In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 27 maart 2025, staat de verdachte terecht voor het opzettelijk aanwezig hebben van hennep. De zaak is ontstaan uit een onderzoek dat begon met een aanhouding op 13 februari 2017, waarbij de verdachte in Almere werd betrapt met 3,27 kilogram hennep. De rechtbank heeft de zaak behandeld op de terechtzittingen van 11 februari en 27 maart 2025. Tijdens deze zittingen zijn procesafspraken gemaakt tussen het Openbaar Ministerie en de verdachte, waarbij de verdachte afstand deed van bepaalde verdedigingsrechten. De rechtbank heeft getoetst of deze afspraken in overeenstemming zijn met het recht op een eerlijk proces, zoals vastgelegd in artikel 6 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens. De verdachte heeft verklaard dat hij vrijwillig instemde met de procesafspraken, en de rechtbank heeft geen redenen gevonden om deze afspraken niet te honoreren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie heeft het tenlastegelegde feit als wettig en overtuigend bewezen geacht, met uitzondering van het medeplegen. De rechtbank heeft de bewijsmiddelen beoordeeld en geconcludeerd dat de verdachte opzettelijk hennep aanwezig heeft gehad, maar heeft hem vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft geen straf of maatregel opgelegd, in overeenstemming met de procesafspraken, en heeft de verdachte schuldig verklaard zonder strafoplegging, zoals bedoeld in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. Dit vonnis benadrukt de rol van procesafspraken in strafzaken en de afwegingen die de rechtbank maakt bij het opleggen van straffen.