ECLI:NL:RBMNE:2025:1329

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 maart 2025
Publicatiedatum
26 maart 2025
Zaaknummer
C/16/574931 / HA ZA 24-240
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige afbreking van onderhandelingen over hypothecaire geldleningsovereenkomst door Florius

In deze zaak hebben eisers, een echtpaar dat samen een hotel en woningen verhuurt, een hypothecaire lening aangevraagd bij Florius, een dochteronderneming van ABN AMRO. Na maanden van onderhandelingen heeft Florius de onderhandelingen afgebroken, wat door de rechtbank als onaanvaardbaar werd beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat Florius de schade van eisers, die voortvloeit uit het afbreken van de onderhandelingen, moet vergoeden. De schade bestaat uit het positieve contractsbelang, dat in een schadestaatprocedure verder moet worden vastgesteld. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat Florius de proceskosten moet vergoeden, omdat zij grotendeels in het ongelijk is gesteld. De uitspraak benadrukt de verplichting van partijen om zich naar redelijkheid en billijkheid te gedragen tijdens onderhandelingen.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: C/16/574931 / HA ZA 24-240
Vonnis van 19 maart 2025
in de zaak van

1.[eiser] ,

te [plaats] ,
2.
[eiseres],
te [plaats] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisers] (in meervoud) en afzonderlijk: de heer [eiser] en mevrouw [eiseres] ,
advocaat: mr. D. Molenkamp,
tegen
ABN AMRO HYPOTHEKEN GROEP B.V.,
te Amersfoort,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Florius,
advocaat: mr. H. Scholten.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, met producties 1 tot en met 9
- de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 18
- de brief namens Florius van 7 januari 2025 met producties 19 en 20
- de akte overlegging aanvullende producties van [eisers] van 8 januari 2025, met producties 10 tot en met 24
- de akte overlegging aanvullende producties van [eisers] van 8 januari 2025, met producties 25 en 26
- de spreekaantekeningen van [eisers] met een wijziging van eis, voorgelezen tijdens de mondelinge behandeling van 8 januari 2025
- de spreekaantekeningen van Florius, voorgelezen tijdens de mondelinge behandeling van
8 januari 2025
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 8 januari 2025.
1.2.
Ten slotte is bepaald dat een vonnis wordt uitgesproken.

2.De kern van de zaak

[eisers] en Florius hebben ruim zeven maanden onderhandeld over het sluiten van een hypothecaire geldlening. Florius heeft die onderhandelingen afgebroken. Dat is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar en Florius wordt veroordeeld om de schade van [eisers] te vergoeden. Die schade bestaat uit het zogenoemde positieve contractsbelang. De hoogte van de schade moet worden vastgesteld in een schadestaatprocedure.

3.Waar gaat de zaak over?

3.1.
[eisers] zijn ondernemers. Zij zijn samen eigenaar van een hotel en van twee woningen die zij verhuren. Daarnaast exploiteert de heer [eiser] strandpaviljoenen. Mevrouw [eiseres] werkt, naast haar werkzaamheden als ondernemer, parttime in het onderwijs.
3.2.
Florius verstrekt hypothecaire leningen voor woningen. Wanneer iemand bij Florius een aanvraag indient voor een offerte voor een hypothecaire geldlening, wordt die aanvraag als volgt behandeld. De aanvrager krijgt een zogenoemd renteaanbod. Dat is een document waarin voor de gevraagde lening een rentetarief wordt aangeboden, met de mogelijkheid tot het vastzetten van dat rentetarief gedurende een bepaalde termijn, waarin een leningsovereenkomst kan worden gesloten. Als de aanvrager het renteaanbod accepteert, wordt de aanvraag in eerste instantie beoordeeld door een medewerker (de eerste acceptant) van het hypotheken-acceptatieteam (hierna: het acceptatieteam). Na een positieve beoordeling door de eerste acceptant wordt in veel gevallen meteen een controle uitgevoerd door de tweede acceptant. Bij een deel van de aanvragen moet het dossier na de eerste acceptant eerst nog langs de afdeling ‘Know Your Customer’ (hierna: KYC). Dat is bijvoorbeeld het geval bij commercieel vastgoed of wanneer de aanvrager een onderneming is waarin vaak contant wordt betaald. De afdeling KYC wil vooral weten hoe de aspirant-klant zijn geld binnenkrijgt, maar ook of de lening zal worden besteed overeenkomstig de aanvraag. Ook na een positieve beoordeling door de afdeling KYC wordt de aanvraag gecontroleerd door de tweede acceptant. Als de tweede acceptant het groene licht geeft wordt een offerte uitgebracht met hetzelfde rentetarief als in het renteaanbod. Dat gebeurt meestal binnen een werkdag na afronding van de beoordeling.
3.3.
Op 23 april 2021 hebben [eisers] van de ouders van mevrouw [eiseres]
€ 337.000,- geleend tegen 0% rente voor de koop van een woning aan de [adres 1] (hierna: de [adres 1] ), die zij daarna zijn gaan verhuren. Ten behoeve van de ouders van mevrouw [eiseres] is een hypotheek op die woning verstrekt.
3.4.
In opdracht van [eisers] heeft hypotheektussenpersoon NBG B.V. (hierna: NBG) op 22 februari 2022 bij Florius een aanvraag ingediend voor een offerte voor een lening van € 420.000,-, met een op hun eigen woning te vestigen hypotheek ten behoeve van Florius.
3.5.
