8.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals op de terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd
Verdachte was verslaafd aan ketamine en heeft onder invloed zijn vader driemaal gestoken in zijn buik omdat zijn vader een zakje ketamine van hem afpakte. Deze gebeurtenis vond plaats in het bijzijn van de moeder en de ex-vriendin van verdachte. Vervolgens heeft verdachte, terwijl zijn voorlopige hechtenis geschorst was, huisvredebreuk gepleegd door onder invloed in de woning van zijn ex-vriendin aanwezig zijn en daar niet weg te gaan toen zij daar meermaals om vroeg. Met zijn handelen heeft verdachte een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn vader en de veiligheidsgevoelens van zijn vader, zijn moeder en zijn ex-vriendin.
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van 23 januari 2025, waaruit volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een geweldsmisdrijf. Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het in de zaak met parketnummer 16-271170-24 uitgebrachte psychologisch rapport van 24 oktober 2024. Uit dit rapport volgt dat de GZ-psycholoog bij verdachte een ernstige stoornis in het gebruik van ketamine vaststelt. Daarnaast ziet zij bij verdachte een onrijpe en kwetsbare persoonlijkheidsstructuur die samengaat met beperkt ontwikkelde emotieregulatie en copingvaardigheden. Geadviseerd wordt om de mishandeling van verdachtes vader in sterk verminderende mate toe te rekenen. De psycholoog stelt dat het risico op een gewelddadig delict afhankelijk is van het middelengebruik van verdachte. Wanneer het verdachte lukt om van de ketamine af te blijven, wordt het risico op laag ingeschat. De psycholoog wijst daarbij wel op het beperkte probleeminzicht van verdachte; verdachte lijkt de risico’s op een terugval te onderschatten. De psycholoog vindt een klinische behandeling op dat moment niet noodzakelijk. Bijzondere voorwaarden zoals een middelenverbod, urinecontroles en behandeling (met eventueel de mogelijkheid van een kortdurende klinische opname) bij een voorwaardelijk strafdeel worden voldoende geacht.
De rechtbank heeft ook kennis genomen van het recentere reclasseringsadvies van 24 februari 2025. Hierin geeft de reclassering aan dat risico op recidive van soortgelijke feiten als gemiddeld tot hoog wordt ingeschat. Volgens de reclassering is er onvoldoende zicht gekomen op de huisvesting van verdachte, zijn dagbesteding, zijn relatie en zijn middelengebruik. De reclassering geeft aan dat verdachte gemotiveerd is voor reclasseringsbemoeienis en ambulante behandeling, maar dat dit tijdens het schorsingstoezicht niet van de grond is gekomen vanwege aanhoudend gebruik van verdachte. Gelet op de verslavingsproblematiek en de daarbij behorende risicofactoren acht de reclassering een klinische behandeling geïndiceerd. De reclassering adviseert om vanwege de wachtlijsten voor klinische behandeling, een overbruggingsplek te bevelen om te voorkomen dat verdachte zonder behandeling op plaatsing zal moeten wachten. Tot slot adviseert de reclassering tot het opleggen van een gebiedsverbod rondom de woning van het slachtoffer en de dadelijke uitvoerbaarheid van deze maatregel.
De oplegging van de straf
Verminderd toerekeningsvatbaar
De rechtbank neemt de conclusies van de psycholoog ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid over en acht verdachte verminderd toerekeningsvatbaar. Naar het oordeel van de rechtbank geldt dit ook ten aanzien van de onder 16/024066-25 bewezenverklaarde huisvredebreuk, omdat verdachte ook dit feit onder invloed heeft gepleegd. De rechtbank houdt hier in strafverminderende zin rekening mee.
