ECLI:NL:RBMNE:2025:1275

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 maart 2025
Publicatiedatum
24 maart 2025
Zaaknummer
16/271170-24; 16/024066-25; 16/020352-25
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging zware mishandeling en huisvredebreuk met vrijspraak van huisvredebreuk

Op 12 maart 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot zware mishandeling en huisvredebreuk. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 24 augustus 2024, waarbij de verdachte zijn vader, [slachtoffer], met een mes in de buik heeft gestoken. De verdachte werd ook beschuldigd van huisvredebreuk op 23 december 2024 en 19 januari 2025. Tijdens de zitting op 26 februari 2025 heeft de officier van justitie, mr. J.P. Jansen, de verdachte beschuldigd van deze feiten, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. C.C.J. Diderich, vrijspraak heeft bepleit voor de huisvredebreuk op 19 januari 2025. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, gezien zijn verslaving aan ketamine. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 210 dagen, waarvan 53 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een locatieverbod en reclasseringstoezicht. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de huisvredebreuk op 19 januari 2025, omdat niet bewezen kon worden dat hij onder invloed was en derhalve niet wederrechtelijk in de woning aanwezig was. De rechtbank heeft ook het in beslag genomen mes verbeurd verklaard en de verdovende middelen onttrokken aan het verkeer.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/271170-24; 16/024066-25 (gev. ttz); 16/020352-25 (gev. ttz.) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 12 maart 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1987 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [adres 1] , [postcode] in [plaats] ,
gedetineerd in [locatie] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de ter terechtzitting van 26 februari 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. J.P. Jansen en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. C.C.J. Diderich, advocaat in De Meern, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
16-271170-24primair: op 24 augustus 2024 in Tienhoven heeft geprobeerd om zijn vader, [slachtoffer]
zwaar te mishandelen door met een mes in zijn buik te steken.
subsidiair: op die datum en die plaats met dezelfde handelingen zijn vader, [slachtoffer] heeft mishandeld.
16-024066-25op 23 december 2024 in Tienhoven huisvredebreuk heeft gepleegd, door zich niet op vordering van [aangever] te verwijderen uit haar woning aan de [adres 2]
16-020352-25op 19 januari 2025 in Tienhoven huisvredebreuk heeft gepleegd, door wederrechtelijk binnen te dringen in de woning van [aangever] aan de [adres 2]

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 16/271170-24 primair ten laste gelegde en de onder 16/024066-25 en de 16/020352-25 gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen zijn.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder 16/020352-25 ten laste gelegde feit.
4.3.1
Het oordeel van de rechtbank
4.3.2
Vrijspraak voor de onder 16/020352-25 ten laste gelegde huisvredebreuk
Verdachte betwist dat hij op 19 januari 2025 onder invloed verkeerde en om die reden niet in de woning van aangeefster aanwezig mocht zijn. De rechtbank acht op basis van het dossier niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte inderdaad onder invloed verkeerde, terwijl verdachte volgens aangeefster alleen dan niet in de woning mocht zijn. Gelet hierop ontbreekt de wederrechtelijkheid van het binnendringen en zal de rechtbank verdachte vrijspreken voor het onder 16/020352-25 ten laste gelegde.
4.3.3.
