ECLI:NL:RBMNE:2025:1345

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 maart 2025
Publicatiedatum
26 maart 2025
Zaaknummer
579910
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van de omgangsregeling tussen ouders na herseninfarct van de vader

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 28 maart 2025 een beschikking gegeven over de wijziging van de omgangsregeling tussen de vader en zijn dochter. De vader, die na een herseninfarct niet meer zelfstandig kan functioneren, verzoekt om de zorgregeling te wijzigen zodat hij wekelijks contact kan hebben met zijn dochter. De moeder, die het ouderlijk gezag heeft, heeft ingestemd met een contactmoment van minimaal twee uur per week, maar verzoekt om geen vast tijdstip vast te leggen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de huidige omgangsregeling niet wordt nageleefd en dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden. De rechtbank heeft besloten dat er wekelijks een contactmoment van minimaal twee uur zal zijn, waarbij de moeder met de dochter naar het verpleegtehuis van de vader kan komen of de vader bij de moeder thuis kan komen. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De proceskosten worden door beide partijen zelf gedragen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/579910 / FO RK 24-1000
Gezag en omgang
Beschikking van 28 maart 2025
in de zaak van:
[de vader],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. T. de Jong,
tegen
[de moeder],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. N.J. Hos.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft bij beschikking van 10 januari 2025 de kinderalimentatie op nihil gesteld en de beslissing op het verzoek van de vader ten aanzien van de zorgregeling tussen de vader en [minderjarige (voornaam)] aangehouden.
1.2.
De rechtbank heeft daarna de volgende stukken ontvangen:
- het verweerschrift (met bijlage) van 18 februari 2025 van de moeder.
1.3.
Het verzoek is besproken tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van 20 februari 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • mr. T. de Jong namens de vader;
  • de heer [A] (gevolmachtigde van de vader) via de telefoon;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • mevrouw [B] en [C] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad);
1.4.
De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om [minderjarige (voornaam)] in de gelegenheid te stellen om aan de rechter te vertellen wat zij van het verzoek vindt. De rechtbank is daartoe alleen verplicht bij kinderen die twaalf jaar of ouder zijn. Als ze jonger zijn mág de rechtbank dat doen. [1]

2.Waar de procedure over gaat

2.1.
De vader en de moeder hebben met elkaar een relatie gehad. Zij zijn ouders van [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2017 te [geboorteplaats] . [minderjarige (voornaam)] woont bij de moeder.
2.2.
De vader heeft [minderjarige (voornaam)] erkend.
2.3.
De moeder heeft het ouderlijk gezag over [minderjarige (voornaam)] .
2.4.
Partijen hebben in 2021 in een ouderschapsplan afspraken gemaakt over onder andere de zorgregeling en kinderalimentatie. Partijen hebben onder meer afgesproken dat [minderjarige (voornaam)] om de veertien dagen van vrijdagavond tot en met zondagavond bij de vader verblijft.
2.5.
Er wordt geen uitvoering gegeven aan de omgangsregeling uit het ouderschapsplan. De vader heeft in 2021 na de totstandkoming van het ouderschapsplan een herseninfarct gehad, waardoor hij hersenletsel heeft opgelopen en niet meer kan functioneren als voorheen.
2.6.
De rechtbank dient nog een beslissing te nemen op het verzoek van de man, om:
  • de zorgregeling te wijzigen, in die zin dat [minderjarige (voornaam)] iedere week op zaterdag of zondag twee à twee en een half uur bij de man zal verblijven;
  • de beschikking op dit punt uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
2.7.
De moeder verzoekt het verzoek van de vader af te wijzen en te bepalen dat er tussen de vader en de dochter wekelijks een contactmoment zal zijn, waarbij ofwel de moeder met [minderjarige (voornaam)] naar het verpleegtehuis van de vader komt, ofwel de vader bij de moeder thuis komt om zijn dochter te kunnen zien, een en ander kosten rechtens.

