ECLI:NL:RBMNE:2025:1371

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 maart 2025
Publicatiedatum
27 maart 2025
Zaaknummer
C/16/588107 / JE RK 25-171
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot bekrachtiging van schriftelijke aanwijzingen inzake opvoedondersteuning en omgangsregeling voor minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 28 maart 2025 uitspraak gedaan in een verzoek van Samen Veilig Midden-Nederland, de gecertificeerde instelling, om bekrachtiging van twee schriftelijke aanwijzingen met betrekking tot opvoedondersteuning en omgangsregeling voor de minderjarige [minderjarige 1 (voornaam)]. De vader van [minderjarige 1 (voornaam)] heeft aangegeven niet mee te willen werken aan de voorgestelde opvoedondersteuning, wat heeft geleid tot een conflict met de GI. De kinderrechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig afgewogen, waaronder een incident waarbij de vader zijn zoontje heeft geslagen. De kinderrechter concludeert dat de risico's voor [minderjarige 1 (voornaam)] bij de vader beperkt zijn, maar dat de weigering van de vader om opvoedondersteuning te accepteren kan leiden tot een situatie waarin [minderjarige 1 (voornaam)] haar vader helemaal niet meer ziet. De kinderrechter heeft besloten het verzoek van de GI af te wijzen, omdat de kans op schade voor [minderjarige 1 (voornaam)] door het uitblijven van omgang groter is dan de risico's van de opvoedondersteuning. De kinderrechter heeft vertrouwen in de rol van de speltherapeut die al betrokken is bij de situatie.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/588107 / JE RK 25-171
Datum uitspraak: 28 maart 2025
Beschikking van de kinderrechter over de schriftelijke aanwijzing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
Samen Veilig Midden-Nederland, gevestigd te [.] ,
hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2015 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 1 (voornaam)] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[belanghebbende 1],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
[belanghebbende 2],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats 2] ,
advocaat mr. E.C.A.E. Verschuren.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI, ontvangen op 31 januari 2025;
  • het verslag van de speltherapeut van 11 maart 2025, ontvangen van de advocaat van de vader op 13 maart 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 14 maart 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de vader met zijn advocaat;
- de moeder;
- [A] , vertegenwoordiger van de GI.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1 (voornaam)] .
2.2.
[minderjarige 1 (voornaam)] woont bij haar moeder.
2.3.
Bij beschikking van 29 maart 2023 is [minderjarige 1 (voornaam)] onder toezicht gesteld van de GI, tot 29 september 2024. Deze ondertoezichtstelling is daarna verlengd tot 29 september 2025.
2.4.
Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft bij beschikking van 27 juni 2024 de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (waaronder ook de verdeling van de vakanties en de feestdagen) zoals opgenomen in het ouderschapsplan van 8 oktober 2019 gewijzigd en opnieuw vastgesteld.
2.5.
De GI was van plan om de ondertoezichtstelling af te sluiten en had de Raad eind augustus 2024 al gevraagd dit besluit te toetsen, toen bleek dat er in de zomer van 2024 een incident was geweest. De vader heeft toen [minderjarige 2 (voornaam)] , zijn zoontje van drie jaar, over de knie gelegd en een pak slaag gegeven. De billen van het zoontje waren de volgende dag nog vlekkerig en rood. De aanleiding hiervoor was (volgens de vader) dat het zoontje doorlopend niet luisterde naar de waarschuwingen en de opdrachten van de vader in een omgeving (een bouwplaats) waar gemakkelijk ongelukken konden gebeuren. Om dit ongehoorzame en gevaarlijke gedrag te stoppen heeft de vader na vele waarschuwingen zijn zoontje “billenkoek” gegeven, zoals de vader dit noemt. Enige dagen of weken later heeft de vader [minderjarige 1 (voornaam)] verteld dat hij het zoontje heeft geslagen omdat hij niet luisterde. De vader heeft hierover geen gesprek met de GI willen voeren.
2.6.
De GI vindt nu dat er onvoldoende zicht is op de veiligheid en het welzijn van [minderjarige 1 (voornaam)] als zij bij de vader is. De GI vraagt zich af of de opvoedsituatie van [minderjarige 1 (voornaam)] bij de vader passend en veilig is. Daarnaast heeft de GI gehoord dat [minderjarige 1 (voornaam)] bang is dat haar hetzelfde overkomt als het zoontje als zij niet luistert. De GI schrijft dat er zonder inzicht in de opvoedsituatie niet kan worden gegarandeerd dat een geweldsincident niet nog eens plaatsvindt. De GI wil dit inzicht krijgen door opvoedondersteuning bij de vader thuis in te zetten.
2.7.
De vader wil per se niet dat er iemand bij hem thuis komt om opvoedondersteuning te geven. Als dit toch moet, dan stopt hij de omgang met [minderjarige 1 (voornaam)] . Dit heeft hij aan de GI laten weten.