De bewijsmiddelen ten aanzien van het onder 16/271170-24 primair ten laste gelegde [1]
Een proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer] voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Gisteravond [de rechtbank begrijpt: 24 augustus 2024] ben ik naar mijn zoon [verdachte] toe gegaan. Ik zag op het kookeiland een zakje liggen. Ik weet dat in dat zakje zijn drugs zit. Ik denk dat ik aan dat zakje zat maar dat weet ik niet zeker. Toen werd hij kwaad. Er ontstond toen een worsteling. Toen hij wegliep zag ik opeens bloed bij mijn buik. [2]
Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 24 augustus 2024 was ik ter plaatse in Tienhoven . Ik zag dat [verdachte] in de keuken van de woning stond. Ik hoorde [A ] kort en zakelijk omschreven zeggen dat:
- [verdachte] haar zoon is;
- [slachtoffer] [de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] ] haar man is; [3]
-ze zag dat [slachtoffer] een zakje ketamine probeerde af te pakken van [verdachte] ; [4]
-ze zag dat hierdoor een handgemeen ontstond tussen [slachtoffer] en [verdachte] ;
-ze zag dat [verdachte] toen een mes van het aanrecht pakte;-ze zag dat [verdachte] hiermee dreigende bewegingen maakte naar [slachtoffer] ;-ze zag dat [verdachte] dit deed om de ketamine te bemachtigen;-ze zag dat [verdachte] in de buik van [slachtoffer] stak;-ze zag dat [verdachte] toen het mes liet vallen; [5]
Een geschrift, te weten de verklaring van [arts-assistent] , arts-assistent SEH van 25 augustus 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Betreft:
Naam: Dhr. [slachtoffer]
Lichamelijk onderzoekbekkenkam 3 maal steekwond palpatie exploratie in de wond; grootste wond goed te exploreren, wondbed loopt parallel aan de buikwand. [6]
4.3.4
Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 16/271170-24 primair ten laste gelegde
De gedragingen van de verdachte kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als te zijn gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Naar algemene ervaringsregels brengt het steken met een mes in buik het risico met zich mee dat het slachtoffer daardoor zwaar lichamelijk letsel oploopt. In de buik zitten immers kwetsbare functies van het lichaam die als gevolg van een steekwond ernstig aangetast kunnen worden. Door desondanks met een mes meerdere keren te steken, heeft de verdachte de aanmerkelijke kans op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel bewust aanvaard.
4.3.5.
De bewijsmiddelen ten aanzien van het onder 16/024066-25 ten laste gelegde
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 16/024066-25 ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte op de terechtzitting;
  • een proces-verbaal van aangifte van [aangever] , genummerd PL0900-2024406364-4, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 7-9.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
16-271170-24op 24 augustus 2024 te Tienhoven ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat, [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meermalen met een mes in de buik van die [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
16-024066-25
op 23 december 2024 te [plaats] in de woning, aan de [adres 2] , bij [aangever] in gebruik wederrechtelijk aldaar vertoevende zich niet op de vordering van de rechthebbende aanstonds heeft verwijderd.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
16-271170-24: poging tot zware mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat;
16-020352-25: wederrechtelijk in de woning vertoevende, zich niet op de vordering van de rechthebbende aanstonds verwijderen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte:
  • verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten;
  • verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 210 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 53 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden de voorwaarden zoals geadviseerd door reclassering;
  • aan verdachte een locatieverbod op te leggen voor het adres van aangeefster [aangever] en het adres van aangever [slachtoffer] voor de duur van 2 jaar en deze maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Subsidiair heeft de officier van justitie gevorderd, als de rechtbank geen ruimte ziet
voor een voorwaardelijk strafdeel, een maatregel ter gedragsbeïnvloeding of
vrijheidsbeperking (hierna: GVM) op te leggen, zoals bedoeld in artikel 38z van het
Wetboek van Strafrecht.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om te volstaan met een onvoorwaardelijk strafdeel gelijk aan de duur van het voorarrest van 157 dagen en een korte voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden. De verdediging heeft verzocht om daarbij niet de bijzondere voorwaarde van klinische opname op te leggen. Daartoe heeft de verdediging aangevoerd dat (1) verdachte momenteel clean is en (2) hij wegens het tweemaal opheffen van de schorsing van de voorlopige hechtenis nog niet gestart is met de hulp en behandeling die vanuit de schorsingsvoorwaarden zou worden opgestart. Daarnaast heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat het verzoek van aangeefster [aangever] tot een contactverbod met haar en de kinderen en een locatieverbod voor de camping waar zij woont, moet worden afgewezen omdat dit niet in het belang van de kinderen is en een dergelijk verzoek via de kinderrechter kan worden voorgelegd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals op de terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd
Verdachte was verslaafd aan ketamine en heeft onder invloed zijn vader driemaal gestoken in zijn buik omdat zijn vader een zakje ketamine van hem afpakte. Deze gebeurtenis vond plaats in het bijzijn van de moeder en de ex-vriendin van verdachte. Vervolgens heeft verdachte, terwijl zijn voorlopige hechtenis geschorst was, huisvredebreuk gepleegd door onder invloed in de woning van zijn ex-vriendin aanwezig zijn en daar niet weg te gaan toen zij daar meermaals om vroeg. Met zijn handelen heeft verdachte een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn vader en de veiligheidsgevoelens van zijn vader, zijn moeder en zijn ex-vriendin.
