ECLI:NL:RBMNE:2025:1260

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 maart 2025
Publicatiedatum
24 maart 2025
Zaaknummer
11351115
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst wegens aantreffen van drugs in de woning

In deze zaak vordert de Stichting Lapidus Argentum ontbinding van de huurovereenkomst met de gedaagde, nadat in de woning van de gedaagde een aanzienlijke hoeveelheid drugs is aangetroffen. De huurovereenkomst is op 8 juli 2021 aangegaan, met een huurprijs van € 684,55 per maand. Op 7 juni 2024 heeft de politie in de woning 101,5 gram hennep en 1.509 voorgedraaide joints aangetroffen. De burgemeester van Almere heeft Lapidus Argentum op 23 juli 2024 geïnformeerd over de mogelijkheid van sluiting van de woning op grond van de Opiumwet, maar heeft uiteindelijk besloten om een last onder dwangsom op te leggen in plaats van sluiting. Lapidus Argentum vordert nu ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning, alsook betaling van achterstallige huur en kosten voor een zienswijze. De gedaagde betwist de vorderingen en stelt dat de dagvaarding nietig is. De kantonrechter oordeelt dat de dagvaarding niet nietig is en dat de aanwezigheid van drugs in de woning een ernstige tekortkoming vormt die ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. De kantonrechter ontbindt de huurovereenkomst en veroordeelt de gedaagde tot ontruiming van de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis. Daarnaast wordt de gedaagde veroordeeld tot betaling van de huurprijs vanaf maart 2025 en de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almere
Zaaknummer: 11351115 \ MC EXPL 24-6638
Vonnis van 26 maart 2025
in de zaak van
DE STICHTING LAPIDUS ARGENTUM,
te Almere,
eisende partij,
hierna te noemen: Lapidus Argentum,
gemachtigde: F.A. Vooren,
tegen
[gedaagde],
te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. S.J. van der Aart.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1-9 van 10 oktober 2024;
- de conclusie van antwoord met producties 1-3;
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de akte van Lapidus Argentum van 17 februari 2025 met drie bijlagen;
- de mondelinge behandeling van 26 februari 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt;
- het bij de mondelinge behandeling door Lapidus Argentum overgelegde overzicht van de betalingsachterstand.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Per 8 juli 2021 verhuurt Lapidus Argentum aan [gedaagde] de woning aan de [adres] te [plaats] (hierna: de woning). De huurprijs inclusief het voorschot servicekosten bedraagt op dit moment € 684,55 per maand, bij vooruitbetaling te voldoen.
2.2.
Op 7 juni 2024 zijn er door de politie in de woning 101,5 gram hennep, 1.509 voorgedraaide joints met een totaal gewicht van 1.235,5 gram hennep, drie verzegelde enveloppen met daarin distributielijsten en bakken voorzien van afkortingen van verschillende soorten hennep aangetroffen.
2.3.
Bij brief van 23 juli 2024 heeft de burgemeester van de gemeente Almere aan Lapidus Argentum geschreven voornemens te zijn de woning wegens de aangetroffen drugs op grond van artikel 13b Opiumwet voor een periode van drie maanden te sluiten. In de brief is Lapidus Argentum in de gelegenheid gesteld een zienswijze in te dienen. Zij heeft dat op 15 augustus 2024 gedaan.
2.4.
Bij besluit van 29 augustus 2024 heeft de burgemeester besloten de woning niet te sluiten maar aan Lapidus Argentum een last onder dwangsom op te leggen.

3.Het geschil

3.1.
Lapidus Argentum vordert – samengevat – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis;
veroordeling van [gedaagde] om aan Lapidus Argentum te betalen:
a. € 4.630,71 ten titel van huur en boetes;
b. € 684,55 per maand vanaf 1 oktober 2024;
c. de proceskosten.
3.2.
Ter onderbouwing van deze vorderingen stelt Lapidus Argentum – kort gezegd – het volgende. Aan de ontbinding legt Lapidus Argentum – na een door de kantonrechter tijdens de mondelinge behandeling gevraagde verduidelijking – (enkel) ten grondslag dat er in de woning drugs zijn aangetroffen. Verder vordert Lapidus Argentum dat [gedaagde] de ontstane huurachterstand betaalt en wil zij dat [gedaagde] de kosten vergoedt die Lapidus Argentum heeft gemaakt voor het indienen van een zienswijze op de door de burgemeester voorgenomen sluiting van de woning.
3.3.
[gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vorderingen met veroordeling van Lapidus Argentum in de proceskosten te vermeerderen met wettelijke rente. Hij voert daartoe het volgende aan. De dagvaarding voldoet niet aan artikel 111 lid 2 sub d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en is daarom nietig. Hij betwist niet dat er drugs in de woning zijn aangetroffen. De drugs waren echter niet van hem, maar van de eigenaar van een coffeeshop. Tegen betaling heeft [gedaagde] ermee ingestemd dat de drugs bij hem thuis werden opgeslagen. Hij heeft niet in drugs gehandeld. De enkele aanwezigheid van deze hoeveelheid drugs is onvoldoende om de handel in drugs aan te nemen. [gedaagde] betwist het bestaan van een huurachterstand. De door Lapidus Argentum overgelegde stukken zijn te onduidelijk om daar conclusies uit te trekken. Wat betreft de gevorderde kosten van de zienswijze is niet onderbouwd wat de grondslag van deze vordering is. [gedaagde] heeft geen opdracht gegeven om een zienswijze in te dienen en daarover heeft ook geen overleg plaatsgevonden. Lapidus Argentum heeft die kosten uit eigen beweging gemaakt.