3.De beoordeling

3.1.
De rechtbank zal bepalen dat er tussen de vader en de dochter wekelijks een contactmoment van in beginsel minimaal twee uur zal zijn, waarbij ofwel de moeder met [minderjarige (voornaam)] naar het verpleegtehuis van de vader komt, ofwel de vader bij de moeder thuis komt om zijn dochter te kunnen zien. De rechtbank zal hierna uitleggen hoe zij tot deze beslissing is gekomen.
Omgangsregeling3.2. Op grond van artikel 1:377e van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan een ouder verzoeken een onderling getroffen omgangsregeling te wijzigen als nadien omstandigheden zijn gewijzigd. Op grond van de stukken en hetgeen op de mondelinge behandeling is besproken is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een wijziging van de omstandigheden op grond waarvan de omgangsregeling dient te worden gewijzigd.
3.3.
Uit het ouderschapsplan van partijen volgt dat [minderjarige (voornaam)] één weekend per veertien dagen, van vrijdag voor of na etenstijd tot zondag voor of na etenstijd bij de vader verblijft. Aan deze regeling wordt echter geen uitvoering gegeven, nu de vader in 2021 een herseninfarct heeft gehad met als gevolg dat de vader niet zelfstandig kan wonen en dagelijkse zorg ontvangt. De vader is zeer beperkt in zijn mogelijkheden tot verbale communicatie. Nakoming van de overeengekomen omgangsregeling is gelet op het voorgaande niet meer haalbaar. De rechtbank zal daarom bekijken welke regeling in het belang van [minderjarige (voornaam)] is.
3.4.
Namens de vader is naar voren gebracht dat de vader [minderjarige (voornaam)] regelmatig wil zien. De vader heeft namelijk niet de beleving dat de moeder elke week met [minderjarige (voornaam)] langskomt. De contactmomenten vinden niet op een vast moment plaats, wat zorgt voor spanning en stress bij zowel de vader als [minderjarige (voornaam)] . Daarom wenst de vader een vast contactmoment af te spreken.
3.5.
De moeder vraagt zich af of deze procedure écht is wat de vader wil. De moeder gaat wekelijks twee uurtjes met [minderjarige (voornaam)] op bezoek bij de vader in het verpleegtehuis. Dat verloopt goed. Bovendien is de vader altijd welkom om bij de moeder thuis langs te komen. Volgens de moeder is het verder niet in het belang van [minderjarige (voornaam)] om op een bepaald vooraf vastgelegd moment in het weekend naar haar vader te laten gaan. Die verplichting is te belastend voor de moeder en [minderjarige (voornaam)] . De moeder heeft aangegeven nu altijd kort van te voren te bellen naar de vader, met de vraag of hij thuis is en zij langs kunnen komen. Daarop krijgt zij in beginsel altijd akkoord. Ten slotte heeft de moeder aangegeven dat zij het goed vindt om vast te leggen dat de vader wekelijks een contactmoment van minimaal twee uur met [minderjarige (voornaam)] heeft, waarbij de moeder met [minderjarige (voornaam)] naar het verpleegtehuis van de vader komt, of de vader bij de moeder thuis komt.
3.6.
De rechtbank zal, in lijn met het advies van de Raad, de omgangsregeling wijzigen in die zin dat er tussen de vader en de dochter wekelijks een contactmoment van in beginsel minimaal twee uur zal zijn, waarbij ofwel de moeder met [minderjarige (voornaam)] naar het verpleegtehuis van de vader komt, ofwel de vader bij de moeder thuis komt om zijn dochter te kunnen zien. Beide ouders vinden deze frequentie wenselijk en de rechtbank is niet gebleken dat dit niet in het belang van [minderjarige (voornaam)] is. De rechtbank vindt het echter niet in het belang van [minderjarige (voornaam)] om een dag en tijdstip vast te leggen. Tegenover het standpunt van de moeder -dat zij niet de indruk heeft dat de vader er last van heeft dat de contactmomenten niet op een vast tijdstip plaatsvinden, maar dat zij het moment relatief kort daarvoor met de vader afstemt- heeft de vader zijn standpunt -dat dit wel het geval is- onvoldoende onderbouwd. Daar komt bij dat de rechtbank het belangrijk vindt dat rekening wordt gehouden met de draagkracht van de moeder en [minderjarige (voornaam)] . De omgang wordt immers veelal begeleid door de moeder omdat de vader niet in staat is de omgangsmomenten zelfstandig in te vullen en de vader en [minderjarige (voornaam)] er baat bij hebben dat een voor [minderjarige (voornaam)] vertrouwd persoon daarbij ondersteuning biedt. De moeder heeft aannemelijk gemaakt dat het voor haar gelet op haar wisselende en beperkte energie als gevolg van een lichamelijke aandoening alsook als gevolg van een volle agenda in verband met diverse hulpverleningstrajecten ondoenlijk is om steeds op een vast moment omgang te hebben. De rechtbank heeft op basis van de stukken hetgeen op de mondelinge behandeling is besproken geen aanleiding om te veronderstellen dat de moeder een wekelijkse omgang op een voor haar en [minderjarige (voornaam)] geschikt moment niet zal nakomen. De rechtbank geeft de ouders nog mee, dat als gedurende een omgangsmoment blijkt dat op dat moment omgang gedurende twee uur te lang is voor de vader en [minderjarige (voornaam)] en daarmee niet in hun belang, zij niet gehouden zijn de twee uur vol te maken.
De uitvoerbaarheid bij voorraad
3.7.
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht.
Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van de ouders hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de rechtbank geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.
De proceskosten
3.8.
De rechtbank zal beslissen dat ieder de eigen proceskosten betaalt, omdat zij geen reden ziet om één van partijen in de proceskosten te veroordelen.
Hierna volgt de beslissing. De rechtbank gebruikt daar de begrippen uit de wet.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
wijzigt de omgangsregeling in die zin dat er tussen de vader en de dochter wekelijks een contactmoment van in beginsel minimaal twee uur zal zijn, waarbij ofwel de moeder met [minderjarige (voornaam)] naar het verpleegtehuis van de vader komt, ofwel de vader bij de moeder thuis komt om zijn dochter te kunnen zien;
4.2.
verklaar deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. H.E. Spruit, (kinder)rechter in samenwerking met mr. C. A. Lammertink, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 maart 2025.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.

Voetnoten

1.Artikel 809 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.