4.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde. Hieronder, na de bewijsmiddelen, zal de rechtbank nader uitleggen waarom zij tot dat oordeel komt en ingaan op de verweren van de verdediging, voor zover die niet al worden weerlegd door de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen
Een proces-verbaal van bevindingen van [verdachte] van 10 december 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergeven:
Op 10 december kregen wij het verzoek van het operationeel centrum om te gaan naar de een adres in Doorn. Hier zou de melder overlast ervaren van de woning/garage. Omstreeks 01.30 uur waren wij op het adres in Doorn.
Ik zag dat de verdachte een houtblok pakte.Ik zag dat het houtblok ongeveer 60 centimeter lang was en ongeveer 30 centimeter dik.Ik zag dat de verdachte het houtblok met twee (2) handen boven zijn hoofd hield.Ik zag dat hij een beweging met zijn armen maakte naar achter om vermoedelijk kracht te zetten om het houtblok te gooien.
Hierop heb ik de verdachte op 10 december 2022 om 01.47 uur aangehouden voor bedreiging.
[verdachte] ( [verbalisantnummer] ), werkzaam als hoofdagent bij de Eenheid Midden-Nederland, op
ambtsbelofte.
Een proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant] van 11 december 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 10 december 2022 was ik, verbalisant [verbalisant] , samen met collega [verdachte] , belast met de incidentenafhandeling, beschikbaar voor het Operationeel Centrum. Wij kregen de opdracht van het Operationeel Centrum om te gaan naar een adres in Doorn. Op 10 december 2022 waren wij ter plaatse.
Ik zag dat de verdachte 1 en een van de andere mannen nader genoemd als verdachte 2 hout blokken pakten uit het blokhutje. Ik zag dat de houtblokken die verdachte 1 en 2 vasthielden ongeveer 60 centimeter lang en 30 centimeter dik waren.
Ik omschrijf verdachte 2 als volgt:- man;- ongeveer 50 jaar oud;- ongeveer 180 centimeter lang;- muts op;- donkere gewatteerde jas;- blauwe spijkerbroek.
Ik zag dat verdachte 2 een beweging met zijn arm maakte. Ik kreeg het gevoel dat verdachte 2 de houtblokken op mij wilde gooien. Ik zei tegen verdachte 2: "Leg die blokken weg of ik taser je!". Ik zag dat verdachte 2 hierop de houtblokken weg legde.
Verdachte 1 betrof:[benadeelde] ( [benadeelde] ).
[verbalisant] ( [verbalisantnummer] ), werkzaam als hoofdagent bij de Eenheid Midden-Nederland, op
ambtsbelofte.
De eigen waarneming van de rechtbank van de camerabeelden, voor zover inhoudende:
Een mannelijke agent (de rechtbank begrijpt: verdachte [verdachte] ) en een vrouwelijke agent (de rechtbank begrijpt: medeverdachte [verbalisant] ) staan op een erf. Zij staan voor de deur van de schuur. [verdachte] zoekt iets op zijn telefoon en op 0:21 loopt [verbalisant] met haar zaklamp terug richting de openbare weg. [verdachte] loopt richting de deur van de schuur, er is gemompel te horen en [verdachte] verzoekt op 0:39 of de deur open kan. Hierop is gemompel te horen vanuit de schuur en de woorden “krijg toch de tering man”, gevolgd door [verdachte] die zegt “wat doe je nou moeilijk man”. Vanuit de schuur wordt gezegd “nou ben jij de sigaar”, waarop [verdachte] zegt “wat dan? doe niet zo fucking moeilijk joh”. [verbalisant] komt terug lopen richting [verdachte] . Door personen in de schuur wordt op luide toon gezegd “wat zeg je”, waarop [verdachte] zegt “doe niet zo moeilijk”. Op 0:53 is een hoop gestommel te horen en [verdachte] zegt “afstand houden” en loopt een paar meter naar achter met zijn hand op de portofoon. Door een van de personen die uit de schuur komt lopen wordt gezegd “kappen nou”. Op 1:05 komt het beeld vanuit een tweede camera in beeld. Daarop is te zien dat drie mannen uit de schuur komen lopen. De man voorop is gekleed in het wit (de rechtbank begrijpt: [benadeelde] ) en wordt gevolgd door een man met een muts een donkere winterjas aan. Deze man heeft handschoenen in een van zijn handen. De derde man blijft wat achterop. [benadeelde] en de man met de muts en de donkere winterjas lopen op [verdachte] en [verbalisant] af die achteruit het erf aflopen en roepen meermaals dat de politiemedewerkers weg moeten wezen en hier niets te zoeken hebben. Op 1:17 is zichtbaar dat [benadeelde] met twee handen vooruitgestrekt een duw geeft aan [verdachte] . [verdachte] loopt hierop naar achter en [benadeelde] loopt, gevolgd door de man met een muts en een donkere winterjas, op [verdachte] af en ze verdwijnen uit beeld van het tweede camerabeeld. Te horen is dat door een van de personen uit de schuur meermaals wordt gezegd “opzouten”. Op het beeld van de eerste camera zijn de personen nog zichtbaar. Op 1:23 is zichtbaar dat [benadeelde] zich voorover buigt in een hok (de rechtbank begrijpt: het houthok) en wordt er wederom “opzouten” geschreeuwd. Op de beelden is dan een fractie van een seconde niet duidelijk zichtbaar wat er gebeurt, maar zichtbaar is wel dat [benadeelde] daarvoor en daarna voorovergebogen staat richting/bij het houthok. Dan gaat hij weer rechtop staan en houdt zijn handen langs zijn lichaam (oftewel hij houdt niets boven zijn hoofd). Op 1:28 is zichtbaar dat [benadeelde] in de richting van de camera loopt met zijn armen langs zijn lichaam. Op 1:29 verschijnt de man met de muts en de donkere winterjas weer op het beeld van de tweede camera. Op 1:31 is [benadeelde] weer zichtbaar op het beeld van de tweede camera en worden door zowel [verdachte] als [verbalisant] de mannen gesommeerd om te blijven staan.