Naar aanleiding van het verzoek van NBG heeft Florius op 24 februari 2022 een renteaanbod gedaan. In het renteaanbod staat dat als Florius een door [eisers] ondertekend exemplaar van het renteaanbod uiterlijk op 10 maart 2022 ontvangt, dit renteaanbod geldig zou blijven tot en met 27 mei 2022 en dat het daarna zou vervallen. [eisers] hebben dit renteaanbod aanvaard doordat zij het op 1 maart 2022 ondertekend naar Florius hebben teruggestuurd. Verder staat in het renteaanbod dat als [eisers] een offerte wilden ontvangen, zij een groot aantal documenten uiterlijk op 27 april 2022 aan Florius moesten verstrekken. Ook staat in het renteaanbod dat Florius, als zij de aanvraag positief zou beoordelen, een offerte zou verstrekken en dat die offerte - op voorwaarde dat die ondertekend terug zou worden gestuurd - geldig zou blijven tot en met 25 augustus 2022. Met andere woorden: uiterlijk op 25 augustus 2022 zouden de vereiste aktes bij een notaris gepasseerd moeten zijn.
3.6.
NBG heeft vervolgens ten behoeve van [eisers] documenten aan Florius verstrekt. In de aanvraag voor de offerte had NBG namens [eisers] melding gemaakt van drie vennootschappen. Omdat uit de ontvangen documenten was gebleken dat [eisers] in het kader van hun onderneming gebruik maakten van acht vennootschappen heeft Florius op
24 maart 2022 om aanvullende documenten gevraagd. Dat heeft Florius ook op 6 april 2022 gedaan.
3.7.
Omdat het renteaanbod op 28 mei 2022 zou vervallen, heeft Florius op 25 mei 2022 op verzoek van NBG de termijn van het renteaanbod verlengd tot en met 25 augustus 2022.
3.8.
In een brief van Florius aan NBG van 22 juli 2022 heeft Florius opnieuw om een aantal documenten gevraagd. In die brief staat ook dat de periode waarin een geldige offerte kan worden verstrekt afloopt op 25 augustus 2022 en dat Florius zich zorgen maakt over de haalbaarheid van die datum. In een brief aan NBG van 29 juli 2022 heeft Florius aan NBG opnieuw om dezelfde documenten gevraagd als die waren genoemd in de brief van 22 juli 2022, en opnieuw haar zorgen geuit over de haalbaarheid van 25 augustus 2022.
3.9.
Kort hierna heeft NBG verschillende documenten naar Florius gestuurd. In een brief van 4 augustus 2022 aan NBG heeft Florius nog om een paar aanvullende documenten gevraagd. Op (ongeveer) 8 augustus 2022 heeft het acceptatieteam van Florius haar beoordeling afgerond en heeft zij het dossier overgedragen aan de afdeling KYC.
3.10.
Een van de vennootschappen van [eisers] is een Franse vennootschap die een bar exploiteert ( [horecagelegenheid] ). In een e-mail van 9 augustus 2022 heeft het acceptatieteam van Florius op verzoek van de afdeling KYC aan NBG gevraagd om een KvK-uittreksel van [horecagelegenheid] en om een Nederlandse vertaling van recente jaarcijfers van [horecagelegenheid] . Ook heeft Florius in die brief gevraagd om een door [eisers] ingevuld integriteitsformulier in verband met hun vastgoedactiviteiten. Op
12 augustus 2022 heeft NBG het door [eisers] ingevulde integriteitsformulier en de Franstalige en in het Nederlands vertaalde jaarcijfers 2021 van [horecagelegenheid] aan Florius verstrekt. Die jaarcijfers waren onleesbaar omdat tabellen waren versprongen.
3.11.
In een e-mail van 19 augustus 2022 heeft het acceptatieteam van Florius namens de afdeling KYC aan NBG gevraagd om toelichtingen op twee onderwerpen, en om enkele aanvullende documenten te verstrekken, waaronder een leesbare versie van de in het Nederlands vertaalde jaarstukken 2021 van [horecagelegenheid] .
3.12.
De termijn voor het renteaanbod en voor de notariële afwikkeling zou op
26 augustus 2022 vervallen. Op verzoek van NBG heeft Florius in een brief aan NBG van
24 augustus 2022 meegedeeld dat ‘de geldigheid van de offerte’ is verlengd tot en met
14 september 2022. Hoewel het er niet staat is daarmee ook de termijn voor het renteaanbod verlengd tot en met 14 september 2022.
3.13.
Op 6 september 2022 heeft NBG Florius opnieuw gevraagd om verlenging. De reden daarvoor was een vertraging in de vertaling van de door Florius gevraagde jaarcijfers van [horecagelegenheid] . In een e-mail van Florius aan NBG van 6 september 2022 staat (onder andere) dat akkoord is ontvangen ‘om de lening te verlengen’ tot 1 oktober 2022. Hoewel het er niet staat is daarmee ook de termijn voor het renteaanbod verlengd tot
1 oktober 2022.
3.14.
Op 16 september 2022 heeft NBG een leesbare versie van de in het Nederlands vertaalde jaarcijfers 2021 van [horecagelegenheid] naar Florius gestuurd.
3.15.
Op 26 september 2020 heeft NBG om een nieuwe verlenging gevraagd. Florius heeft daarop gereageerd in een e-mail van 27 september 2022 en NBG heeft daarop weer gereageerd in een e-mail van 28 september 2021 (10.32 uur). Kort daarna (minder dan een uur later) heeft mevrouw [A] (contactpersoon van NBG namens Florius) gebeld met mevrouw [B] (NBG) en meegedeeld dat de aanvraag niet verder zal worden opgepakt in verband met het verstrijken van ‘de geldigheid van de offerte’. Florius heeft dat bevestigd in een e-mail aan NBG van 11.38 uur (ook op 28 september 2022).
3.16.
[eisers] hebben hierna bij Florius geklaagd over de gang van zaken en hebben Florius gevraagd om de aanvraag voor de offerte opnieuw op te pakken. Florius heeft dat verzoek afgewezen. Florius heeft [eisers] wel aangeboden om € 9.588,02 te betalen als vergoeding voor de kosten die zij voor het aanvraagproces hadden gemaakt. [eisers] hebben dat aanbod afgewezen.
3.17.
