ECLI:NL:RBMNE:2025:1268

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 januari 2025
Publicatiedatum
24 maart 2025
Zaaknummer
16/098634-24
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging met een mes, het dragen van dit mes en een mishandeling met verminderd toerekeningsvatbaarheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 29 januari 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van bedreiging met een mes, het dragen van dit mes en mishandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 21 maart 2024 in Utrecht een mes heeft getoond aan slachtoffer 1 en daarbij dreigende woorden heeft geuit, wat heeft geleid tot een veroordeling voor bedreiging. Daarnaast heeft de verdachte op dezelfde dag een mes gedragen waarvan redelijkerwijs kon worden aangenomen dat het bestemd was om letsel toe te brengen. Op 1 oktober 2024 heeft de verdachte ook slachtoffer 2 mishandeld door deze in het gezicht te slaan. De rechtbank heeft de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar geacht, wat heeft geleid tot een gevangenisstraf van twee maanden voor de feiten 1 en 3, terwijl voor feit 2 geen straf of maatregel is opgelegd. Tevens is de maatregel van TBS met dwangverpleging opgelegd, zonder maximale duur, gezien de ernst van de feiten en de recidivekans van de verdachte. De rechtbank heeft de vorderingen van de officier van justitie gevolgd en het in beslag genomen mes onttrokken aan het verkeer.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/098634-24 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 29 januari 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( Somaliland ),
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
gedetineerd in [verblijfplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 22 oktober 2024 en 15 januari 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. L.A. Lepoutre en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. C. Lammers, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1:
op 21 maart 2024 te Utrecht [slachtoffer 1] heeft bedreigd door [slachtoffer 1] een mes te tonen, richting [slachtoffer 1] te lopen met dit mes, daarbij stekende bewegingen te maken met het mes in zijn richting en dreigend de woorden toe te voegen "ik steek je neer";
Feit 2:
op 21 maart 2024 te Utrecht een mes heeft gedragen waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat het mes bestemd was om letsel toe te brengen en/of te dreigen;
Feit 3:
op 1 oktober 2024 te Utrecht [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] in het gezicht en/of het lichaam te slaan.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen is.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht verdachte ten aanzien van het onder feit 1 ten laste gelegde partieel vrij te spreken van het maken van stekende bewegingen met het mes en het verbaal uiten van dreigementen. Ten aanzien van het onder feit 2 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank en zij heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 3 ten laste gelegde. De standpunten van de raadsvrouw worden – voor zover van belang bij de beoordeling – besproken in paragraaf 4.3.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt op basis van de bewijsmiddelen tot een bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten. Hieronder zal de rechtbank nader uitleggen waarom zij tot dat oordeel komt en ingaan op de verweren van de verdediging, voor zover die niet al worden weerlegd door de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen ten aanzien van het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde [1]
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 15 januari 2025, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 21 maart 2024 in Utrecht heb ik een mes gepakt en ben ik naar buiten gelopen. Ik heb toen [slachtoffer 1] aangesproken terwijl ik het mes in mijn hand had.
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 21 maart 2024, voor zover inhoudende:
Plaats delict: Utrecht
Op 21 maart 2024 liep ik op de Mariaplaats . Ik hoorde iets achter mij dus ik draaide me om. Op dat moment zag ik dat er iemand achter mij aan liep. Ik zag dat de man met zijn rechterhand een groot mes pakte uit de linker binnenkant van zijn jas. Ik zag dat dit een mes was van ongeveer 20 centimeter met een scherpe punt. Op het moment dat de man het mes pakte stond hij ongeveer anderhalve meter van mij vandaan. Ik zag dat hij met het mes naar mij wees. Ik hoorde de man zeggen: ‘ik steek je neer'. Ik zag dat de man meerdere stekende bewegingen maakte met het mes richting mij. Ik schrok hier heel erg van en ik liep ondertussen naar achter. Ik zag dat de man druk bewoog met het mes. Ik zag dat de man het mes rond zwaaide en daarna weer met het mes in mijn richting wees. Ik hoorde de man meerdere keren zeggen: ‘ik steek je neer’. Ik zag ook dat de man daarna nog meerdere stekende bewegingen maakten richting mij. [2] Ik was heel erg geschrokken van dit voorval. Ik voelde mij erg bedreigd door het mes en de woorden die de man uitsprak. Ik was erg bang dat de man mij neer zou steken. [3]
Een kennisgeving van inbeslagneming, voor zover inhoudende:
Datum en tijd: 21 maart 2024
Beslagene
Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Goednummer: PL0900-2024088794-3317057
Object: Mes [4]
Het in de wettelijke vorm opgemaakt aanvullende proces-verbaal van 8 januari 2025, proces-verbaalnummer PL0900-2024088794-16, voor zover inhoudende:
Goednummer: PL0900-2024088794-3317057
Wapen: Mes
Categorie: IV sub 7
Indien uit feiten en/of de omstandigheden waaronder dit voorwerp werd aangetroffen,
redelijkerwijs kan worden aangenomen, dat dit mes bestemd was om letsel aan
personen toe te brengen of te dreigen, kan dit mes worden gezien als een wapen in de zin van artikel 2 lid 1 categorie IV onder 7 van de Wet wapens en munitie.