Bewijsoverwegingen
Inleiding
Verdachte (hierna: [verdachte] ) en medeverdachte (hierna: [verbalisant] ) zijn werkzaam als politieagenten. Op 10 december 2022 waren zij tijdens hun dienst belast met de incidentenafhandeling. Op verzoek van het Operationeel Centrum zijn [verbalisant] en [verdachte] naar een melding over geluidsoverlast in Doorn gegaan. Dit betrof de woning van [benadeelde] . [verbalisant] en [verdachte] werden daar met [benadeelde] en twee van zijn vrienden geconfronteerd. De gemoederen tussen [verbalisant] en [verdachte] enerzijds en [benadeelde] en zijn vrienden anderzijds liepen hoog op. Uiteindelijk heeft [verdachte] een taser tegen [benadeelde] ingezet. Van dit voorval hebben [verbalisant] en [verdachte] allebei separaat een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt. Tevens hebben zij beiden aangifte tegen [benadeelde] gedaan van bedreiging. Het Openbaar Ministerie heeft besloten om [benadeelde] hiervoor te vervolgen en hem gedagvaard voor de politierechter van deze rechtbank. Voorafgaand aan de politierechterzitting heeft de advocaat van [benadeelde] een brief aan het Openbaar Ministerie gestuurd met daarbij camerabeelden van het incident, en namens [benadeelde] aangifte gedaan tegen [verbalisant] en [verdachte] , voor onder andere het valselijk opmaken van een proces-verbaal. Deze aangifte heeft vervolgens geresulteerd in de onderhavige strafzaak tegen [verbalisant] en [verdachte] .
De valse onderdelen van het proces-verbaal
De rechtbank stelt vast dat het door [verdachte] schriftelijk op ambtsbelofte opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van 10 december 2022 op twee in dit kader relevante onderdelen afwijkt van de camerabeelden die van het incident voorhanden zijn. Het door [verbalisant] schriftelijk op ambtsbelofte opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van 11 december 2022 wijkt eveneens af op deze onderdelen.
De woordelijke bedreiging
In haar proces-verbaal van bevindingen verbaliseert [verbalisant] dat [benadeelde] , nadat hij een duw had gegeven aan [verdachte] , met gebalde vuist op [verdachte] afgaat en dat zij [benadeelde] nogmaals hoort zeggen “ik maak je kapot”. Ook [verdachte] verbaliseert over dit incident en beschrijft dat [benadeelde] , nadat hij een duw van hem heeft gekregen, met gebalde vuist op hem af loopt en daarbij roept “als ik je pak, maak ik je kapot”.
Op de door [benadeelde] verstrekte camerabeelden is zichtbaar dat [benadeelde] eenmaal een flinke duw geeft aan [verdachte] . Echter is niet te horen dat [benadeelde] een bedreiging uit in de trant van “ik maak je kapot”. Evenmin is zichtbaar dat [benadeelde] daarbij een gebalde vuist maakt. Wel is op enig moment te horen dat [benadeelde] of een van zijn vrienden roept “nou ben je de sigaar”.
De waargenomen bedreiging met houtblokken
Daarnaast verbaliseert [verbalisant] dat zij ziet dat zowel [benadeelde] als een van de andere mannen, die zij omschrijft als verdachte 2, een houtblok pakken van 60 centimeter lang en 30 centimeter dik, en dat de door haar omschreven verdachte 2 een beweging maakte met zijn arm waardoor [verbalisant] het gevoel krijgt dat hij dat houtblok op haar wilde gooien. Uit het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant] volgt ook dat zij de door haar omschreven verdachte 2 heeft gesommeerd om het houtblok weg te leggen, waaraan hij gehoor gaf. [verdachte] verbaliseert ook over deze houtblokken. Hij beschrijft dat [benadeelde] een houtblok pakte, dat dit houtblok 60 centimeter bij 30 centimeter dik is en dat [benadeelde] dit met twee handen boven zijn hoofd houdt en daarbij een beweging maakt om vermoedelijk kracht te zetten om het houtblok te gooien.