Op 12 maart 2023 hebben [eisers] Florius aansprakelijk gesteld. Hierna hebben [eisers] Florius gedagvaard. Zij vinden dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat Florius de onderhandelingen over een hypothecaire geldleningsovereenkomst heeft afgebroken. Na een eiswijziging hebben [eisers] gevorderd dat de rechtbank voor recht verklaart dat Florius onrechtmatig tegenover hen heeft gehandeld, en dat Florius wordt veroordeeld om hun schade te vergoeden, op te maken bij staat. Dat wil zeggen dat de hoogte van de schadevergoeding in een afzonderlijke procedure (een zogenoemde schadestaatprocedure) moet worden vastgesteld. [eisers] vorderen ook dat Florius wordt veroordeeld tot betaling van € 3.161,84 als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en tot betaling van € 484,- als vergoeding voor de kosten van het laten maken van een schadeberekening. Tenslotte vorderen [eisers] dat Florius wordt veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten (waaronder nakosten), te vermeerderen met wettelijke rente.
3.18.
Volgens Florius is het niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat zij op 28 september 2022 de onderhandelingen heeft afgebroken, om de volgende redenen:
  • [eisers] kunnen niet hebben vertrouwd op het tot stand komen van een geldleningsovereenkomst met Florius. Voor zover [eisers] dat vertrouwen wel hebben gehad, heeft Florius daar niet aan bijgedragen.
  • Dat het aanvraagproces zo lang heeft geduurd en dat [eisers] termijnen voor het renteaanbod een paar keer heeft overschreden, komt uitsluitend door [eisers] en NBG. Met name NBG valt daarvan een verwijt te maken. En NBG gaf in haar
  • De toelichtingen die NBG had gegeven in haar e-mail van 28 september 2022 waren zeer summier en niet adequaat. En de stukken waar Florius op 27 september 2022 nogmaals om had gevraagd zaten niet als bijlage bij de e-mail van NBG van 28 september 2022 (10.32 uur).
  • Toen Florius op 24 februari 2022 het renteaanbod uitbracht hanteerde zij als uitgangspunt dat het hele proces vanaf de start tot aan de afronding bij de notaris niet langer dan een halfjaar zou duren. Die termijn van zes maanden is belangrijk voor Florius, en NBG wist dat. Als Florius die termijn te fors overschrijdt handelt zij potentieel in strijd met het eenvormige rentebeleid van artikel 81a van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft en loopt zij het risico op handhavend optreden van de autoriteit financiële markten (AFM). Daarnaast komt Florius potentieel in de knoei met haar eigen ‘funding’ als ze de termijnen in het aanvraagproces te ver laat overschrijden. De kans bestaat dan namelijk dat zij niet meer de ‘funding’ kan krijgen waartegen zij de rente in het renteaanbod heeft aangeboden. In dit geval is dat ook gebleken omdat de rentes fors waren gestegen.

4.De beoordeling

Maatstaf voor de beoordeling
4.1.
De maatstaf voor een schadevergoedingsplicht bij afgebroken onderhandelingen is dat ieder vrij is om de onderhandelingen af te breken, tenzij dit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. [1] Dat kan het geval zijn a) op grond van het gerechtvaardigd vertrouwen van de wederpartij in het tot stand komen van de overeenkomst of 2) in verband met de andere omstandigheden van het geval. Als de wederpartij van degene die de onderhandelingen afbreekt gerechtvaardigd heeft vertrouwd op het tot stand komen van een overeenkomst, betekent dat nog niet per definitie dat het afbreken van de onderhandelingen onaanvaardbaar is. Er moet namelijk ook rekening worden gehouden met de mate waarin en de wijze waarop de afbrekende partij tot het ontstaan van het vertrouwen heeft bijgedragen, en met de gerechtvaardigde belangen van die partij. [2]
4.2.
In dit geval gaat het om de vraag of [eisers] op 28 september 2022 – direct voorafgaand aan het afbreken van de onderhandelingen – er gerechtvaardigd op hebben vertrouwd dat tussen hen en Florius een hypothecaire geldleningsovereenkomst tot stand zou komen. Daarvoor is nodig dat zij er ook op mochten vertrouwen dat de termijn voor het renteaanbod en voor het afronden bij de notaris zou worden verlengd, dat de afdeling KYC een positief advies zou geven en dat de tweede acceptant daarna het groene licht zou geven voor het uitbrengen van een offerte. Van belang bij de beoordeling van het gerechtvaardigde vertrouwen van Florius is dat NBG als tussenpersoon optrad namens [eisers] en dat gedragingen en wetenschap van NBG kunnen worden toegerekend aan [eisers] .
Het afbreken van de onderhandelingen door Florius is onaanvaardbaar
4.3.
Florius wijst erop dat in het renteaanbod van 24 februari 2022 op twee verschillende plaatsen staat dat [eisers] pas een offerte zouden krijgen nadat Florius de aanvraag positief zou hebben beoordeeld. Ook wijst Florius erop dat in de begeleidende brief bij het renteaanbod van 24 februari 2022 staat dat [eisers] pas zeker konden weten dat Florius hun een lening zou willen geven na de ontvangst van een offerte van Florius. Die zekerheid hadden [eisers] op 28 september 2022 niet, maar dat is ook niet nodig (zie 4.2). Waar het om gaat is of het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat Florius de onderhandelingen met [eisers] heeft afgebroken. Dat is het geval. [eisers] hebben er namelijk gerechtvaardigd op vertrouwd dat een hypothecaire geldleningsovereenkomst met Florius tot stand zou komen. En Florius heeft in grote mate aan de totstandkoming van dat vertrouwen bijgedragen. Daarnaast wegen de belangen van Florius bij het afbreken van de onderhandelingen niet zwaar genoeg. Dit wordt hieronder toegelicht.
Gerechtvaardigd vertrouwen [eisers]
4.4.