Het dragen van dit mes, het op de openbare weg of andere voor het publiek toegankelijke plaatsen bij zich hebben van dit wapen, terwijl dit niet zodanig is verpakt dat het niet voor onmiddellijk gebruik kan worden aangewend is strafbaar volgens artikel 27 lid 1 van de Wet wapens en munitie.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsmiddelen ten aanzien van het onder feit 3 ten laste gelegde [5]
De verklaring van verdachte in het proces-verbaal van verhoor van 1 oktober 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik zag de paraplu en ging erop springen. Ik sprong in de lucht net als een basketball speler. Ik heb hard geslagen op de paraplu. [6]
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 1 oktober 2024, voor zover inhoudende:
Op 1 oktober 2024 was ik op het Stationsplein , te Utrecht. Ik liep met een paraplu. Door de paraplu was mijn zicht wat belemmerd. Ik voelde ineens een klap op mijn paraplu. Ik zag dat er een persoon voor mij stond en direct voelde ik een klap in mijn gezicht op mijn linkerwang. Ik voelde gelijk een bonkende pijn op mijn wang. Ik ken de man niet en heb geen idee wat de aanleiding is van de klap die ik kreeg van de man. [7]
De eigen waarneming van de rechtbank van de camerabeelden:
Het slachtoffer loopt met een opengeklapte paraplu boven haar hoofd. Verdachte slaat vervolgens bovenop het midden van de paraplu.
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van het onder feit 1 ten laste gelegde
De raadsvrouw heeft verzocht verdachte partieel vrij te spreken van het maken van stekende bewegingen met het mes en het daarbij verbaal uiten van dreigementen. De rechtbank verwerpt dit verweer en is, net als de officier van justitie, van oordeel dat deze gedragingen duidelijk volgen uit de aangifte van [slachtoffer 1] . De rechtbank zal verdachte veroordelen voor de onder feit 1 ten laste gelegde bedreiging.
Ten aanzien van het onder feit 3 ten laste gelegde
In tegenstelling tot de officier van justitie, leest de rechtbank de verklaring van aangeefster zo dat er één klap is gegeven. Aangeefster spreekt in haar aangifte over een klap op de paraplu en vervolgens benoemt zij deze gebeurtenis nogmaals. Ook geeft zij aan dat zij geen idee heeft waarom zij die klap kreeg. De lezing dat er één klap is gegeven, sluit bovendien aan bij de camerabeelden.
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte eenmaal hard heeft geslagen op het midden van de opengeklapte paraplu die het slachtoffer boven haar hoofd had. Verdachte heeft zelf bij de politie verklaard dat hij in de lucht sprong als een basketballspeler en toen hard heeft geslagen. Door deze handeling van verdachte, heeft de hand van verdachte – met de paraplustof ertussen – het gezicht van aangeefster geraakt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte ook opzet gehad op het mishandelen van het slachtoffer. Met zijn handelen, het hard slaan op het midden van de boven het hoofd van het slachtoffer opengeklapte paraplu, heeft verdachte bewust de aanmerkelijk kans aanvaard dat hij het slachtoffer in haar gezicht zou raken.
Het verweer van de raadsvrouw dat het handelen van verdachte geen pijn of letsel kan opleveren wordt verworpen door de inhoud van de bewijsmiddelen, waaruit volgt dat verdachte hard heeft geslagen op de paraplu, dat zij een klap voelde en dat dit bij het slachtoffer tot pijn heeft geleid.
