ECLI:NL:RBMNE:2025:1283

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 maart 2025
Publicatiedatum
24 maart 2025
Zaaknummer
UTR 23/6069
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurtoeslag niet ontvankelijk verklaard wegens te late indiening bezwaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 26 maart 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Dienst Toeslagen over de huurtoeslag. De eiser had bezwaar gemaakt tegen de definitieve berekening van de huurtoeslag over 2021, die door de Dienst Toeslagen op 5 augustus 2022 was vastgesteld. De eiser was het niet eens met het bedrag dat hij moest terugbetalen, omdat hij vond dat er rekening gehouden moest worden met bijzonder inkomen. Echter, het bezwaar van de eiser werd pas op 19 december 2022 ontvangen door de Dienst Toeslagen, wat buiten de wettelijke termijn van zes weken viel. De rechtbank oordeelde dat het bezwaar niet-ontvankelijk was, omdat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van een verschoonbare reden voor de termijnoverschrijding. De rechtbank heeft de beroepsgronden van de eiser beoordeeld en geconcludeerd dat de Dienst Toeslagen terecht het bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard. De eiser had ook een verzoek tot herziening ingediend, maar dit werd eveneens afgewezen. De rechtbank benadrukte dat de eiser de mogelijkheid had om het terug te betalen bedrag in termijnen te voldoen. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard, en de eiser kreeg geen griffierecht terug of vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/6069

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 maart 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

en

Dienst Toeslagen, kantoor [plaats]

(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Totstandkoming van het besluit

1. Op 5 augustus 2022 heeft Dienst Toeslagen de huurtoeslag over 2021 van eiser definitief berekend en vastgesteld op € 789,-. Omdat dit bedrag lager is dan het voorschot dat eiser had ontvangen, moet eiser € 1.247,- terugbetalen. Eiser is het hier niet mee eens en heeft Dienst Toeslagen verzocht om bij de berekening van de huurtoeslag rekening te houden met bijzonder inkomen. Dit verzoek heeft Dienst Toeslagen afgewezen op 24 oktober 2022.
2. Op 14 november 2022 heeft eiser zijn bezwaarschrift opgesteld tegen zowel de definitieve berekening van de huurtoeslag als de afwijzing van het verzoek om rekening te houden met bijzonder inkomen. Dit bezwaar is op 19 december 2022 ontvangen door Dienst Toeslagen.
3. Met het bestreden besluit van 2 november 2023 heeft Dienst Toeslagen het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaar te laat is ingediend. Eiser is hiertegen in beroep gegaan.
4. Daarnaast heeft eiser op 19 juni 2023 nog een verzoek tot herziening van de definitieve berekening van de huurtoeslag gedaan. Dit verzoek is (ook) op 2 november 2023 afgewezen door Dienst Toeslagen.
5. Dienst Toeslagen heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
6. De rechtbank heeft het beroep op 13 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van Dienst Toeslagen. Eiser was niet aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