Het oordeel dat [eisers] er op 28 september 2022 gerechtvaardigd op hebben vertrouwd dat een hypothecaire geldleningsovereenkomst met Florius tot stand zou komen is gebaseerd op de hierna beschreven omstandigheden:
a. Voor de lening die [eisers] in februari 2022 hebben aangevraagd wilden zij ten behoeve van Florius op hun eigen woning een hypotheek vestigen. Op die eigen woning hebben [eisers] sinds 2014 ook een hypotheek bij Florius gehad. Bij aanvang van die lening in 2004 (toen nog bij Fortis) bedroeg de hoofdsom
€ 335.000,-. Hoewel € 68.000,- daarvan aflossingsvrij was, hadden [eisers] die lening in februari 2021 helemaal afgelost. Florius kende [eisers] dus in februari 2022 al, en had ervaren dat [eisers] kort daarvoor in staat en bereid waren geweest om hun leenschuld eerder af te betalen dan zij waartoe zij verplicht waren.
Na de volledige aflossing van die lening in februari 2021 hadden [eisers] aan Florius laten weten dat zij overwogen om een nieuwe hypotheek op hun eigen woning te nemen. Op advies van Florius is toen de hypotheek op de eigen woning niet doorgehaald.
Het gezamenlijke inkomen van [eisers] bedroeg in 2022 ongeveer € 180.000,- per jaar. Hun eigen woning is toen getaxeerd op € 600.000,-. Dat taxatierapport is in maart 2022 aan Florius verstrekt. Het financiële risico voor Florius op een aan [eisers] te verstrekken lening van € 420.000,- was dus klein.
Op (ongeveer) 8 augustus 2022 heeft het acceptatieteam van Florius aan NBG meegedeeld dat zij haar beoordeling van de aanvraag van [eisers] had afgerond, en dat het dossier overging naar de afdeling KYC. Die beoordeling was positief. Tijdens de mondelinge behandeling heeft Florius meegedeeld dat dit positieve oordeel betekende dat de eerste acceptant van mening was dat de gevraagde lening passend was voor [eisers] en dat Florius ervan kon uitgaan dat [eisers] in staat waren om te voldoen aan de voorwaarden die Florius zou gaan stellen aan de hypothecaire geldlening. NBG moet de mededeling dat de beoordeling was afgerond ook zo hebben begrepen. NBG was namelijk een – volgens Florius – deskundige tussenpersoon en zij heeft na die mededeling van Florius met [eisers] gebeld en meegedeeld dat zij alvast een afspraak konden gaan maken met de notaris.
In een e-mail van Florius van 18 augustus 2022 aan NBG staat:
‘De geldigheid van de offerte zal verlengd worden indien deze in gevaar komt als gevolg van het KYC onderzoek.’Dit is een duidelijke, onvoorwaardelijke toezegging over verlenging, zo lang het onderzoek van de afdeling KYC nog niet was afgerond.
Florius heeft daarna de termijn voor het renteaanbod en voor de afronding bij de notaris twee keer met steeds ongeveer drie weken verlengd: op 24 augustus 2022 tot en met 14 september 2022, en op 6 september 2022 tot 1 oktober 2022.
In de e-mail van Florius van 6 september 2022 over de verlenging tot 1 oktober 2022 staat ook:
‘Uiteraard horen wij het graag wanneer dit onvoldoende blijkt te zijn.’Mede door de toezegging over verlenging op 18 augustus 2022 (zie e) hebben NBG en [eisers] dit zo kunnen begrijpen dat verlenging vanaf 1 oktober 2022 geen probleem zou zijn.
In de e-mail van Florius van 27 september 2022, die een reactie was op het verzoek van NBG van 26 september 2022 om de termijn nog een keer te verlengen, staat dat het toekennen van verlenging werd bemoeilijkt doordat vragen, die door de afdeling KYC waren gesteld op 19 augustus 2022, nog niet waren beantwoord. Voor zover die vragen nog niet waren beantwoord, heeft Florius die vragen (letterlijk) herhaald in haar e-mail van 27 september 2022. De afdeling KYC wilde:
  • toelichtingen over: 1) de activiteiten van [bedrijf] B.V. en 2) hoe [eisers] de koopsom van de woning aan de [adres 1] in 2021 (€ 623.500,- in totaal) hadden gefinancierd.
  • documenten: 1) een KvK-uittreksel voor [bedrijf] B.V. en 2) documentatie die hoorde bij de lening van de ouders van mevrouw [eiseres] waarmee de woning aan de [adres 1] was gefinancierd.
Mede door de eerdere mededelingen over verlenging (zie e en g) heeft NBG het feit dat deze vragen door Florius werden herhaald in de e-mail van 27 september 2022 zo kunnen begrijpen, dat als die vragen alsnog snel zouden worden beantwoord, de termijn nog wel een keer zou worden verlengd.
i. Een dag later, op 28 september 2022 (10.32 uur), heeft NBG per e-mail gereageerd. In die e-mail van NBG staat:
‘- kvk [bedrijf] is opgevraagd en leveren we bij je aan, er zijn verder geen gegevens van deze deelname (1/12) en is van de heer [eiser] een soort vrienden clubje om horeca concepten te ontwikkelen. Tot nu toe geen activiteiten dus zijn geen cijfers etc. Aangezien het zo’n klein belang is en niet actief, wat heb je hier nodig om dit punt dicht te kunnen zetten?
-Aankoop van [adres 1][rechtbank: het pand aan de [adres 1] ]
en [adres 2][rechtbank: het andere door [eisers] verhuurde pand]
zijn grotendeels met spaargeld aangekocht en heeft [eiseres][rechtbank: mevrouw [eiseres] ]
bij haar ouders 2 leningen lopen, hypotheekakte en leningovereenkomsten zitten allemaal in dossier van de eerste acceptant, dat is dan ook de reden waarom wij niet gereageerd hebben op je e-mail van 3/8, omdat wij in de overtuiging zitten dat dit allemaal al in je bezit is. Ook hier wat heb je nodig om dit punt dicht te kunnen zetten?
-Klanten verdienen per jaar ca.180K, hebben geen woonlasten en kunnen hierdoor veel sparen, plus in het verleden ondernemingen verkocht waar de winst gebruikt is om te sparen en bij de vorige lening bij Florius nota bene versneld geheel af te lossen, wat heb je hier nodig om dit punt dicht te zetten?’