De rechtbank komt aldus tot een bewezenverklaring van de onder feit 3 ten laste gelegde mishandeling. Van grondslagverlating van de tenlastelegging, zoals bepleit door de raadsvrouw, is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Door het slaan heeft verdachte met zijn hand – zij het met de paraplustof ertussen – het gezicht van aangeefster geraakt.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1
hij op 21 maart 2024 te Utrecht, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] een mes te tonen en met dit mes stekende bewegingen te maken in de richting van die [slachtoffer 1] en daarbij meermalen die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "ik steek je neer" ;
2
hij op 21 maart 2024 te Utrecht een wapen van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een mes zijnde een voorwerp waarvan, gelet op zijn aard en de omstandigheden waaronder het werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden
aangenomen dat het bestemd was om te dreigen heeft gedragen;
3
hij op 1 oktober 2024 te Utrecht [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] in het gezicht te slaan.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
Feit 2:
handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
Feit 3:
mishandeling.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN/OF MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten en
  • verdachte ten aanzien van het onder feit 1 en feit 3 en te veroordelen tot een gevangenisstraf van 180 dagen, met aftrek van het voorarrest;
  • verdachte ten aanzien van het onder feit 2 ten laste gelegde te veroordelen tot 14 dagen hechtenis;
  • te gelasten dat verdachte ter beschikking wordt gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege (hierna: TBS met dwangverpleging);
  • daarbij te bepalen dat de duur van de TBSmaatregel niet gemaximeerd is.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om verdachte, in het geval van een bewezenverklaring, verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren. Daarnaast heeft zij verzocht om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die de duur van het voorarrest niet te boven gaat. Daarbij heeft de raadsvrouw gewezen op de oriëntatiepunten die in het geval van bedreiging met een mes uitgaan van een taakstraf voor de duur van 40 uur en bij een mishandeling van een geldboete van € 500,-. Ten aanzien van de geëiste TBS-maatregel heeft de raadsvrouw primair verzocht om geen TBS-maatregel op te leggen en te volstaan met een wijziging van de bijzondere voorwaarden van de eerder opgelegde voorwaardelijke straffen. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht om TBS met voorwaarden op te leggen, gelet op de passantenproblematiek en zodat verdachte zijn woning kan behouden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf/maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het in het openbaar bedreigen met een mes, het dragen van dit mes en een mishandeling. Deze bedreiging en mishandeling waren gericht op willekeurige voorbijgangers. De bedreiging bestond eruit dat verdachte het slachtoffer, die bezig was met zijn krantenwijk, doodsbedreigingen toeriep terwijl hij met een mes in zijn hand stekende bewegingen maakte. Uit de aangifte volgt dat het slachtoffer hierdoor erg is geschrokken. De rechtbank acht het zeer kwalijk en zorgelijk dat verdachte zich, schijnbaar uit het niets, in het openbaar dreigend uit en gewelddadig is tegen voor hem onbekende personen. Dit handelen van verdachte heeft niet alleen angst ingeboezemd bij de slachtoffers maar draagt ook bij aan gevoelens van onveiligheid in de maatschappij.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het 33 pagina’s tellende strafblad van verdachte van 8 januari 2025. Hieruit blijkt dat verdachte meermaals is veroordeeld voor geweldsfeiten. Verdachte liep ten tijde van het bewezenverklaarde in een viertal proeftijden die aan hem opgelegd waren wegens onder andere een vernieling, bedreiging en beledigingen. Het onder feit 3 bewezenverklaarde heeft verdachte bovendien gepleegd terwijl hij in de schorsing van de voorlopige hechtenis liep van het onder feit 1 en 2 bewezenverklaarde. Verdachte was aldus een meer dan gewaarschuwd mens.
Adviezen van deskundigen
Over verdachte zijn onder andere de volgende rapporten opgemaakt:
  • een psychiatrisch onderzoek pro-Justitia van 15 november 2024, opgemaakt door T. den Boer, psychiater;
  • een psychologisch onderzoek pro-Justitia van 15 november 2024, opgemaakt door J.S.H. Stolk, GZ-psycholoog.