2.8.
De GI heeft de vader vervolgens op 31 januari 2025 twee schriftelijke aanwijzingen gegeven. Zij vraagt de kinderrechter om deze schriftelijke aanwijzingen te bekrachtigen. De vader heeft de kinderrechter gevraagd dit verzoek af te wijzen.
2.9.
De schriftelijke aanwijzingen houden het volgende in:
Schriftelijke aanwijzing 1:
Er dient opvoedondersteuning te komen bij vader thuis om zicht te krijgen op zijn opvoedkwaliteiten en opvoedsituatie. Deze opvoedondersteuning dient plaats te vinden minstens eens per twee weken waarvan eens per maand bij vader thuis. De opvoedondersteuning zal worden geboden door [organisatie 1] . Mocht deze organisatie niet voldoende aansluiten, dan zal de gezinsvoogd een andere organisatie benaderen om de ondersteuning te bieden.
Aanvulling: inmiddels heeft [organisatie 1] laten weten onvoldoende te kunnen aansluiten bij de mogelijkheden van de heer [belanghebbende 2] en adviseert om een aanmelding te doen (bij, toevoeging kinderrechter) [organisatie 2] .
Indien u besluit zich niet aan deze aanwijzing(en) te houden, zijn wij genoodzaakt een dwangsom te vorderen. Samen Veilig verzoekt de rechtbank om vader een dwangsom van €100,- per week op te leggen vanaf de dag dat dat de hulpverlening zou kunnen starten.
Schriftelijke aanwijzing 2:
Verwacht wordt dat u de door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vastgelegde omgang tussen u en [minderjarige 1 (voornaam)] na zult komen. Deze omgang ziet er als volgt uit:
- [minderjarige 1 (voornaam)] verblijft eenmaal in de 14 dagen van vrijdagmiddag uit school tot zondagavond 18.00 uur bij vader;
- [minderjarige 1 (voornaam)] is op Moederdag bij moeder en op Vaderdag bij vader;
- [minderjarige 1 (voornaam)] viert haar verjaardag het ene jaar bij moeder en het andere jaar bij vader.
- Overige feestdagen worden bij helfte tussen ouders verdeeld;
- De verdeling van de vakanties bespreken ouders bij [organisatie 1] .
Indien u besluit zich niet aan deze aanwijzing(en) te houden, zijn wij genoodzaakt een dwangsom van € 20,- te verzoeken per dag dat u de omgang met [minderjarige 1 (voornaam)] niet nakomt.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt bekrachtiging van de twee schriftelijke aanwijzingen. Ook verzoekt zij een dwangsom op te leggen van €20,00 per weekend indien de vastgestelde omgang door de vader niet wordt nagekomen en daarnaast €100,00 per dag vanaf de dag dat de hulp kan starten en de vader deze schriftelijke aanwijzing niet opvolgt, voor iedere dag dat de vader de aanwijzing niet opvolgt. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De moeder is het eens met de twee schriftelijke aanwijzingen. De moeder zou het heel erg vinden als [minderjarige 1 (voornaam)] de vader niet meer zou zien. Voor haar gevoel is alles dan voor niks geweest. De moeder vindt dat de vader op deze manier chanteert.
4.2.
De vader is het niet eens met de twee schriftelijke aanwijzingen. De vader verzoekt de kinderrechter om het verzoek tot bekrachtiging van de twee schriftelijke aanwijzingen af te wijzen. Het incident dat voor de GI aanleiding is om opvoedondersteuning bij de vader te willen inzetten is uit zijn verband gerukt. [minderjarige 1 (voornaam)] is een heel ander kind dan het zoontje van de vader en gedraagt zich ook anders. Een dergelijk incident kan daarom niet bij haar gebeuren. Beide kinderen lopen geen risico als ze bij de vader zijn. De vader heeft veel spijt van het incident met zijn zoontje. De vader is bereid geweest om de speltherapeut van [minderjarige 1 (voornaam)] bij hem thuis te laten meekijken en dat is ook daadwerkelijk gebeurd. Dat is al een vorm van opvoedondersteuning. De vader wil graag de omgang met [minderjarige 1 (voornaam)] behouden, maar opvoedondersteuning is voor hem een brug te ver. Daarbij vindt de vader de schriftelijke aanwijzing van de GI niet voldoende concreet, nu de GI op de zitting heeft gezegd dat ze er flexibel mee wil omgaan en heeft gesuggereerd dat de frequentie van de opvoedondersteuning lager kan zijn dan in de aanwijzing staat en dat de ondersteuning ook buitenshuis kan plaatsvinden. Daarnaast is het zo dat de GI geen zorgen meer heeft over de slaapplek van [minderjarige 1 (voornaam)] als ze bij de vader is. Verder ziet de vader geen noodzaak voor de dwangsommen, aangezien hij de schriftelijke aanwijzing niet gaat nakomen. Bovendien is het opleggen van een dwangsom niet bevorderlijk voor de samenwerking. Subsidiair verzoekt de vader een maximum aan beide dwangsommen te verbinden van €2.000,00.