NBG/ [eisers] hoefden er niet vanuit te gaan dat de in deze e-mail gegeven toelichtingen niet adequaat waren. Florius zegt dat wel, maar op de vraag tijdens de mondelinge behandeling wat er onvoldoende was aan de toelichtingen, was het antwoord dat het een heel korte toelichting was en dat er nog steeds vragen open lagen. Welke vragen nog open lagen werd daar niet bij gezegd.
In totaal hadden [eisers] op 27 september 2022 op verzoek van Florius (acceptatieteam en afdeling KYC) ongeveer 80 documenten aan Florius verstrekt. Op 27 september 2022 had Florius om nog maar een paar stukken gevraagd (zie h): het KvK-uittreksel van [bedrijf] B.V. en documenten over de lening van de ouders van mevrouw [eiseres] voor de [adres 1] . Bij de e-mail van NBG van 28 september 2022 van 10.32 uur ontbrak nog het KvK-uittreksel van [bedrijf] B.V., maar NBG had in die e-mail meegedeeld dat dit uittreksel was opgevraagd en zou worden aangeleverd. Dat heeft NBG overigens dezelfde dag (28 september 2022) ook gedaan, namelijk als bijlage bij een e-mail van 11.31 uur (kort nadat Florius de onderhandelingen had afgebroken). En het verzoek van Florius om documenten te verstrekken over de lening voor de [adres 1] was overbodig, want de mededeling van NBG (in de e-mail van 28 september 2022) dat de eerste acceptant die stukken al had, klopt. Het is aannemelijk dat de eerste acceptant op de hoogte was van de verhuur van dat pand, want de eerste acceptant had de beschikking over jaarstukken van alle vennootschappen van [eisers] en had ook de beschikking over hun aangiften inkomstenbelasting. Het is ook aannemelijk dat de eerste acceptant die stukken al bij NBG had opgevraagd omdat de huurinkomsten relevant waren voor de beoordeling door de eerste acceptant. Daarnaast hebben [eisers] tijdens de mondelinge behandeling gesteld dat Florius op 28 september 2022 alle gevraagde stukken had en Florius heeft dat vervolgens niet betwist.
Op geen enkel moment tijdens de onderhandelingen hebben NBG en [eisers] van Florius een signaal gekregen dat de afdeling KYC twijfels had en dat [eisers] er daarom rekening mee moesten houden dat de afdeling KYC geen groen licht zou willen geven.
4.5.
Uit de in 4.4 genoemde omstandigheden blijkt ook dat Florius in grote mate heeft bijgedragen aan de totstandkoming van het vertrouwen van [eisers] dat met Florius een hypothecaire geldleningsovereenkomst tot stand zou komen.
De belangen van Florius bij het afbreken wegen niet zwaar genoeg
4.6.
De belangen van Florius brengen niet mee dat het afbreken van de onderhandelingen – ondanks het gerechtvaardigde vertrouwen van [eisers] – toch aanvaardbaar is. Die belangen wegen namelijk niet zwaar genoeg. Dit wordt hieronder toegelicht.
4.7.
Het uitgangspunt van Florius bij dit soort aanvragen is dat het hele proces binnen zes maanden is afgerond. Die termijn is niet gehaald. Anders dan Florius betoogt is dat niet uitsluitend te wijten aan [eisers] en NBG. Dat het hele proces niet uiterlijk op 25 augustus 2022 is afgerond kan voor een deel wel aan NBG (en daarmee aan [eisers] ) worden verweten. Bij de aanvraag in februari 2022 had NBG melding gemaakt van drie vennootschappen, terwijl [eisers] in totaal acht vennootschappen hebben. Dat was de reden dat Florius eind maart 2022 om een flink aantal extra stukken heeft gevraagd. De aanvankelijke incomplete aanlevering van documenten zal zijn veroorzaakt door een foutje in de communicatie tussen [eisers] en NBG, maar niet meer dan dat. Florius heeft hieraan – terecht – niet zwaar getild. In de wetenschap dat de aanvraagprocedure een maand was vertraagd doordat NBG aanvankelijk te weinig documenten had verstrekt, is Florius vanaf 26 augustus 2022 de aanvraag blijven behandelen. Florius zal zich er toen bewust van zijn geweest dat [eisers] voor een ander, belangrijk deel geen verwijt valt te maken van de vertraging. Dat het aanvraagproces zo lang duurde kwam namelijk ook door de omvang en grondigheid van het onderzoek door Florius. Dat had te maken met de omvang van de onderneming van [eisers] : verschillende activiteiten (strandpaviljoens, een hotel, verhuur van woningen) die zijn ondergebracht in acht vennootschappen. Daardoor vroeg Florius veel documenten op bij [eisers] om de aanvraag te kunnen beoordelen. De omvang van het onderzoek door Florius had ook te maken met de aard van de onderneming van [eisers] : horeca en commercieel vastgoed, waarvan één onderdeel in Frankrijk ( [horecagelegenheid] ). Daardoor heeft Florius ook de afdeling KYC bij de beoordeling betrokken. En vanwege de activiteiten van [eisers] in Frankrijk vroeg Florius om nog meer documenten en om de vertaling van stukken uit het Frans naar het Nederlands.
Op een deel van de vragen uit de e-mail van 19 augustus 2022 gaf NBG pas bijna zes weken later (op 28 september 2022) antwoord, en dat is (zonder een kennelijk goede reden) slordig. Toch heeft Florius op 6 september 2022 de termijn nog een keer verlengd, zonder te klagen over het uitblijven van een inhoudelijke reactie op haar e-mail van 19 augustus 2022. En toen Florius NBG er op 27 september 2022 op wees dat nog niet alle vragen waren beantwoord, heeft NBG dat binnen een dag alsnog gedaan.
4.8.