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van 23 januari 2025, waaruit volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een geweldsmisdrijf. Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het in de zaak met parketnummer 16-271170-24 uitgebrachte psychologisch rapport van 24 oktober 2024. Uit dit rapport volgt dat de GZ-psycholoog bij verdachte een ernstige stoornis in het gebruik van ketamine vaststelt. Daarnaast ziet zij bij verdachte een onrijpe en kwetsbare persoonlijkheidsstructuur die samengaat met beperkt ontwikkelde emotieregulatie en copingvaardigheden. Geadviseerd wordt om de mishandeling van verdachtes vader in sterk verminderende mate toe te rekenen. De psycholoog stelt dat het risico op een gewelddadig delict afhankelijk is van het middelengebruik van verdachte. Wanneer het verdachte lukt om van de ketamine af te blijven, wordt het risico op laag ingeschat. De psycholoog wijst daarbij wel op het beperkte probleeminzicht van verdachte; verdachte lijkt de risico’s op een terugval te onderschatten. De psycholoog vindt een klinische behandeling op dat moment niet noodzakelijk. Bijzondere voorwaarden zoals een middelenverbod, urinecontroles en behandeling (met eventueel de mogelijkheid van een kortdurende klinische opname) bij een voorwaardelijk strafdeel worden voldoende geacht.
De rechtbank heeft ook kennis genomen van het recentere reclasseringsadvies van 24 februari 2025. Hierin geeft de reclassering aan dat risico op recidive van soortgelijke feiten als gemiddeld tot hoog wordt ingeschat. Volgens de reclassering is er onvoldoende zicht gekomen op de huisvesting van verdachte, zijn dagbesteding, zijn relatie en zijn middelengebruik. De reclassering geeft aan dat verdachte gemotiveerd is voor reclasseringsbemoeienis en ambulante behandeling, maar dat dit tijdens het schorsingstoezicht niet van de grond is gekomen vanwege aanhoudend gebruik van verdachte. Gelet op de verslavingsproblematiek en de daarbij behorende risicofactoren acht de reclassering een klinische behandeling geïndiceerd. De reclassering adviseert om vanwege de wachtlijsten voor klinische behandeling, een overbruggingsplek te bevelen om te voorkomen dat verdachte zonder behandeling op plaatsing zal moeten wachten. Tot slot adviseert de reclassering tot het opleggen van een gebiedsverbod rondom de woning van het slachtoffer en de dadelijke uitvoerbaarheid van deze maatregel.
De oplegging van de straf
Verminderd toerekeningsvatbaar
De rechtbank neemt de conclusies van de psycholoog ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid over en acht verdachte verminderd toerekeningsvatbaar. Naar het oordeel van de rechtbank geldt dit ook ten aanzien van de onder 16/024066-25 bewezenverklaarde huisvredebreuk, omdat verdachte ook dit feit onder invloed heeft gepleegd. De rechtbank houdt hier in strafverminderende zin rekening mee.