4.3.
Tijdens de zitting heeft de GI verklaard dat zij de twee bezoeken van de speltherapeut aan de vader onvoldoende vindt om zich een oordeel te kunnen vormen over de thuissituatie van de vader. Het is belangrijk dat de opvoedondersteuning op structurele basis plaatsvindt en dat de GI met de vader in gesprek kan gaan over de aandachtspunten die daaruit voortkomen. De GI is bereid flexibel te zijn ten aanzien van de randvoorwaarden , zoals dat de observatiemomenten ook buitenshuis kunnen plaatsvinden en minder vaak dan twee keer in de week, mits de vader de speltherapeut voor verdere begeleiding toelaat. Verder vindt de GI de instantie [organisatie 2] ook geschikt om opvoedondersteuning aan de vader te verlenen. Momenteel heeft de GI geen zorgen over de slaapplek van [minderjarige 1 (voornaam)] bij de vader, nu de vader met [minderjarige 1 (voornaam)] in het omgangsweekend bij zijn vriendin verblijft en [minderjarige 1 (voornaam)] daar een eigen bed heeft. De GI merkt wel op dat die relatie ook verbroken kan worden en dan herleeft de zorg over [minderjarige 1 (voornaam)] ’s slaapplek bij de vader. De GI blijft het zorgelijk vinden dat de vader de omgang wil stoppen wanneer er opvoedondersteuning komt, terwijl overduidelijk is dat het beëindigen van de omgang niet in het belang is van [minderjarige 1 (voornaam)] .

5.De beoordeling

Het wettelijke kader van een schriftelijke aanwijzing
5.1.
De GI is belast met de uitvoering van de ondertoezichtstelling. Een ondertoezichtstelling geeft de GI bepaalde bevoegdheden. Tegelijkertijd brengt de maatregel verplichtingen voor de ouders met gezag mee, want een ondertoezichtstelling beperkt het gezag van de ouders. Als een ouder met gezag niet wil meewerken aan de (uitvoering van de) ondertoezichtstelling kan de GI die ouder een schriftelijke aanwijzing geven. [1]
5.2.
Een schriftelijke aanwijzing dient te worden beschouwd als een beschikking in de zin van de wet. [2] Bij de beoordeling van dit verzoek dient de kinderrechter te beoordelen of het besluit van de GI volgens de regels van de Algemene wet bestuursrecht en de ongeschreven algemene beginselen van behoorlijk bestuur tot stand is gekomen. Dit betekent dat het besluit zorgvuldig tot stand moet zijn gekomen en voldoende moet zijn gemotiveerd. Bij de beoordeling wordt gekeken naar de omstandigheden die gelden op het moment van het nemen van de beslissing. De schriftelijke aanwijzing moet het doel van de ondertoezichtstelling dienen en in het belang van de minderjarige zijn. De kinderrechter kan de aanwijzing vervolgens slechts marginaal toetsen.
Wat beslist de kinderrechter?
5.3.
De kinderrechter wijst het verzoek van de GI af. Hierna legt de kinderrechter uit waarom zij deze beslissing neemt.
De toelichting
5.4.
De kinderrechter concludeert dat de schriftelijke aanwijzing voldoet aan de beginselen van behoorlijk bestuur. Daarover heeft de vader ook geen verweer gevoerd. Daarnaast is duidelijk dat de schriftelijke aanwijzing dient ter uitvoering van de taak van de GI in het kader van de ondertoezichtstelling, en de verzorging en opvoeding van [minderjarige 1 (voornaam)] betreft.
5.5.
De kinderrechter neemt het voornemen van de vader om de omgang met [minderjarige 1 (voornaam)] te stoppen als hij gedwongen wordt opvoedondersteuning te accepteren serieus. Dit omdat de vader dit voornemen nu al een tijd consequent herhaalt. Daarnaast is het al eens eerder voorgekomen dat de vader de omgang stopzette toen zaken niet liepen zoals hij graag wilde. Dat was toen de Raad in zijn rapport niet meeging met de wens van de vader om de omgang uit te breiden. De omgang is toen na ongeveer twee maanden weer hervat.
5.6.
De kinderrechter gaat er dan ook van uit dat de vader de omgang met [minderjarige 1 (voornaam)] zal stoppen als de kinderrechter de schriftelijke aanwijzingen bekrachtigt, zoals de GI heeft verzocht. Dit maakt dat de kinderrechter nu een afweging maakt. Zij beoordeelt het risico dat [minderjarige 1 (voornaam)] tijdens haar verblijf bij de vader fysiek gevaar loopt en zet dat af tegen de schade die ze oploopt als de omgang nu wordt afgebroken.
