Uitspraak
1.De procedure
- de conclusie van antwoord;
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak vordert eiser, [eiseres] B.V., betaling van huurprijs voor een bouwsteiger die aan gedaagde, [gedaagde] B.V., ter beschikking is gesteld. Eiser stelt dat er een huurovereenkomst is ontstaan waarbij gedaagde € 500,00 per maand verschuldigd is voor het gebruik van de steiger. Gedaagde betwist echter dat er een huurovereenkomst tot stand is gekomen en weigert te betalen. De kantonrechter heeft op 8 januari 2025 geoordeeld dat er geen huurovereenkomst is ontstaan, omdat gedaagde niet heeft ingestemd met het aanbod van eiser om een huurovereenkomst aan te gaan. De rechter concludeert dat er geen huur verschuldigd is, omdat er geen aanvaarding van het aanbod heeft plaatsgevonden. Eiser heeft geen bewijs geleverd dat gedaagde de steiger heeft gebruikt met de intentie om huur te betalen. De kantonrechter wijst de vordering van eiser af en oordeelt dat er geen sprake is van ongerechtvaardigde verrijking, omdat eiser niet heeft aangetoond dat hij kosten heeft gemaakt voor het huren van een vervangende steiger. Eiser wordt veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van gedaagde worden begroot op nihil, aangezien gedaagde niet is verschenen op de zitting.