Beide deskundigen constateren dat verdachte kampt met een antisociale persoonlijkheidsstoornis, ernstige verslavingsproblematiek en een psychotische stoornis dan wel een kwetsbaarheid voor psychotische ontregeling. Door de psychiater wordt daarbij opgemerkt dat de bij verdachte geconstateerde persoonlijkheidsstoornis gepaard gaat met paranoïde kenmerken.
De psychiater adviseert om de ten laste gelegde feiten verminderd aan verdachte toe te rekenen. De psycholoog adviseert eveneens om het onder feit 1 en 3 ten laste gelegde ten minste verminderd toe te rekenen. Volgens haar kan het onder feit 2 ten laste gelegde volledig aan verdachte worden toegerekend maar kan niet volledig worden uitgesloten of sprake was van irreële achterdocht of angst.
Het recidiverisico & adviezen voor het voorkomen van recidive
Uit de rapportage van de psychiater volgt het volgende.
Bij verdachte is sprake van een patroon van met name vermogens- en geweldsdelicten. In het verleden zijn al meerdere interventies ingezet om dit patroon te doorbreken. In het licht van eerdere zeer ernstige uitingen van geweld, wordt het risico van recidive van feiten zoals ten laste gelegd, maar ook van feiten van een ernstiger aard, als hoog ingeschat. Verdachte heeft onvoldoende inzicht in zijn problematiek en daarnaast onvoldoende of zelfs een ontbrekende motivatie voor behandeling, afgezien van woonbegeleiding. Vanwege de eerdere behandelpogingen wordt een noodzaak gezien voor een langdurige klinische start. Vanwege het risico dat uitgaat van verdachte met name als wantrouwen toeneemt of als zaken anders lopen dan hij wenst, dient deze behandeling vorm te krijgen binnen een beveiligde omgeving. Een zorgmachtiging wordt niet als een passend juridisch kader gezien vanwege de benodigde duur van de behandeling en het risico dat van verdachte uitgaat. Enkel het kader van de maatregel terbeschikkingstelling met dwangverpleging wordt gezien als een reële optie om te komen tot behandeling en daadwerkelijke vermindering van het recidiverisico.
Uit de rapportage van de psycholoog volgt het volgende.
Het risico op een geweldsdelict wordt als hoog ingeschat. Het risico wordt sterk afhankelijk geacht van de mate van structuur en bescherming rondom betrokkene en de mogelijkheid tot direct ingrijpen vanuit zijn omgeving op momenten van dreigende ontregeling. Gebleken is dat de huidige hulpverlening via Lister onvoldoende bescherming kan bieden om het recidiverisico te verlagen. Verdachte probeert zich wel aan voorwaarden te houden om te voorkomen dat hij zijn huis en vrijheid verliest, maar dit lukt hem niet als gevolg van de beschreven problematieken.
Bij verdachte is sprake is van een forse justitiële- en hulpverleningsgeschiedenis wat de ernst en de hardnekkigheid van de problematiek onderstreept. Voor behandeling van de problematiek van verdachte is een langer durende klinische behandeling nodig. Aan verdachte is tweemaal de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD) opgelegd met daarbij plaatsing in een forensische verslaving kliniek maar dit heeft niet geleid tot een consistent laag risico. Behandeling van verdachte dient zich niet alleen te richten op de verslaving maar ook op de psychiatrische en de persoonlijkheidsproblematiek.
Er worden geen mogelijkheden meer gezien om het hoge risico op recidive met behulp van een bijzondere voorwaarde bij de strafoplegging, een ISD-maatregel of een TBS met voorwaarden te verkleinen. Voorwaarden zijn onvoldoende om de momenten waarin de ontregeling zich voordoet te voorkomen. Ook het kader van een zorgmachtiging voldoet niet omdat dit niet gericht is op recidivevermindering. Er wordt een maatregel TBS met dwangverpleging geadviseerd met als doel het recidiverisico te verkleinen door betrokkene via deze route uiteindelijk te laten landen in een beschermde woonvorm met 24 uurs toezicht, forensisch-psychiatrische en verslavingsexpertise, intensieve dagelijkse begeleiding en voldoende mogelijkheden om de veiligheid te waarborgen.
De oplegging van een straf en maatregel
De straf
De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid over en acht verdachte verminderd toerekeningsvatbaar. Naar het oordeel van de rechtbank geldt dit ook ten aanzien van het onder feit 2 bewezenverklaarde gelet op de door de deskundigen bij verdachte vastgestelde stoornissen met bijbehorende kenmerken en kwetsbaarheden en feit 2 (grotendeels) op hetzelfde moment is begaan als feit 1. De rechtbank houdt hier in strafverminderende zin rekening mee.