De straf
Gelet op de ernst van de feiten kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht als uitgangspunt genomen. Voor een zware mishandeling bestaande uit het opzettelijk toebrengen van middelzwaar lichamelijk letsel met behulp van een wapen, niet zijnde een vuurwapen, is het oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden. Dat het in dit geval gaat om een poging betrekt de rechtbank daarbij in strafverminderende zin.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat de straf zoals geëist door de officier van justitie passend en geboden is. De rechtbank zal verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf van 210 dagen, waarvan 53 dagen voorwaardelijk met aftrek van de periode dat verdachte in voorarrest heeft gezeten. Dit betekent dat verdachte het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf al heeft uitgezeten in voorarrest en niet meer terug hoeft naar de gevangenis.
Bijzondere voorwaarden (dadelijk uitvoerbaar)
Aan het voorwaardelijk strafdeel zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden verbinden zoals geadviseerd door de reclassering. De rechtbank ziet dat verdachte, zoals hij op de zitting heeft aangegeven, zeer gemotiveerd is om van zijn verslaving af te komen, waarbij hij meent dat hij dit kan zonder klinische opname. Met de officier van justitie is de rechtbank echter van oordeel dat verdachte wel in een klinische setting behandeld moet worden. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
Uit de rapportage van de psycholoog volgt dat bij verdachte sprake van een
ernstigeketamineverslaving en dat hij een beperkt probleeminzicht heeft. Verdachte is eerder klinisch behandeld, maar dit heeft niet geleid tot langdurige abstinentie. Verdachte is tijdens zijn schorsingstoezicht twee keer teruggevallen in gebruik en heeft daarmee laten zien dat hij niet in staat is om zelfstandig af te kicken en afgekickt te blijven. Door deze terugvallen kon niet gestart worden met gedragsinterventie, middelencontrole en behandeling. Dat komt, anders dan de verdediging stelt, niet omdat verdachte daarvoor geen kans heeft gekregen maar omdat verdachte zelf weer is gaan gebruiken. Ook door de reclassering wordt een klinische opname geadviseerd. Gelet op de ernst van de verslavingsproblematiek van verdachte, zijn beperkte probleeminzicht en de interventies die reeds zonder succes zijn verricht, is de rechtbank van oordeel dat klinisch opname noodzakelijk is.
Met inachtneming van vorengaande en het advies van reclassering, zal de rechtbank ook bepalen dat verdachte dient mee te werken aan plaatsing in een overbruggingskliniek in afwachting van plaatsing in een kliniek waar hij zal worden behandeld.
De rechtbank zal bepalen dat de bijzondere voorwaarden die aan verdachte worden opgelegd en het toezicht door de reclassering, dadelijk uitvoerbaar zijn. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam. Gelet op de inhoud van de rapportages van de deskundigen is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan. De dadelijke uitvoerbaarheid betekent dat verdachte direct aan de voorwaarden moet voldoen, ook als hoger beroep wordt ingesteld tegen dit vonnis.
De vrijheidsbeperkende maatregel (dadelijk uitvoerbaar)
De rechtbank zal, zoals geëist door de officier van justitie, voor het voorkomen van strafbare feiten bevelen dat verdachte zich niet ophoudt in een straal van 500 meter van de woning van aangeefster [aangever] en aangever [slachtoffer] . De rechtbank legt deze vrijheidsbeperkende maatregel op voor de duur van 2 jaren. Voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan, zal vervangende hechtenis voor een hierna te bepalen duur worden opgelegd.
Hier geldt dat de rechtbank, op basis van de uitgebrachte rapportages, van oordeel is dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen dan wel zich belastend zal gedragen jegens aangeefster [aangever] en aangever [slachtoffer] . Daarom zal zij bevelen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is. Dat betekent dat verdachte zich direct aan het locatieverbod moet houden, ook als hoger beroep wordt ingesteld tegen dit vonnis.
De voorlopige hechtenis
De rechtbank overweegt dat verdachte al 157 dagen in voorarrest heeft gezeten en dat daarmee het onvoorwaardelijke deel van de op te leggen gevangenisstraf is uitgezeten. De rechtbank zal om die reden het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het in beslag genomen mes verbeurd moet worden verklaard en dat de in beslag genomen verdovende middelen moeten worden onttrokken aan het verkeer. De verdediging heeft geen standpunt ingenomen.