5.7.
Over het fysieke gevaar dat [minderjarige 1 (voornaam)] bij de vader loopt is de kinderrechter van oordeel dat het risico hierop beperkt is. De kinderrechter ziet namelijk in het dossier geen gegevens over enige vorm van geweld van de vader tegen [minderjarige 1 (voornaam)] in het verleden. Dit terwijl de ouders al sinds het geboortejaar van [minderjarige 1 (voornaam)] uit elkaar zijn en de vader dus al heel lang in zijn eentje omgang heeft met [minderjarige 1 (voornaam)] . Dit maakt dat de kinderrechter het pak slaag dat de vader aan zijn zoontje heeft gegeven als een eenmalig incident ziet. Daarnaast is het zo dat de vader inziet dat hij fout gehandeld heeft en er spijt van heeft. Hij heeft de GI laten weten dat hij de moeder van zijn zoontje beloofd heeft dat dit nooit meer zal voorkomen. Volgens hem heeft hij later in een vergelijkbare situatie anders gehandeld en is dit goed gegaan. Hij benadrukt dat iets dergelijks nooit met [minderjarige 1 (voornaam)] zou kunnen gebeuren.
5.8.
Aan de andere kant is de weigering van de vader om opvoedondersteuning te accepteren uitgegroeid tot een steeds verder escalerende onenigheid tussen de GI (met op de achtergrond de moeder) en de vader. De weigering van de vader heeft namelijk geleid tot een schriftelijke aanwijzing over opvoedondersteuning, en omdat de vader heeft gedreigd de omgang met [minderjarige 1 (voornaam)] stop te zetten als de opvoedondersteuning verplicht wordt, heeft de GI hem ook een schriftelijke aanwijzing over het voortzetten van de omgang gegeven. Aangezien de vader vastbesloten lijkt wil de GI de schriftelijke aanwijzingen versterken met een dwangsom en heeft de vader vervolgens gezegd dat hem dit niet van zijn voornemen kan afbrengen.
5.9.
De kinderrechter is bezorgd dat deze gang van zaken ertoe zal leiden dat [minderjarige 1 (voornaam)] straks haar vader helemaal niet meer ziet. Deze consequentie vindt de kinderrechter erg onwenselijk en niet in het belang van [minderjarige 1 (voornaam)] . De kans dat [minderjarige 1 (voornaam)] hier door aanmerkelijke schade zal oplopen beoordeelt de kinderrechter als veel groter dan de kans dat zij schade oploopt door het uitblijven van de door de GI gewenste opvoedondersteuning. Dat maakt dat kinderrechter vindt dat deze ingeslagen weg niet verder vervolgd moet worden. De kinderrechter houdt er hierbij rekening mee dat de vader inmiddels de hulp heeft ingeroepen van de speltherapeut van [minderjarige 1 (voornaam)] . Zij is twee keer bij de vader thuis geweest, waarvan een keer in aanwezigheid van [minderjarige 1 (voornaam)] . Zij heeft opgeschreven dat de vader op een passende en begrenzende manier kon omgaan met het dwingende gedrag van [minderjarige 1 (voornaam)] . De vader heeft op de zitting gezegd dat hij bereid is een keer een sessie van [minderjarige 1 (voornaam)] bij de speltherapeut bij te wonen. De kinderrechter vindt dit een goede stap van de vader. Dit is niet zulke indringende hulp als de GI wellicht voor ogen had, maar de speltherapeut is wel in staat om te zien of het handelen van de vader al dan niet in strijd met [minderjarige 1 (voornaam)] ’s belang is. De kinderrechter gaat ervan uit dat de speltherapeut het tegen de vader zal zeggen als zij ervaart dat [minderjarige 1 (voornaam)] last lijkt te hebben van het handelen van de vader. En de kinderrechter gaat er ook vanuit dat de vader in staat zal zijn die kritiek aan te horen en er – misschien met enige vertraging - wat mee te doen. De kinderrechter heeft hier vertrouwen in omdat de vader, ondanks zijn verzet tegen de kritiek van de GI, kennelijk wel heeft geluisterd naar die kritiek. [minderjarige 1 (voornaam)] slaapt immers niet meer bij hem in bed (dit was iets waarover de Raad en de GI zich ook zorgen maakten) en de vader heeft de speltherapeut ingeschakeld.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
wijst het verzoek van de GI af.
Deze beslissing is gegeven door mr. G.L.M. Urbanus, kinderrechter, in aanwezigheid van de griffier, en in het openbaar uitgesproken op 28 maart 2025.
YJ

Voetnoten

1.Artikel 1:263, eerste lid, Burgerlijk Wetboek.
2.Artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht.