In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 28 maart 2025 een beschikking gegeven over de wijziging van de omgangsregeling tussen de vader en zijn dochter. De vader, die na een herseninfarct niet meer zelfstandig kan functioneren, verzoekt om de zorgregeling te wijzigen zodat hij wekelijks contact kan hebben met zijn dochter. De moeder, die het ouderlijk gezag heeft, heeft ingestemd met een contactmoment van minimaal twee uur per week, maar verzoekt om geen vast tijdstip vast te leggen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de huidige omgangsregeling niet wordt nageleefd en dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden. De rechtbank heeft besloten dat er wekelijks een contactmoment van minimaal twee uur zal zijn, waarbij de moeder met de dochter naar het verpleegtehuis van de vader kan komen of de vader bij de moeder thuis kan komen. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De proceskosten worden door beide partijen zelf gedragen.