Uitspraak
RECHTBANK Midden-Nederland
1.De procedure
- de conclusie van antwoord, tevens incidentele conclusie,
2.De kern van de zaak
3.Wat is er gebeurd?
4.De beoordeling
5.De beslissing
woensdag 26 maart 2025om 09:30 uur,
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 12 maart 2025 uitspraak gedaan in een incident betreffende de bevoegdheid van de Nederlandse rechter. De eiseres, een B.V., heeft een huurovereenkomst met een ander bedrijf, waarvan de gedaagde de indirecte bestuurder en aandeelhouder is. De eiseres vordert betaling van huurpenningen en opleveringsschade op basis van een garantstelling door de gedaagde. De gedaagde heeft in het incident aangevoerd dat de Nederlandse rechter zich onbevoegd moet verklaren, omdat hij in België woont. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat zij bevoegd is op grond van artikel 24 van de Verordening (EU) nummer 1215/2012, omdat het geschil rechtstreeks verband houdt met de huurovereenkomst. De rechtbank heeft de zaak ambtshalve doorverwezen naar de kantonrechter, aangezien het een huurovereenkomst betreft, waarvoor de kantonrechter bevoegd is. De gedaagde is in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten betalen, die zijn begroot op € 792,00. De rechtbank heeft ook bepaald dat de gedaagde binnen veertien dagen na aanschrijving moet betalen, met een verhoging bij niet-tijdige betaling. De zaak is verder verwezen naar de rolzitting van de kantonrechter, waarbij partijen niet verplicht zijn om te verschijnen en ook zonder advocaat kunnen optreden.