7. De rechtbank beoordeelt of Dienst Toeslagen het bezwaar van eiser terecht niet ontvankelijk heeft verklaard. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
8. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Dienst Toeslagen heeft het bezwaar van eiser – tegen de definitieve berekening van de huurtoeslag en tegen de afwijzing van het verzoek om rekening te houden met bijzonder inkomen – terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het bezwaar is namelijk te laat ingediend en er is niet gebleken van een verschoonbare termijnoverschrijding. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wat vindt eiser?
9. Eiser voert aan dat het inkomen waarop de huurtoeslag van 2021 is gebaseerd niet klopt vanwege een nabetaling van het UWV. Bovendien is € 1.247,- een flink bedrag dat eiser niet makkelijk kan terugbetalen. Daarom heeft hij bezwaar gemaakt tegen de definitieve berekening en twee verzoeken ingediend. Een herzieningsverzoek en een verzoek om rekening te houden met bijzonder inkomen. Eiser geeft aan dat hij, per ongeluk, het herzieningsverzoek en het bezwaar door elkaar heeft gehaald. Er is namelijk verwarring ontstaan doordat Dienst Toeslagen de verkeerde papieren heeft opgestuurd en op 2 november 2023 twee besluiten heeft genomen. Volgens eiser heeft dit ertoe geleid dat het herzieningsverzoek en het bezwaar door elkaar zijn gaan lopen. Eiser vindt het daarom onterecht dat Dienst Toeslagen het bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard omdat het bezwaar te laat zou zijn ingediend.
Wat zijn de regels?
10. Uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) volgt dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken bedraagt en het bezwaarschrift tijdig is ingediend als het voor het einde van die termijn is ontvangen. [1] Als het bezwaarschrift na afloop van de termijn is ingediend is het gevolg daarvan, in beginsel, dat het bezwaar niet-ontvankelijk wordt verklaard. Dat is alleen anders als de indiener een goede reden had voor de termijnoverschrijding. [2] Dit heet een verschoonbare reden.
Heeft eiser de bezwaartermijn overschreden?
11. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de definitieve berekening van de huurtoeslag. Gelet op de datum van het primaire besluit – 5 augustus 2022 – had eiser binnen zes weken en dus uiterlijk 19 september 2022 een bezwaarschrift moeten indienen. Eiser heeft echter pas op 14 november 2022 zijn bezwaarschrift opgesteld en deze is pas op 19 december 2022 ontvangen door Dienst Toeslagen. Aangezien zowel de dagtekening als de indiening van het bezwaar van eiser de wettelijke termijn van zes weken overschrijden, is de rechtbank van oordeel dat eiser te laat bezwaar heeft ingediend tegen dit besluit.
12. Daarnaast heeft eiser bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn verzoek om rekening te houden met bijzonder inkomen. Gelet op de datum van het primaire besluit – 24 oktober 2022 – had eiser binnen zes weken en dus uiterlijk 6 december 2022 een bezwaarschrift moeten indienen. Eiser heeft zijn bezwaarschrift gedagtekend op 14 november 2022. Voor het tijdig indienen van een bezwaarschrift is echter de ontvangstdatum bepalend. [3] Dienst Toeslagen heeft het document pas op 19 december 2022 ontvangen. Daarom is de rechtbank van oordeel dat eiser ook in dit geval te laat bezwaar heeft gemaakt.
Is er sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding?
13. De rechtbank is verder van oordeel dat er geen sprake is van een verschoonbare reden voor de termijnoverschrijding. Eiser heeft namelijk niet aannemelijk gemaakt dat hij een goede reden had om het bezwaarschrift te laat in te dienen. Uit het dossier blijkt dat eiser tijdens de hoorzitting van 23 oktober 2023 heeft uitgelegd dat hij niet in staat was eerder bezwaar te maken omdat hij daarvoor niet over de nodige mentale en sociale vaardigheden beschikt en daarom ook onder bewind staat. Volgens Dienst Toeslagen stond eiser per 1 augustus 2022 echter niet meer onder bewind. Dienst Toeslagen heeft dat tijdens de zitting nog een keer herhaald en ook een uittreksel overgelegd waaruit dit blijkt. Dit betekent dat eiser dus niet meer onder bewind stond toen Dienst Toeslagen op 5 augustus 2022 de huurtoeslag over 2021 definitief berekende. Niet is gebleken dat eiser daarna opnieuw onder bewind is komen te staan. De rechtbank is daarom van oordeel dat eiser onvoldoende heeft onderbouwd waarom zijn bezwaarschrift zo ver buiten de termijn is ingediend. Dat betekent dat er geen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Daarom heeft Dienst Toeslagen het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk verklaard. Deze beroepsgrond slaagt niet.
14. De rechtbank begrijpt dat het voor eiser lastig is om het bedrag van € 1.247,- in één keer te betalen. Zoals in het bestreden besluit ook al staat, hoeft dat ook niet. Het is mogelijk om het bedrag in termijnen terug te betalen of een persoonlijke betalingsregeling te treffen. Eiser kan daarvoor contact opnemen met Dienst Toeslagen.

Conclusie en gevolgen

15. Het beroep is ongegrond. Eiser heeft te laat bezwaar gemaakt en heeft daar ook geen goede reden voor. Dat betekent dat Dienst Toeslagen het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Helmich, rechter, in aanwezigheid van mr. E.S. Dorsman, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 26 maart 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 6:7 en 6:9, eerste lid, van de Awb.
2.Dit volgt uit artikel 6:11 van de Awb.
3.Dit volgt uit artikel 6:9, eerste lid, van de Awb.