Gelet op de recidive van verdachte kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. Rekening houdend met de verminderende toerekeningsvatbaarheid van verdachte, is de rechtbank van oordeel dat ten aanzien van het onder feit 1 en 3 bewezenverklaarde een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden passend en geboden is.
Met inachtneming van hetgeen de rechtbank hierna zal oordelen over de TBS-maatregel, acht de rechtbank het niet passend en geboden om aan verdachte ook nog een straf op te leggen voor het onder feit 2 bewezenverklaarde. Daarbij krijgt de verdachte al straf voor onder andere het dreigen met het mes (feit 1) en vindt de rechtbank het in dit geval niet passend en geboden om ook nog een straf op te leggen voor het dragen van datzelfde mes voorafgaand, tijdens en direct na diezelfde bedreiging. Om deze reden zal zij bepalen dat voor het onder feit 2 bewezenverklaarde geen straf of maatregel zal worden opgelegd.
De rechtbank wijkt bij de straftoemeting af van de eis van de officier van justitie omdat zij de feiten en omstandigheden anders weegt.
De TBS-maatregel
De rechtbank zal de adviezen van de deskundigen volgen en aan verdachte de maatregel van TBS met dwangverpleging opleggen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Aan de voorwaarden voor het opleggen van een dergelijke maatregel is voldaan. Zoals hiervoor is overwogen blijkt uit de rapportages van de deskundigen dat bij verdachte tijdens het begaan van het bewezenverklaarde sprake was van een ziekelijke stoornis van zijn geestesvermogens. Bedreiging wordt genoemd in artikel 37a, eerste lid, onder sub a Wetboek van Strafrecht (Sr), als een misdrijf waarvoor de maatregel van terbeschikkingstelling kan worden opgelegd. Verder eist de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen de oplegging van die maatregel. Uit het strafblad van verdachte, zijn behandelgeschiedenis en de bevindingen van de deskundigen, blijkt dat de kans dat verdachte in de toekomst recidiveert zonder verder behandeling groot is. Bij verdachte is sprake van een uitgebreide en forse justitiële en hulpverleningsgeschiedenis en eerdere interventies hebben niet het gewenste effect gehad.
Naar het oordeel van de rechtbank is een gestructureerde en intensieve behandeling binnen het TBS-kader nodig om de maatschappij tegen verdachte en verdachte tegen zichzelf te beschermen. Dit is ook nodig om verdachte op termijn en op een verantwoorde manier een perspectief te kunnen bieden op een vorm van eigen regie en zelfstandigheid. De bewezenverklaarde feiten laten zien dat de huidige wijze waarop dit wordt getracht vorm te geven, ondanks alle goede en de maximale inspanningen van Lister, onvoldoende is om recidive te voorkomen.
Een behandeling in het kader van een TBS met voorwaarden heeft naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende kans van slagen, omdat bij verdachte een gebrek is aan probleeminzicht. Ter zitting heeft de rechtbank dit zelf ook gezien. Verdachte heeft, bij herhaald doorvragen, verklaard alleen een probleem te hebben op het gebied van alcohol maar aangegeven dat hij zelfstandig kan en gaat stoppen met alcoholgebruik. Uit de rapportages van de reclassering die zich in het dossier bevinden volgt bovendien dat ook de reclassering geen heil ziet in het opleggen van reclasseringstoezicht met bijzondere voorwaarden en zij zich zorgen maken om de vele pro-criminele uitspraken van verdachte.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een TBS-maatregel met dwangverpleging op dit moment het meest passende kader is waarbinnen de behandeling van verdachte kan plaatsvinden en dat veiligheid van anderen het opleggen van deze maatregel vereist.
Ongemaximeerde TBS
De rechtbank zal de TBS met dwangverpleging opleggen voor ongemaximeerde duur en overweegt daartoe als volgt. De bewezenverklaarde bedreiging is niet zonder meer aan te merken als een geweldsmisdrijf in de zin van artikel 38e Sr, waardoor de TBS-maatregel met dwangverpleging in beginsel de maximale duur van vier jaar niet te boven kan gaan. Onder omstandigheden kan echter ook in zo’n geval een ongemaximeerde tbs-maatregel worden opgelegd. Die situatie doet zich hier voor.
