ECLI:NL:RBMNE:2025:1262
Rechtbank Midden-Nederland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening Participatiewet wegens gebrek aan spoedeisend belang
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet. De voorzieningenrechter oordeelt dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is en doet uitspraak zonder zitting, zoals toegestaan door artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De aanvraag van verzoeker is door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht afgewezen met een besluit van 3 februari 2025, waartegen verzoeker bezwaar heeft gemaakt.
De voorzieningenrechter stelt vast dat er geen sprake is van een spoedeisend belang. Bij financiële geschillen is er doorgaans geen spoedeisend belang, tenzij er een onomkeerbare situatie dreigt, zoals faillissement of acute financiële nood. Verzoeker heeft aangevoerd dat hij in acute financiële nood verkeert, maar de voorzieningenrechter concludeert dat de overgelegde stukken, waaronder bankafschriften en e-mailberichten, niet voldoende bewijs leveren voor een dergelijke noodsituatie. Er is geen bewijs van een dreigende uithuiszetting of afsluiting van energie.
De voorzieningenrechter concludeert dat het verzoek niet-ontvankelijk is, omdat er geen spoedeisend belang is en het bestreden besluit niet evident onrechtmatig is. De belangenafweging valt niet in het voordeel van verzoeker uit, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak wordt openbaar uitgesproken op 20 maart 2025.