Ook het door Florius genoemde risico op handhavend optreden door de AFM, en het financiële nadeel dat zij zou hebben geleden als zij op een termijn van meer dan zes maanden een offerte aan [eisers] had uitgebracht, leggen onvoldoende gewicht in de schaal. De termijn van zes maanden was op 26 augustus 2022 verstreken. Toch heeft Florius daarna de termijn nog twee keer verlengd. Florius was zich er beide keren van bewust dat de termijn van zes maanden was verstreken. Tijdens de mondelinge behandeling heeft Florius uitgelegd dat de teammanager van het acceptatieteam in de eerste zes maanden de bevoegdheid heeft om te verlengen. Als die termijn is verstreken ligt die bevoegdheid ‘een trede hoger’. Ook heeft Florius toegelicht dat er geen harde termijn is die nooit mag worden overschreden. Het is volgens Florius een ‘grijs gebied’ en de AFM heeft Florius nog nooit berispt. Nog afgezien van het feit dat Florius niet heeft toegelicht waaruit het handhavend optreden van de AFM in dit geval had kunnen bestaan, was dus sprake van een klein risico daarop. De omstandigheid dat de rente was gestegen en Florius dus een ‘fundingrisico’ liep was niet relevant voor het afbreken van de onderhandelingen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft Florius namelijk verteld dat het fundingrisico niet uitmaakt voor een verlenging en dat Florius zich voor een verlenging alleen afvraagt of het in een individueel geval logisch is om na zes maanden te verlengen.
4.9.
Bijna aan het einde van de e-mail van NBG van 28 september 2022 staat:
‘Mijn mening is dat jullie bovenstaande documenten/informatie al geruime tijd in bezit hebben, de vertaling van de jaarcijfers is niet eerder dan 5 over 12 opgevraagd bij ons, als acceptant dit gewoon direct aangegeven had, waren we nu al lang klaar geweest.’
4.10.
Florius was door de tekst van deze laatste alinea geïrriteerd. Voor wat betreft het verwijt aan Florius over de vertraging is dat begrijpelijk, want NBG had een deel van de vragen uit de e-mail van 19 augustus 2022 pas na bijna zes weken beantwoord, zonder enige uitleg over waarom het zo lang had geduurd. Maar uit dit citaat blijkt dat ook NBG geïrriteerd was, en ook dat valt te begrijpen. Florius had NBG namelijk op 19 augustus 2022 en, opnieuw, op 27 september 2022 gevraagd om documentatie over de lening van de ouders van mevrouw [eiseres] voor de [adres 1] , maar tijdens de mondeling behandeling is duidelijk geworden dat Florius die al had (zie 4.4 bij j). Bovendien, zo erg was de in 4.9 geciteerde opmerking van NBG over de vertraging op het grote geheel nou ook weer niet. Florius is een grote, professionele partij die goed voor ogen moest houden dat achter NBG een consument zat die eerder een goede klant van Florius was geweest en die graag een lening van haar wilde. Behalve met haar eigen belangen moest Florius ook rekening houden met de belangen van [eisers] .
De af te geven verklaring voor recht
4.11.
[eisers] vorderen dat de rechtbank voor recht verklaart dat Florius onrechtmatig tegenover hen heeft gehandeld door het renteaanbod in te trekken en daarom hun schade moet vergoeden. De grondslag voor een schadevergoedingsplicht bij afgebroken onderhandelingen over een te sluiten overeenkomst is dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat een wederpartij de onderhandelingen heeft afgebroken. Als dat zo is kan ook sprake zijn van een onrechtmatige daad, maar voor de duidelijkheid zal de rechtbank voor recht verklaren dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat Florius op 28 september 2022 de onderhandelingen met [eisers] over een hypothecaire geldleningsovereenkomst heeft afgebroken. Omdat Florius zal worden veroordeeld om de schade die hiervan het gevolg is te vergoeden (zie hierna), hoeft niet ook voor recht te worden verklaard dat Florius de schade van [eisers] moet vergoeden.
De schade van [eisers]
4.12.
Als het afbreken van onderhandelingen onaanvaardbaar is (zoals in dit geval) heeft de rechter de keus om de schade vast te stellen op het negatief contractsbelang of op het positief contractsbelang. Bij het negatief contractsbelang wordt de schade begroot op (een deel van) de kosten die de wederpartij van de afbrekende partij heeft gemaakt voor de onderhandelingen.
4.13.
Bij het positief contractsbelang wordt de schade van de wederpartij van de afbrekende partij begroot door een vergelijking te maken tussen de werkelijke situatie van die partij en de hypothetische situatie dat de overeenkomst waarover werd onderhandeld zou zijn gesloten. Daarvoor is vereist dat aannemelijk is dat een overeenkomst van het type waarover werd onderhandeld tot stand zou zijn gekomen. [3] Zo’n situatie doet zich hier voor:
1. Het ging hier om een standaardovereenkomst en over de voorwaarden daarvoor bestond al overeenstemming. In hun aanvraag hadden [eisers] aangegeven wat zij wilden: een aflossingsvrij deel van € 300.000,- met een rentevaste periode van 20 jaar, en een annuïtair af te lossen deel van € 120.000,-, ook met een rentevaste periode van 20 jaar. Deze bedragen en voorwaarden zijn door Florius bevestigd in het renteaanbod. Daarin staat verder dat de rente voor het aflossingsvrije deel 2,220% zou zijn en 2,060% voor het annuïtaire deel, en dat de looptijd van de lening 30 jaar was. Doordat [eisers] het renteaanbod vervolgens ondertekend naar Florius hebben teruggestuurd bestond over deze onderdelen – die de kern van de verplichtingen inhielden – al overeenstemming. Verder was het [eisers] duidelijk dat Florius algemene voorwaarden hanteert, waarover niet wordt onderhandeld. Het is algemeen bekend dat banken algemene voorwaarden hanteren bij hypothecaire geldleningen, en [eisers] hadden eerder een hypothecaire lening gehad. Doordat [eisers] het renteaanbod ondertekend naar Florius hadden teruggestuurd bestond dus ook al overeenstemming over de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden van Florius.
