ECLI:NL:RBMNE:2025:130

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 januari 2025
Publicatiedatum
22 januari 2025
Zaaknummer
16.270029-21 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Roekeloos rijgedrag op autosnelweg met levensgevaarlijke situaties

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 22 januari 2025, is de verdachte beschuldigd van roekeloos rijgedrag op de A6, waarbij zij opzettelijk verkeersregels in ernstige mate heeft overtreden. De feiten dateren van 5 mei 2021, toen de verdachte tijdens het rijden met een mobiele telefoon in de hand meerdere keren hard remde op een autosnelweg, terwijl er een andere auto vlak achter haar reed. Dit gedrag leidde tot levensgevaarlijke situaties en droeg bij aan een verkeersongeval. De rechtbank oordeelde dat het rijgedrag van de verdachte als roekeloos moest worden gekwalificeerd, in strijd met artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank heeft vastgesteld dat de redelijke termijn van berechting, zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, met meer dan 15 maanden is overschreden. Dit leidde tot de beslissing om een onvoorwaardelijke taakstraf van 120 uren op te leggen, naast een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor 6 maanden. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder de ernstige fysieke gevolgen van een verkeersongeval dat volgde op haar gedragingen. De uitspraak benadrukt de ernst van verkeersveiligheid en de noodzaak om verkeersregels te respecteren.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.270029-21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 22 januari 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1985] te [geboorteplaats] ,
wonende [adres] , [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 januari 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. L.H.J. Verheijden en van hetgeen verdachte en haar raadsman, mr. R.J.E. Berfelo, advocaat te Diemen, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
primair
op 5 mei 2021 in Naarden als bestuurder van een personenauto, rijdend op de A6, zich zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door
- tijdens het rijden een mobiele telefoon vast te houden en met die telefoon handelingen te verrichten;
- een auto (Tesla) op zeer dichte afstand te volgen;
- de Tesla in te halen en kort voor de Tesla scherp/abrupt naar rechts te sturen en kort voor de Tesla hard af te remmen,
waardoor levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was;
subsidiair
op 5 mei 2021 in Naarden als bestuurder van een personenauto, rijdend op de A6, zich heeft gedragen zoals hiervoor onder primair feitelijk is omschreven, waardoor gevaar op de weg werd veroorzaakt en het verkeer op die weg werd gehinderd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen, met dien verstande dat zij heeft verzocht verdachte partieel vrij te spreken van het onder het tweede gedachtestreepje ten laste gelegde
op zeer dichte afstand volgen van de Tesla.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht verdachte vrij te spreken van het (onder het tweede gedachtestreepje) tenlastegelegde bumperkleven. Voor het overige heeft de raadsman geen verweer gevoerd ten aanzien van het tenlastegelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Het primair tenlastegelegde is door verdachte begaan. Verdachte heeft het feit, zoals hieronder bewezen verklaard, bekend en er is geen vrijspraak bepleit van dit feit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verdenking van 20 juli 2021, genummerd PL0900-2021138812-16, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , inspecteur van politie Midden-Nederland, houdende een verklaring van deze verbalisant
(pagina’s 121-122);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van 14 oktober 2021, genummerd PL0900-2021138812-18, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] , hoofdagent van politie Midden-Nederland, houdende een verklaring van deze verbalisant
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal Verkeersongevalsanalyse van 19 januari 2022, genummerd 2021138812-11 (met daarin opgenomen schermafbeeldingen / printscreens van camerabeelden), opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3] , senior Forensische Opsporing van politie Midden-Nederland, houdende een verklaring van [verbalisant 3] voornoemd en van verbalisant [verbalisant 4] , senior Forensische Opsporing van politie Midden-Nederland, of één van hen
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor verdachte [A] van 7 oktober 2021, genummerd PL0900-2021138812-21, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] , brigadiers van politie Midden-Nederland, houdende een verklaring van [A]
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 7 oktober 2021, genummerd PL0900-2021138812-22, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] , brigadiers van politie Midden-Nederland, houdende een verklaring van verdachte
  • de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 8 januari 2025.
Bewijsoverwegingen
Vrijspraak bumperkleven
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het (onder het tweede gedachtestreepje) ten laste gelegde
op zeer dichte afstand (blijven) volgen van de Tesla. Verdachte zal van dit deel van het tenlastegelegde worden vrijgesproken.