Op het erf van [benadeelde] hingen op verschillende plekken camera’s die opnamen hebben gemaakt. Ook van het moment waarop hetgeen door verbalisanten is beschreven volgens hun heeft plaatsgevonden. Op de camerabeelden is echter niet zichtbaar dat [benadeelde] en/of een van zijn vrienden een houtblok pakt en hiermee dreigt te gooien. Evenmin is zichtbaar en/of hoorbaar dat er interactie plaatsvindt tussen [verbalisant] en de door haar omschreven verdachte 2 over de houtblokken.
Opzet op het valselijk opmaken
Een proces-verbaal van bevindingen betreft een weergave van hetgeen een verbalisant, naar zijn herinnering op het moment van opmaken, heeft waargenomen. Afwijkingen van de daadwerkelijke gang van zaken zijn daarbij niet geheel uit te sluiten en leiden op zichzelf nog niet tot de conclusie dat sprake is van opzet op het valselijk opmaken van dat proces-verbaal. Dit is anders op het moment dat een verbalisant opzettelijk zaken opschrijft in zijn proces-verbaal waarvan hij/zij weet dat die niet kloppen. Dan is sprake van opzet op het valselijk opmaken van een proces-verbaal, hetgeen een strafbaar feit oplevert.
In deze zaak komt hetgeen op de camerabeelden is te zien en te horen niet overeen met wat [verbalisant] en [verdachte] in hun proces-verbalen hebben opgeschreven. De rechtbank moet daarom beoordelen in hoeverre de geconstateerde afwijkingen tussen de proces-verbalen en de camerabeelden zijn aan te merken als een opzettelijk valse verklaringen van verbalisanten [verbalisant] en [verdachte] .
Voor wat betreft de woordelijke bedreiging die door van [benadeelde] zou zijn geuit, is de rechtbank van oordeel dat de afwijking tussen wat [verbalisant] en [verdachte] hebben geverbaliseerd en hetgeen op de camerabeelden te zien en te horen is, niet dusdanig is dat op grond daarvan reeds opzet op het doen van een valse verklaring kan worden aangenomen. Uit de camerabeelden volgt immers dat door [benadeelde] en/of een van zijn vrienden onder andere wordt gezegd “nou ben je de sigaar”, gevolgd door gemompel, dat niet is te verstaan. Verder is op de camerabeelden ook zichtbaar dat [benadeelde] bewegend met zijn armen loopt en dat hij [verdachte] met beide handen een forse duw geeft, waarna zij beiden het beeld uitlopen. Gelet hierop acht de rechtbank het voorstelbaar dat bij het opmaken van het proces-verbaal van bevindingen geverbaliseerd wordt over een woordelijke bedreiging. Met andere woorden: het is voorstelbaar dat [verdachte] achteraf deze situatie zo herinnert zoals hij het heeft opgeschreven en daarbij, hoewel onjuist, de woorden “als ik je pak, maak ik je kapot” heeft gebruikt.
Dat ligt anders ten aanzien van de in de proces-verbalen opgenomen bedreiging met de houtblokken. Die bedreiging is op geen van de zich in het dossier bevindende camerabeelden te zien of te horen. Het is in die omstandigheid moeilijk voorstelbaar dat zowel [verbalisant] als [verdachte] dit beide op nagenoeg dezelfde wijze verkeerd gezien en gehoord zouden hebben en dat zij daarover ook nog eens in ongeveer dezelfde bewoordingen onjuist verbaliseren. Waarbij [verbalisant] ook nog extra verbaliseert dat zij een interactie heeft gehad die niet op de camerabeelden is te zien of te horen. Onder die omstandigheden kan het niet anders dan dat [verbalisant] en [verdachte] opzet hebben gehad op het valselijk opmaken van een proces-verbaal.
Door de verdediging is een deskundigenrapport ingebracht. De verdediging heeft aan de hand van dit rapport betoogd dat het aannemelijk is dat verdachte onder invloed van verschillende factoren (zoals bijvoorbeeld stress) mogelijk iets anders heeft waargenomen dan er feitelijk is gebeurd, dan wel dat verdachte zich ten gevolge van verschillende factoren een onjuiste herinnering heeft gevormd van wat er is gebeurd. Verdachte heeft in dat geval niet opzettelijk een onjuist proces-verbaal opgemaakt, aldus de verdediging. De rechtbank verwerpt dit verweer. De deskundige beschrijft in het rapport verschillende factoren die van invloed kunnen zijn geweest op de waarneming en de vorming van herinneringen van verdachte. De rechtbank gaat er ook vanuit dat deze factoren in zijn algemeenheid inderdaad van invloed kunnen zijn op de vorming van een herinnering. De rechtbank acht het echter onvoldoende aannemelijk dat daarvan in deze situatie ook sprake is geweest. In het licht van de hierboven genoemde omstandigheden, biedt het rapport van de deskundige daarvoor onvoldoende concrete en specifieke aanknopingspunten.
Conclusie
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde met dien verstande dat zij verdachte partieel vrijspreekt van de geverbaliseerde woordelijke bedreiging.