heeft opgezegd per 10 mei 2022 en dat de overeenkomst voor warmtelevering ten behoeve van de verwarming van zijn huis door middel van stadsverwarming per die datum is geëindigd;
4.2.
verklaart voor recht dat [eiser] geen vastrecht is verschuldigd aan Bo-Ex voor warmtelevering ten behoeve van de verwarming van zijn huis per 10 mei 2022;
4.3.
veroordeelt Bo-Ex tot betaling van het bedrag van € 501,00 aan [eiser] , te vermeerderen met de wettelijke rente over de deelbetalingen waaruit dit bedrag is opgebouwd vanaf de momenten van die deelbetalingen;
4.4.
veroordeelt Bo-Ex in de proceskosten van € 758,42, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als Bo-Ex niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.5.
wijst af het meer of anders gevorderde;
4.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Wagenaar en in het openbaar uitgesproken op 2 april 2025.