Overtreding artikel 5a Wegenverkeerswet
De rechtbank is van oordeel dat verdachte meerdere voor de verkeersveiligheid belangrijke verkeersregels heeft geschonden. Verdachte heeft tijdens het rijden op een autosnelweg foto’s gemaakt met haar mobiele telefoon. Voorts heeft verdachte (kennelijk vanwege een verkeersconflict) een voor haar rijdende personenauto (Tesla) ingehaald, waarna zij abrupt en scherp naar rechts heeft gestuurd waardoor zij vlak voor de Tesla kwam te rijden en heeft zij, nog steeds op korte afstand voor de Tesla rijdend, meermalen zodanig krachtig geremd dat zelfs de achterzijde van haar auto omhoog kwam. Deze combinatie van gedragingen, bezien in het licht van het feit dat verdachte kennelijk geïrriteerd was jegens de bestuurder van de Tesla, maakt dat de verdachte de verkeersregels in ernstige mate heeft geschonden. Door op deze wijze te handelen, kan het niet anders dan dat verdachte niet alleen opzet heeft gehad op de schending van de verkeersregels, maar ook op schending daarvan in ernstige mate. Ook is de rechtbank van oordeel dat door deze gedragingen van verdachte gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen. Immers is het onder de genoemde omstandigheden naar algemene ervaringsregels voorzienbaar dat dergelijk gedrag kan leiden tot een verkeersongeval op de autosnelweg en (daarmee) tot zwaar lichamelijk letsel of levensgevaar voor anderen.
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen en -overwegingen komt de rechtbank tot de conclusie dat het rijgedrag van de verdachte is aan te merken als (roekeloos) rijgedrag zoals omschreven in artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
primair
op 5 mei 2021 te Naarden, gemeente Gooise Meren, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de A6, komende uit de richting van Lelystad en gaande in de richting van Amsterdam, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door
- tijdens het rijden een mobiele telefoon vast te hebben en op die mobiele telefoon te kijken, althans handelingen met of aan een mobiele telefoon te verrichten en
- de auto die door [A] werd bestuurd (Tesla Model 3, kenteken [kenteken] ) in te halen en vervolgens scherp/abrupt (kort) voor voornoemde Tesla naar rechts te sturen en daarbij meermalen (kort) voor voornoemde Tesla hard/krachtig af te remmen,
door welke verkeersgedragingen van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
primair:
Overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een taakstraf van 80 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 40 dagen hechtenis;
- een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 6 maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht rekening te houden met een aantal persoonlijke omstandigheden van verdachte. Hij heeft daartoe gewezen op het verkeersongeval dat op 5 mei 2021 heeft plaatsgevonden en de ernstige fysieke gevolgen die dit ongeval voor verdachte heeft gehad alsmede op de beleving van verdachte zelf (ook) slachtoffer te zijn van hetgeen is gebeurd. Verdachte heeft bovendien lang moeten wachten op het behandelen en afdoen van deze strafzaak en is na het ongeval niet opnieuw met politie of justitie in aanraking gekomen.
De raadsman heeft bepleit verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van een straf. Voor het geval de rechtbank dit niet volgt, heeft de raadsman bepleit een geheel voorwaardelijke taakstraf op te leggen met een proeftijd van maximaal één jaar.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van het feit
Verdachte heeft als bestuurder van een personenauto met opzet meerdere voor de verkeersveiligheid belangrijke verkeersregels in ernstige mate overtreden. Door zo te handelen heeft zij levensgevaarlijke situaties in het leven geroepen. Vooral het meermaals hard remmen op de autosnelweg in de wetenschap dat er vlak achter haar een auto rijdt, is gedrag dat niet te tolereren valt. Op indirecte wijze heeft verdachte bijgedragen aan het verkeersongeval dat uiteindelijk heeft plaatsgevonden.
De persoon van verdachte en haar omstandigheden
Verdachte heeft ernstig fysiek letsel opgelopen ten gevolge van een verkeersongeval dat direct ná de bewezenverklaarde gedragingen van verdachte heeft plaatsgevonden als gevolg van het weggedrag van de bestuurder van een andere personenauto (de Tesla). Dit letsel bestond uit ribbreuken, bekkenbreuken, een breuk in het heiligbeen, gebroken rugwervels, een schedelbreuk, een breuk in het jukbeen en een breuk van de neus. Deze voor verdachte ernstige gevolgen weegt de rechtbank mee in strafmatigende zin.
Uit een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie (‘strafblad’) van 1 juli 2024 blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld wegens verkeersovertredingen. Daarnaast bevindt zich in het dossier een proces-verbaal van bevindingen van 9 februari 2022 waaruit blijkt dat verdachte over de periode van 26 november 2017 tot en met 16 april 2021 bij het CJIB in totaal 26 registraties op haar naam heeft staan betreffende verkeersovertredingen, met name snelheidsovertredingen, maar ook registraties omschreven als ‘
andere richting volgen dan voorsorteervak’, ‘
niet links inhalen’, ‘
geen autogordel dragen’, ‘
kleven met een snelheid van meer dan 120 kilometer per uur’ en ‘
niet stoppen rood licht’. De rechtbank weegt het voorgaande mee in strafverzwarende zin.
