ECLI:NL:RBMNE:2025:1261

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 maart 2025
Publicatiedatum
24 maart 2025
Zaaknummer
16/300196-03 (vordering verlenging tbs)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verlenging van tbs met verpleging van overheidswege

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 11 maart 2025 uitspraak gedaan over de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling (tbs) van een betrokkene, die in 2004 ter beschikking is gesteld na veroordeling voor moord en het vervaardigen en in bezit hebben van kinderporno. De officier van justitie heeft op 28 januari 2025 een vordering ingediend tot verlenging van de tbs met dwangverpleging voor de duur van twee jaar. De verdediging heeft zich achter deze vordering geschaard. De rechtbank heeft de zaak behandeld en daarbij deskundigen gehoord, waaronder psychologen en psychiaters, die allen het recidiverisico als hoog inschatten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene nog steeds lijdt aan verschillende psychische stoornissen, waaronder een schizotypische persoonlijkheidsstoornis, en dat het recidiverisico bij beëindiging van de maatregel hoog is. De rechtbank heeft de vordering tot verlenging van de tbs toegewezen, waarbij zij heeft overwogen dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen een verlenging van de maatregel vereisen. De rechtbank heeft de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege met twee jaar verlengd, waarbij zij de positieve ontwikkelingen in de behandeling van de betrokkene heeft meegewogen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/300196-03 (vordering verlenging tbs)
Beslissing op grond van artikel 6:6:10 van het Wetboek van Strafvordering van de meervoudige kamer voor strafzaken van 11 maart 2025
in de zaak van de officier van justitie tegen de ter beschikking gestelde:
[betrokkene] ,
geboren op [1965] in [geboorteplaats] ,
verblijvende in de [instelling 1] ,
hierna te noemen: betrokkene.

1.De stukken

De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier bevindende stukken waaronder:
  • het arrest van het gerechtshof Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, van 17 juni 2004 waarbij betrokkene ter beschikking is gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege (hierna: dwangverpleging), omdat hij zich schuldig heeft gemaakt aan moord en het vervaardigen en in bezit hebben van kinderporno;
  • stukken waaruit blijkt dat de terbeschikkingstelling is ingegaan op 20 maart 2007;
  • de beslissing van deze rechtbank van 8 maart 2023, waarbij de termijn van terbeschikkingstelling met dwangverpleging voor het laatst is verlengd met twee jaar;
  • de vordering van de officier van justitie van 28 januari 2025, die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging met twee jaar;
  • het verlengingsadvies van de [instelling 1] van 24 januari 2025, opgemaakt door [A] (klinische psycholoog, hoofd patiëntenzorg en plv. hoofd van de inrichting) en [B] (hoofd behandeling en verpleegkundig specialist), inhoudend het advies om de terbeschikkingstelling met dwangverpleging te verlengen met twee jaar;
  • het Pro Justitiarapport van 1 maart 2025, opgemaakt door I. Maksimovic, psychiater;
  • het Pro Justitiarapport van 4 maart 2025, opgemaakt door B. van Giessen, klinisch psycholoog;
  • de wettelijke aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de betrokkene, over de periode 16 maart 2023 tot en met 19 december 2024.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De behandeling van de zaak heeft op 11 maart 2025 ter terechtzitting plaatsgevonden. Daarbij zijn gehoord:
  • de officier van justitie, mr. N. Schipper;
  • betrokkene, bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.M. Walther, advocaat te Utrecht;
  • de aan de inrichting verbonden deskundige, [B] .
Na de behandeling heeft de rechtbank het onderzoek ter zitting gesloten en direct mondeling uitspraak gedaan.

3.Het standpunt van de inrichting

Het standpunt van de inrichting blijkt uit het hierboven genoemde verlengingsadvies van de [instelling 1] . De voornoemde deskundige heeft op de zitting het advies van de inrichting toegelicht. Het standpunt luidt, zakelijk weergegeven, dat er bij de betrokkene nog steeds sprake is van een stoornis. Ook is het recidiverisico nog aanwezig. Dit risico wordt bij beëindiging van de maatregel ingeschat als hoog. Het advies luidt de terbeschikkingstelling met dwangverpleging te verlengen voor de duur van twee jaar.

4.Het standpunt van de niet aan de inrichting verbonden deskundigen

De standpunten van de onafhankelijke deskundigen blijken uit de hierboven genoemde Pro Justitia-rapportages. De psycholoog en psychiater concluderen dat er bij betrokkene nog steeds sprake is van een stoornis. Het recidivegevaar (voor beide delicten waarvoor betrokkene is veroordeeld) wordt bij beëindiging van de maatregel door de psycholoog als hoog ingeschat. De psychiater schat het risico op gewelddadig gedrag, uit zorg, in als ‘op zijn minst matig verhoogd’. Over het risico op seksueel overschrijdend gedrag kan hij geen gefundeerde uitspraak doen. Het advies van beide deskundigen luidt de terbeschikkingstelling met dwangverpleging te verlengen voor de duur van twee jaar.

5.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft naar aanleiding van het verhandelde ter zitting haar vordering strekkende tot verlenging van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging met twee jaar gehandhaafd.

6.Het standpunt van de verdediging

De verdediging kan zich vinden in de vordering van de officier van justitie.

