In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, uitgesproken op 17 februari 2025, werd het verzoek van de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering om de ondertoezichtstelling van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlengen, afgewezen. De kinderrechter oordeelde dat de ontwikkelingsbedreiging van de kinderen is weggenomen of sterk verminderd. De ouders hebben positieve stappen gezet in hun ontwikkeling en willen hulp in een vrijwillig kader accepteren, wat niet mogelijk is met een ondertoezichtstelling. De kinderrechter concludeerde dat de ondertoezichtstelling niet langer doelmatig is en dat de ouders nu zelf verantwoordelijk zijn voor het inzetten van de benodigde hulpverlening.
De procedure begon met een verzoekschrift van de GI, ontvangen op 6 januari 2025, en de zitting vond plaats op 17 februari 2025. Tijdens de zitting waren de ouders aanwezig, bijgestaan door hun advocaten, en een vertegenwoordiger van de GI. De kinderrechter nam verschillende stukken in overweging, waaronder het verzoekschrift en een bericht van de moeder. De ouders stelden dat de ondertoezichtstelling niet langer noodzakelijk was, omdat de kinderen niet meer in hun ontwikkeling bedreigd worden en de doelen van de ondertoezichtstelling zijn bereikt.
De kinderrechter baseerde zijn beslissing op de relevante artikelen van het Burgerlijk Wetboek, die de voorwaarden voor ondertoezichtstelling en verlenging daarvan beschrijven. De kinderrechter concludeerde dat de ouders in staat zijn om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van hun kinderen zelf weer te dragen, en dat er voldoende zicht is op de kinderen door de betrokkenheid van hulpverleners en andere instanties. De beschikking werd openbaar uitgesproken en op schrift gesteld op 17 maart 2025.