9.2
Het oordeel van de rechtbank
Verbeurdverklaring
De rechtbank zal het in beslag genomen mes verbeurd verklaren. Met behulp van dit voorwerp is het onder 16/271170-24 bewezen verklaarde feit begaan.
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal het in beslag genomen voorwerp dat aan verdachte toebehoort, te weten de verdovende middelen, onttrekken aan het verkeer. Dit voorwerp is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. Het voorwerp is bij gelegenheid van het onderzoek naar het door verdachte begane feit aangetroffen.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36d, 38v, 38w, 45, 138, 300, 304 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 16/020352-25 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 16/271170-24 primair ten laste gelegde en het onder 16/024066-25 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 210 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in
verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf
in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf
een gedeelte van 53 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van twee (2) jaren vast;
De algemene & bijzondere voorwaarden
- als
algemene voorwaardengelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- als
bijzondere voorwaardengelden de volgende:
Meldplicht bij reclassering
Verdachte meldt zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd bij reclassering Inforsa op het adres Wittevrouwenkade 6 te Utrecht. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Opname in een zorginstelling (met overbruggingskliniek)
Verdachte laat zich opnemen in een nader te bepalen zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Als die plaatsing niet mogelijk is, laat verdachte zich opnemen in een nader te bepalen overbruggingsplek, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Hieronder kan ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
Ambulante behandeling
Verdachte laat zich behandelen door FAZ Inforsa of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Hieronder kan ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Meewerken aan middelencontrole
Verdachte werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol/drugs/ketamine om het
middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd.
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de reclassering
dadelijk uitvoerbaarzijn;
De vrijheidsbeperkende maatregel
  • legt aan verdachte op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van 2 jaren;
  • beveelt dat verdachte zich niet ophoudt in een straal van 500 meter van de adressen: [adres 1] in [plaats] en [adres 2] in [plaats] .
- beveelt dat deze vrijheidsbeperkende maatregel
dadelijk uitvoerbaaris;
- beveelt dat voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan de maatregel wordt vervangen door 7 dagen hechtenis, met een maximum van 6 maanden;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Beslag
- verklaart het volgende voorwerp verbeurd: 1 STK Mes (Omschrijving: Koker Zwart handvat, zilver snijvlak, Zwart, goednummer: PL0900-2024267994-3393743);
- verklaart het volgende voorwerp onttrokken aan het verkeer: 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: Witte kristallen. vermoedelijk ketamine), goednummer: PL0900-2024267994-3393748).
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.M. Lemmen, voorzitter, mr. drs. S.M. van Lieshout en mr. K. de Meulder, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.M. van Bemmelen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 maart 2025.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
16-271170-24
hij op of omstreeks 24 augustus 2024 te Tienhoven , althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat, [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, een of meermalen met een mes in de buik/zij van die [slachtoffer] heeft gestoken/gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 304 lid 1 ahf/sub 1° Wetboek van
Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 augustus 2024 te Tienhoven , althans in Nederland, zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat, [slachtoffer] heeft mishandeld door een of meermalen met een mes in de buik/zij van die [slachtoffer] te steken/snijden;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 304 lid 1 ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht )
16-024066-25
hij op of omstreeks 23 december 2024 te Tienhoven , gemeente Stichtse Vecht in de woning, aan de [adres 2] , bij [aangever] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik wederrechtelijk aldaar vertoevende zich niet op de vordering van of vanwege de rechthebbende aanstonds heeft verwijderd;
( art 138 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
16-020352-25
hij op of omstreeks 19 januari 2025 te Tienhoven , gemeente Stichtse Vecht in de woning, aan de [adres 2] , bij een ander, te weten bij [aangever] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen
( art 138 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 26 augustus 2024, genummerd MD5R024064 met de aanduiding 09West24, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 47. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 26.
3.Pagina 11.
4.Pagina 11.
5.Pagina 12.
6.Afzonderlijk toegevoegd aan het dossier (“Medische gegevens slo en vd”), pagina 2.