Uit de hierboven beschreven omstandigheden waaronder de bewezenverklaarde bedreiging is begaan, volgt dat de bedreiging gepaard is gegaan met non-verbaal agressief gedrag van verdachte, namelijk het tonen van en steekbewegingen maken met een mes. Met dit non-verbale agressieve gedrag heeft verdachte laten zien dat hij bereid is om de daad bij zijn woorden te voegen. De rechtbank ziet ook dat de situatie mogelijk anders was afgelopen in het geval dat het slachtoffer een andere huidskleur en/of afkomst had gehad. Bovendien volgt uit het strafblad van verdachte en de bewezenverklaarde mishandeling dat verdachte gewelddadig handelen niet schuwt.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de bewezenverklaarde bedreiging gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen, zodat sprake is van een geweldsmisdrijf in de zin van artikel 38e Sr. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaren te boven gaan.
Voorlopige hechtenis
Omdat de rechtbank een maatregel oplegt die vrijheidsbeneming met zich brengen, zal zij het bevel voorlopige hechtenis niet opheffen.

9.BESLAG

10.1
Het standpunt van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft de onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen mes gevorderd. De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
10.2
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal het in beslag genomen mes onttrekken aan het verkeer. Dit voorwerp is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. Met betrekking tot dit voorwerp is bovendien het onder feit 2 bewezen verklaarde feit begaan en met behulp van dit voorwerp is het onder feit 1 bewezen verklaarde begaan.

10.VORDERINGEN TENUITVOERLEGGING

10.1
Het standpunt van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen tot tenuitvoerlegging toegewezen dienen te worden.
De raadsvrouw heeft verzocht om in het geval dat TBS met voorwaarden wordt opgelegd, de vorderingen tot tenuitvoerlegging toe te wijzen en af te wijzen in het geval dat TBS met dwangverpleging wordt opgelegd.
10.2
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de vorderingen tot tenuitvoerlegging afwijzen. Reden daarvoor is dat de rechtbank het van belang vindt dat verdachte zo spoedig mogelijk aan zijn behandeling binnen de TBS-kliniek kan beginnen.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 36b, 36c, 37a, 37b, 57, 62, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 27 en 54 van de Wet wapens en munitie;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte ten aanzien van het onder feit 1 en 3 bewezenverklaarde tot een
gevangenisstraf van twee (2) maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat ten aanzien van het onder feit 2 bewezen verklaarde
  • gelast dat verdachte
Beslag
- verklaart het volgende voorwerp onttrokken aan het verkeer:
1 STK Mes (Omschrijving: PL0900-2024088794-G3317057 MERK PROFILINE: CLASSIC LINE , ZILVERKLEURIG);
Vordering tenuitvoerlegging parketnummer 16-044432-24- wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging;
Vordering tenuitvoerlegging parketnummer 20-000715-22
- wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging;
Vordering tenuitvoerlegging parketnummer 15-345213-21- wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging;
Vordering tenuitvoerlegging parketnummer 16-325855-21
- wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Reitsma, voorzitter, mr. L.M.G. de Weerd, mr. S.E. van den Brink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.M. van Bemmelen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 januari 2025.
mr. A.J. Reitsma is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 21 maart 2024 te Utrecht , [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] een mes te tonen en /of (vervolgens) met dit mes richting die [slachtoffer 1] te lopen en/of (vervolgens) met dit mes stekende bewegingen te maken in de richting van die [slachtoffer 1] en/of (daarbij) meermalen, althans eenmaal die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "ik steek je neer", althans gedragingen en/of woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 21 maart 2024 te Utrecht een wapen van categorie IV,
onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een (vlees)mes zijnde
een voorwerp waarvan, gelet op zijn aard en/of de omstandigheden
waaronder het werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden
aangenomen dat het bestemd was om letsel aan personen toe te
brengen en/of te dreigen heeft gedragen;
( art 27 lid 1 Wet wapens en munitie )
3
hij op of omstreeks 1 oktober 2024 te Utrecht [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] in het gezicht, althans op het lichaam te slaan/stompen;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van PL0900-2024088794, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 39. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 5.
3.Pagina 6.
4.Pagina 36.
5.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van PL0900-2024312167, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 49. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
6.Pagina 25.
7.Pagina 5.