2) De eerste acceptant had de aanvraag van [eisers] positief beoordeeld. Voor wat dat betekent: zie 4.4 bij d.
3) De beoordeling door de afdeling KYC liep sinds (ongeveer) 9 augustus 2022. Zoals gezegd hadden [eisers] op verzoek van Florius (acceptatieteam en afdeling KYC) ongeveer 80 documenten aan Florius verstrekt, en beschikte de afdeling KYC op 28 september 2022 over alle toelichtingen en documenten waar zij om had gevraagd. Als de afdeling KYC toen nog meer toelichting had willen hebben, zou zij die van NBG hebben gekregen. Dat aanbod had NBG namelijk gedaan in haar e-mail van 28 september 2022, en er is geen reden om aan te nemen dat NBG geen nadere toelichting zou hebben willen geven.
4) Aangenomen kan worden dat in de aan de afdeling KYC verstrekte informatie en documenten niets zat wat een belemmering zou (kunnen) zijn geweest voor een positieve beoordeling door die afdeling. Als dat wel zo was ligt het namelijk voor de hand dat Florius dat zou hebben aangevoerd, maar dat heeft Florius niet gedaan.
5) Florius heeft ook niet aangevoerd dat er omstandigheden waren waarom er in dit geval rekening mee moest worden gehouden dat de controle door de tweede acceptant, na een positieve beoordeling van de eerste acceptant en van de afdeling KYC, zou resulteren in een weigering om een offerte te verstrekken.
4.14.
[eisers] hebben dus recht op vergoeding van het positief contractsbelang. Die schade kan nog niet worden vastgesteld en daarom zal Florius worden veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding, op te maken bij staat (zoals [eisers] hebben gevorderd). De schade van [eisers] kan niet worden vastgesteld omdat er nog teveel onduidelijk is.. Het was de bedoeling van [eisers] om met de lening van Florius hun schuld aan de ouders van mevrouw [eiseres] (voor de koop van de woning aan de [adres 1] ) af te lossen. Doordat [eisers] geen lening van Florius hebben gekregen konden zij die schuld niet aflossen en is de overeenkomst tussen [eisers] en de ouders van mevrouw [eiseres] van 23 april 2021 vervangen door die van 1 maart 2023. Daarin staat dat de hoofdsom van
€ 337.000,- en de rente van 4% per jaar pas hoeven te worden betaald op 1 november 2051 (eerder betalen mag wel). Tijdens de mondelinge behandeling hebben [eisers] verteld dat zij elke maand rente aan de ouders van mevrouw [eiseres] betalen. Ook hebben zij verteld dat zij zo snel mogelijk na afronding van deze procedure hun schuld aan de ouders van mevrouw [eiseres] willen aflossen door middel van een herfinanciering (van Florius of van een andere geldverstrekker). De rentebetalingen hebben zij nog niet onderbouwd, bijvoorbeeld met bankafschriften. Belangrijker is dat de schade niet kan worden vastgesteld zolang de schuld aan de ouders van mevrouw [eiseres] niet is geherfinancierd en het daardoor niet duidelijk is wat de maandelijkse lasten van [eisers] zullen zijn, en vanaf wanneer zij die kosten zullen hebben. In ieder geval is de mogelijkheid van schade wel aannemelijk, en dat is voldoende voor een veroordeling tot vergoeding van schade, op te maken bij staat.
Geen eigen schuld [eisers] door 4% rente overeen te komen en door niet ergens anders een financieringsaanvraag te doen
4.15.
Op elke partij die door een ander is benadeeld rust in principe een schadebeperkingsplicht. Een schending van die plicht is een vorm van eigen schuld, zoals is bedoeld in artikel 6:101 Burgerlijk Wetboek (BW). In april 2021 hebben [eisers] met de ouders van mevrouw [eiseres] afgesproken dat zij geen rente hoeven te betalen over hun schuld van € 337.000,-. Florius stelt dat [eisers] hun schadebeperkingsplicht hebben geschonden doordat zij op 1 maart 2023 met de ouders van mevrouw [eiseres] een rente van 4% per jaar overeen zijn gekomen. Volgens Florius moet om die reden haar schadevergoedingsplicht worden verminderd. Dit verweer slaagt niet. [eisers] hebben toegelicht dat de ouders van mevrouw [eiseres] in april 2021 akkoord zijn gegaan met 0% rente omdat zij toen in de veronderstelling waren dat [eisers] hun schuld aan hen op korte termijn zouden aflossen. Toen in 2023 bleek dat dat niet ging gebeuren omdat Florius geen lening wilde verstrekken, hebben de ouders van mevrouw [eiseres] (haar vader is een gepensioneerde ondernemer) hun boekhouder gevraagd wat een marktconforme rente was. Die boekhouder zei toen dat 4% marktconform was, waarna de ouders van mevrouw [eiseres] hebben gezegd dat zij de overeenkomst uit april 2021 wilden vervangen door een nieuwe overeenkomst, met een rente van 4% per jaar. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de juistheid hiervan. Het is ook niet onredelijk dat [eisers] akkoord zijn gegaan met het sluiten van een nieuwe overeenkomst tegen een rente van 4%. Dat was begin maart 2023 een marktconforme rente; [eisers] hebben dat namelijk gesteld en Florius heeft dat niet betwist. En van de ouders van mevrouw [eiseres] kon niet worden verwacht dat zij langer dan hun bedoeling was forse bedragen (ter hoogte van 4% rente per jaar) zouden moeten schenken aan hun dochter (en schoonzoon).
4.16.