De op te leggen straf
Bij het bepalen van de op te leggen straf en de strafmaat houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde feit en de omstandigheden waaronder dit feit is gepleegd. De rechtbank let daarnaast op straffen die in soortgelijke strafzaken door rechters zijn opgelegd. Ten slotte houdt de rechtbank rekening met de persoon van verdachte en haar persoonlijke omstandigheden zoals hiervoor omschreven en met het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank (als uitgangspunt) oplegging van een (onvoorwaardelijke) gevangenisstraf in combinatie met een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen op zijn plaats.
Redelijke termijn van berechting
De rechtbank ziet aanleiding het volgende te overwegen met betrekking tot het recht op berechting binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
Blijkens vaste jurisprudentie bedraagt de redelijke termijn van berechting een periode van 24 maanden. De termijn waarbinnen de berechting van verdachte heeft plaatsgevonden, is aangevangen op 7 oktober 2021, de datum waarop verdachte, nadat haar de cautie was verleend, als verdachte is verhoord. Vanaf dat moment kon verdachte in redelijkheid verwachten dat het Openbaar Ministerie een strafrechtelijke vervolging tegen haar zou instellen. De termijn eindigt met het wijzen van dit vonnis op 22 januari 2025. Dit betekent dat de termijn waarbinnen verdachte is berecht in totaal ruim 39 maanden bedraagt en dat de redelijke termijn van berechting met ruim 15 maanden is overschreden. Deze overschrijding is aanzienlijk.
De rechtbank zal met deze schending rekening houden in die zin dat aan verdachte geen (onvoorwaardelijke) gevangenisstraf zal worden opgelegd, maar een (forse) onvoorwaardelijke taakstraf. Deze taakstraf zal hoger zijn dan door de officier van justitie is gevorderd, aangezien de door de officier van justitie gevorderde taakstraf naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende recht doet aan de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en het gevaarzettende karakter daarvan.
Alles overwegend is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 120 uren passend en geboden is. Naast deze taakstraf zal aan verdachte een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen worden opgelegd voor de duur van 6 maanden, geheel in voorwaardelijke zin. Deze bijkomende straf zal worden opgelegd om verdachte gedurende een proeftijd van 2 jaren (blijvend) ervan te doordringen zich te houden aan de in het verkeer geldende regels. De rechtbank is niet gevoelig voor de stelling van de raadsman dat een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid niet nodig is, omdat verdachte na het bewezenverklaarde niet meer is betrapt op verkeersovertredingen. De rechtbank overweegt in dit verband dat verdachte naar eigen zeggen weinig gereden heeft na haar verkeersongeval, zodat er niet veel valt te zeggen over haar huidige verkeersgedrag. De rechtbank vindt het belangrijk dat verdachte niet terugvalt in haar verkeersgedrag van voor het ongeval.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 5a, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het primair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het primair meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 120 (honderdtwintig) uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 60 (zestig) dagen hechtenis;
-
ontzegtverdachte
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 (zes) maanden;
- bepaalt dat de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.L Gerrits, voorzitter, mrs. H. den Haan en B.F. Hammerle, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.R. Horst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 januari 2025.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat zij:
op of omstreeks 5 mei 2021, te Naarden, gemeente Gooise Meren, althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de A6, komende uit de richting van Lelystad en gaande in de richting van Amsterdam, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door
- tijdens het rijden een mobiele telefoon vast te hebben en/of op die mobiele telefoon te kijken, althans (een) handeling(en) met of aan een mobiele telefoon te verrichten en/of
- (gedurende enige tijd) de auto die door [A] werd bestuurd (Tesla Model 3, kenteken [kenteken] ) (op zeer dichte afstand) te (blijven) volgen en/of
- meermalen, althans eenmaal voornoemde Tesla in te halen en/of (vervolgens) (scherp/abrupt) (kort) voor voornoemde Tesla naar rechts te sturen en/of (daarbij) meermalen, althans eenmaal, (kort) voor voornoemde Tesla hard/krachtig af te remmen,
door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
op of omstreeks 5 mei 2021, te Naarden, gemeente Gooise Meren, althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de A6, komende uit de richting van Lelystad en gaande in de richting van Amsterdam,
- terwijl zij, verdachte, tijdens het rijden een mobiele telefoon vast had en/of op die mobiele telefoon heeft gekeken, althans (een) handeling(en) met of aan een mobiele telefoon heeft verricht en/of
- (gedurende enige tijd) de auto die door [A] werd bestuurd (Tesla Model 3, kenteken [kenteken] ) (op zeer dichte afstand) heeft gevolgd en/of is (blijven) volgen en/of
- meermalen, althans eenmaal voornoemde Tesla heeft ingehaald en/of (vervolgens) (scherp/abrupt) (kort) voor voornoemde Tesla naar rechts heeft gestuurd en/of (daarbij) meermalen, althans eenmaal, (kort) voor voornoemde Tesla hard/krachtig heeft afgeremd,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.