7.Het oordeel van de rechtbank

Maximering
Betrokkene is bij arrest van 17 juni 2004 veroordeeld voor moord en het vervaardigen en in bezit hebben van kinderporno. In de bewezenverklaring ligt besloten dat de terbeschikkingstelling is opgelegd ter zake van een geweldsmisdrijf, te weten moord, waardoor de opgelegde terbeschikkingstelling niet in duur is gemaximeerd.
Stoornis en recidivegevaar
Uit het verlengingsadvies van de inrichting en de rapportages van de psychiater en psycholoog blijkt dat er nog steeds sprake is van stoornissen bij betrokkene. Volgens de inrichting en onafhankelijke deskundigen is bij betrokkene sprake van een schizotypische persoonlijkheidsstoornis (hoofddiagnose) en stoornissen in middelengebruik. De inrichting heeft daarnaast een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis, met antisociale en narcistische trekken, en een andere gespecificeerde parafiele stoornis gesteld. De psycholoog en psychiater hebben de narcistische en antisociale trekken betrokken bij de schizotypische persoonlijkheidsstoornis. De psycholoog heeft, net als de inrichting, ook een andere gespecificeerde parafiele stoornis gesteld.
Recidivegevaar
Het recidivegevaar bij beëindiging van de maatregel wordt door de inrichting als hoog ingeschat. Zoals hierboven al is beschreven wordt het risico op herhaald delictgedrag (voor beide delicten waarvoor betrokkene is veroordeeld) door de psycholoog als hoog ingeschat. De psychiater schat het risico op herhaald gewelddadig gedrag in als op zijn minst matig verhoogd. Daarbij heeft hij nadrukkelijk overwogen dat de gevolgen van zulk gewelddadig gedrag zeer ernstig kunnen zijn.
De verschillen in de diagnose en inschatting van het recidiverisico zijn, in de ogen van de rechtbank, nuanceverschillen. De rechtbank heeft dan ook geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van de adviezen te twijfelen en neemt die over. Op grond daarvan oordeelt de rechtbank als volgt over de gevorderde verlenging.
Verlenging
Gelet op de adviezen van de inrichting, psycholoog en psychiater en gelet op wat verder op de terechtzitting naar voren is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen verlenging van de terbeschikkingstelling eist. De rechtbank is van oordeel dat nog steeds wordt voldaan aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit.
Uit het rapport van de inrichting komt het volgende naar voren. Betrokkene is in 2008 opgenomen in Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) [instelling 2] . In [instelling 2] is sprake van een gestagneerde behandeling en na verloop van tijd wordt geconcludeerd dat betrokkene zijn behandelplafond heeft bereikt. In 2023 wordt betrokkene opgenomen in FPC [instelling 1] , voor een nieuwe behandelpoging.
In de Wierde maakt betrokkene – na een moeizame start – positieve ontwikkelingen door. Betrokkene maakt meer contact met het behandelteam en neemt deel aan behandelingen, waarbij het hem beter lukt om onderwerpen die voorheen moeilijk waren te bespreken. Daarnaast onderneemt betrokkene creatieve activiteiten, volgt een opleiding tot kleermaker en werkt in het naaiatelier. Op de zitting heeft betrokkene verteld secretaris te zijn van de cliëntenraad van de inrichting, waar hij zichtbaar voldoening uit haalt.
Ook worden in het rapport van de inrichting ontwikkelpunten beschreven. Zo wordt aangegeven dat betrokkene het moeilijk vindt om te vragen om hulp wanneer dat nodig is. Daarnaast blijft het moeilijk om inzicht te verkrijgen in de seksuele belevingswereld van betrokkene. Op de zitting heeft betrokkene aangegeven het moeilijk te vinden gesprekken over seksualiteit te voeren met jonge behandelaren. Ook blijkt dat betrokkene niet geheel open is geweest over zijn telefoongebruik. De afspraken rondom telefoongebruik zijn meermaals aangescherpt naar aanleiding van onregelmatigheden bij telefooncontroles. Op de zitting heeft de deskundige van de inrichting gezegd dat onbegeleid verlof pas kan worden gepraktiseerd op het moment dat betrokkene en de behandelaren overeenstemming bereiken over het gebruik van de mobiele telefoon tijdens het verlof.
De komende periode zal worden gewerkt aan uitbereiding van vrijheden in de vorm van onbegeleide verloven. Bij goed verloop van de onbegeleide verloven is de verwachting dat doorstroom via een interne flat naar de nabijgelegen transmurale woonvoorziening [woonvoorziening] mogelijk is. Ook zal de komende periode worden gewerkt aan voortzetting van de psychomotorische therapie en de gesprekken met de seksuoloog. Onderzocht wordt of schematherapie kan worden opgestart.
De rechtbank overweegt dat betrokkene sinds zijn overstap naar de [instelling 1] mooie stappen heeft gezet. Waar in [instelling 2] ingeschat werd dat betrokkene zijn behandelplafond had bereikt, is er nu sprake van vooruitgang en toekomstperspectief. Er worden mogelijkheden gezien in de behandeling van betrokkene en wellicht leidt dat tot uitbreiding van vrijheden. De inrichting gaat hier de komende tijd met betrokkene mee aan de slag.
Gelet op de complexe problematiek van betrokkene, het daarmee samenhangende recidiverisico is de verwachting dat dit traject langer dan een jaar zal duren. De rechtbank zal de terbeschikkingstelling met dwangverpleging van betrokkene daarom verlengen met twee jaar.

8.De beslissing

De rechtbank verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van [betrokkene] met twee jaar.
Deze beslissing is genomen door mr. L.M.M. Heppe, voorzitter, mr. J.P. Verboom en mr. E. Post, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. van Buel als griffier en in het openbaar uitgesproken op 11 maart 2025.
De jongste rechter is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.