Florius stelt dat [eisers] ook hun schadebeperkingsplicht hebben geschonden doordat zij niet ook ergens anders een financieringsaanvraag hebben gedaan. Volgens Florius ging het om een complexe aanvraag, waarbij het voor de hand ligt om meer ijzers in het vuur te hebben. Ook dit verweer slaagt niet. [eisers] waren in het verleden al klant van Florius, met een hypotheek die zij vroegtijdig hebben afgelost. Zoals gezegd hebben [eisers] die hypotheek op advies van Florius niet laten doorhalen nadat zij Florius hadden meegedeeld dat zij overwogen om een nieuwe hypotheek op hun eigen woning te nemen. Bij hun zoektocht naar een geschikte hypotheek hebben zij zich laten bijstaan door een deskundige tussenpersoon (NBG). Die heeft namens [eisers] bij Florius een aanvraag ingediend. [eisers] gingen er toen vanuit dat zij met hun gezamenlijke inkomen van (toen) ongeveer € 180.000,- per jaar in staat zouden zijn om aan hun verplichtingen bij een door Florius te verstrekken lening te voldoen. Die aanname was terecht, want de eerste acceptant ging daar later (begin augustus 2022) ook vanuit. Onder deze omstandigheden rustte er op [eisers] geen verplichting om in 2022 ook ergens anders een lening aan te vragen.
Eigen schuld vanwege rente op rente en voordeelstoerekening? > schadestaatprocedure
4.17.
Volgens Florius hebben [eisers] hun schadebeperkingsplicht ook geschonden doordat zij met de ouders van mevrouw [eiseres] zijn overeengekomen dat de rente van 4% per jaar pas in 2051 hoeft te worden betaald, waardoor sprake is van rente op rente. Bij een aflossingsvrij krediet is het gebruikelijk dat de rente elke maand wordt betaald en is er daardoor geen sprake van rente op rente. Door rente op rente overeen te komen wordt de schade van [eisers] dus hoger dan gebruikelijk en die schade moet volgens Florius voor rekening van [eisers] blijven. Florius stelt ook dat de omstandigheid dat [eisers] pas in 2051 rente hoeven te betalen [eisers] ook voordeel oplevert doordat zij gedurende de looptijd bedragen, ter hoogte van 4% rente per jaar, op een spaarrekening kunnen zetten of kunnen beleggen. Dit (fictieve) rendement moet volgens Florius bij het begroten van de schade in mindering worden gebracht (met toepassing van artikel 6:100 BW).
4.18.
Deze verweren van Florius zullen in een eventuele schadestaatprocedure moeten worden beoordeeld. Het staat op dit moment namelijk niet vast dat [eisers] pas rente aan de ouders van mevrouw [eiseres] gaan betalen aan het einde van de looptijd in 2051 (zie 4.14).
[eisers] hebben geen recht op een vergoeding van kosten voor buitengerechtelijke incasso en hun deskundige
4.19.
Voordat zij hun eis hebben gewijzigd vorderden [eisers] een schadevergoeding van ruim € 277.000,-. Dat bedrag hebben zij onderbouwd met een schadeberekening van een door hen ingeschakelde deskundige, waarvoor zij € 484,- hebben betaald. Op basis van het bedrag van ruim € 277.000,- vorderen [eisers] € 3.161,84 als vergoeding voor buitengerechtelijke kosten.
4.20.
De schadeberekening van de deskundige is gemaakt op basis van de aanname dat [eisers] geen rente betalen aan de ouders van mevrouw [eiseres] , en dat de rente pas verschuldigd wordt aan het einde van de looptijd van de overeenkomst met de ouders van mevrouw [eiseres] . Maar tijdens de mondelinge behandeling hebben [eisers] verteld dat zij sinds maart 2023 elke maand rente betalen aan de ouders van mevrouw [eiseres] . Het standpunt dat zij in de dagvaarding hebben ingenomen klopt dus niet en daarvan moeten [eisers] zich bij het uitbrengen van de dagvaarding (op 30 april 2024) bewust zijn geweest. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de (nieuwe) advocaat van [eisers] bij haar toelichting op de eiswijziging opgemerkt dat de bij de dagvaarding overgelegde schadeberekening niet de feitelijke situatie weergeeft, zodat de schade ook niet op basis daarvan kan worden begroot. Terecht stelt Florius zich op het standpunt dat [eisers] de waarheidsplicht van artikel 21 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) hebben geschonden door in de dagvaarding het standpunt in te nemen dat zij geen rente betalen. Bij haar betwisting van de hoogte van de schade in de conclusie van antwoord en in haar spreekaantekeningen is Florius van dat standpunt uitgegaan. De kosten die daarmee samenhangen zou Florius niet hebben gemaakt als [eisers] hierover vanaf het begin duidelijk was geweest. De rechter mag aan schending van artikel 21 Rv de gevolgen verbinden die hij passend vindt. Onder deze omstandigheden vindt de rechtbank het passend dat Florius geen vergoeding aan [eisers] hoeft te betalen voor buitengerechtelijke incassokosten en voor de kosten die [eisers] hebben gemaakt voor de schadeberekening van hun deskundige. Die vorderingen van [eisers] worden dus afgewezen.
Proceskosten
4.21.
Florius is voor een groot deel in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eisers] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
139,42
- griffierecht
2.626,00
- salaris advocaat
1.228,00
(2 punten × € 614,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
4.171,42
4.22.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart voor recht dat dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat Florius op 28 september 2022 de onderhandelingen met [eisers] over een hypothecaire geldleningsovereenkomst heeft afgebroken,
5.2.
veroordeelt Florius tot het vergoeden van de schade van [eisers] die het gevolg is van het afbreken van de onderhandelingen door Florius, bestaande uit het positieve contractsbelang (zie 4.13), op te maken bij staat,
5.3.
veroordeelt Florius in de proceskosten van € 4.171,42, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,- plus de kosten van betekening als Florius niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.4.
veroordeelt Florius tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.5.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 5.3 en 5.4 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.K.J. van den Boom en in het openbaar uitgesproken op
19 maart 2025.
Coll: JR

Voetnoten

1.Hoge Raad 14 juni 2024, JOR 2024/214.
2.Hoge Raad 12 augustus 2005, JOR 2006/31 (CBB/JPO) en Hoge Raad 14 juni 1996, NJ 1997/481 (De Ruijterij/MBO).
3.Hoge Raad 23 oktober 1987, NJ 1988/1017 (VSH/Shell).