De straf
Gelet op de ernst van de feiten kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht als uitgangspunt genomen. Voor een zware mishandeling bestaande uit het opzettelijk toebrengen van middelzwaar lichamelijk letsel met behulp van een wapen, niet zijnde een vuurwapen, is het oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden. Dat het in dit geval gaat om een poging betrekt de rechtbank daarbij in strafverminderende zin.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat de straf zoals geëist door de officier van justitie passend en geboden is. De rechtbank zal verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf van 210 dagen, waarvan 53 dagen voorwaardelijk met aftrek van de periode dat verdachte in voorarrest heeft gezeten. Dit betekent dat verdachte het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf al heeft uitgezeten in voorarrest en niet meer terug hoeft naar de gevangenis.
Bijzondere voorwaarden (dadelijk uitvoerbaar)
Aan het voorwaardelijk strafdeel zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden verbinden zoals geadviseerd door de reclassering. De rechtbank ziet dat verdachte, zoals hij op de zitting heeft aangegeven, zeer gemotiveerd is om van zijn verslaving af te komen, waarbij hij meent dat hij dit kan zonder klinische opname. Met de officier van justitie is de rechtbank echter van oordeel dat verdachte wel in een klinische setting behandeld moet worden. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
Uit de rapportage van de psycholoog volgt dat bij verdachte sprake van een
ernstigeketamineverslaving en dat hij een beperkt probleeminzicht heeft. Verdachte is eerder klinisch behandeld, maar dit heeft niet geleid tot langdurige abstinentie. Verdachte is tijdens zijn schorsingstoezicht twee keer teruggevallen in gebruik en heeft daarmee laten zien dat hij niet in staat is om zelfstandig af te kicken en afgekickt te blijven. Door deze terugvallen kon niet gestart worden met gedragsinterventie, middelencontrole en behandeling. Dat komt, anders dan de verdediging stelt, niet omdat verdachte daarvoor geen kans heeft gekregen maar omdat verdachte zelf weer is gaan gebruiken. Ook door de reclassering wordt een klinische opname geadviseerd. Gelet op de ernst van de verslavingsproblematiek van verdachte, zijn beperkte probleeminzicht en de interventies die reeds zonder succes zijn verricht, is de rechtbank van oordeel dat klinisch opname noodzakelijk is.
Met inachtneming van vorengaande en het advies van reclassering, zal de rechtbank ook bepalen dat verdachte dient mee te werken aan plaatsing in een overbruggingskliniek in afwachting van plaatsing in een kliniek waar hij zal worden behandeld.
De rechtbank zal bepalen dat de bijzondere voorwaarden die aan verdachte worden opgelegd en het toezicht door de reclassering, dadelijk uitvoerbaar zijn. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam. Gelet op de inhoud van de rapportages van de deskundigen is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan. De dadelijke uitvoerbaarheid betekent dat verdachte direct aan de voorwaarden moet voldoen, ook als hoger beroep wordt ingesteld tegen dit vonnis.
De vrijheidsbeperkende maatregel (dadelijk uitvoerbaar)
De rechtbank zal, zoals geëist door de officier van justitie, voor het voorkomen van strafbare feiten bevelen dat verdachte zich niet ophoudt in een straal van 500 meter van de woning van aangeefster [aangever] en aangever [slachtoffer] . De rechtbank legt deze vrijheidsbeperkende maatregel op voor de duur van 2 jaren. Voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan, zal vervangende hechtenis voor een hierna te bepalen duur worden opgelegd.
Hier geldt dat de rechtbank, op basis van de uitgebrachte rapportages, van oordeel is dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen dan wel zich belastend zal gedragen jegens aangeefster [aangever] en aangever [slachtoffer] . Daarom zal zij bevelen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is. Dat betekent dat verdachte zich direct aan het locatieverbod moet houden, ook als hoger beroep wordt ingesteld tegen dit vonnis.
De voorlopige hechtenis
De rechtbank overweegt dat verdachte al 157 dagen in voorarrest heeft gezeten en dat daarmee het onvoorwaardelijke deel van de op te leggen gevangenisstraf is uitgezeten. De rechtbank zal om die reden het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.