4.De beoordeling

Nietigheid dagvaarding
4.1.
[gedaagde] stelt dat de dagvaarding niet aan de eisen van artikel 111 lid 2 sub d Rv voldoet en daarom op grond van artikel 120 lid 1 Rv nietig is. De kantonrechter is het met [gedaagde] eens dat de dagvaarding op enkele punten aan duidelijkheid te wensen overlaat. Hij stelt terecht dat niet is uitgewerkt op welke rechtsgronden de ontbinding van de huurovereenkomst en de betaling van een maandelijkse ‘schadevergoeding’ vanaf oktober 2024 is gevorderd.
4.2.
Echter, uit artikel 111 lid 2 sub d Rv volgt enkel dat de eis en de gronden daarvan, dat wil zeggen de
feitelijkegrondslag, in de dagvaarding moeten zijn opgenomen. Anders dan [gedaagde] kennelijk meent, volgt uit dit artikel niet dat de eiser verplicht is om de
rechtsgrondslag van de ingestelde vorderingen te vermelden. De aan te leggen toets is of de gedaagde de eis en de (feitelijke) gronden daarvan kan begrijpen, zodat duidelijk is waartegen hij verweer moet voeren. Daaraan wordt in deze zaak naar het oordeel van de kantonrechter voldaan, zodat er geen aanleiding bestaat de dagvaarding nietig te verklaren. Duidelijk is immers dat Lapidus Argentum 1) ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning vordert en daaraan de aanwezigheid van drugs in de woning ten grondslag legt en 2) betaling van een bedrag gelijk aan de maandelijkse huurprijs vanaf oktober 2024 vordert en daaraan het gebruik van de woning door [gedaagde] aan ten grondslag legt.
Ontbinding huurovereenkomst
4.3.
In artikel 6:265 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is bepaald dat iedere tekortkoming van de schuldenaar in de nakoming van zijn verplichtingen de schuldeiser de bevoegdheid geeft om de overeenkomst te ontbinden (bij huur: door de kantonrechter, artikel 7:231 lid 1 BW), tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, de ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt.
4.4.
Vast staat dat de politie in de woning 101,5 gram hennep en 1.509 voorgedraaide joints met een totaal gewicht van 1.235,5 gram hennep heeft aangetroffen. Dit is in strijd met artikel 11.12 van de huurovereenkomst, waarin is bepaald dat het de huurder niet is toegestaan om in de woning activiteiten te verrichten die op grond van de Opiumwet strafbaar zijn gesteld. Dat [gedaagde] de drugs naar eigen zeggen voor een coffeeshop bewaarde en daarin niet handelde, maakt dit niet anders. Het enkele aanwezig hebben van deze hoeveelheid drugs is op grond van artikel 2 onder c van de Opiumwet immers verboden. Actief handelen is daarvoor niet vereist. Hiermee staat vast dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van de huurovereenkomst. Bovendien heeft [gedaagde] zich door de aanwezigheid van deze hoeveelheden verboden middelen niet gedragen als goed huurder, zodat ook sprake is van een tekortkoming ten aanzien van artikel 7:213 BW.
4.5.
Vervolgens moet worden beoordeeld of de tekortkoming van [gedaagde] , gelet op de aard en omvang daarvan en op alle overige omstandigheden van het geval, waaronder het woonbelang van [gedaagde] , de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning rechtvaardigt. De kantonrechter overweegt daarover het volgende.
4.6.
In de woning is een zeer aanzienlijke verboden hoeveelheid hennep/joints aangetroffen (totaal ongeveer 1,3 kilo). Dit is een zeer ernstige tekortkoming. Het is een feit van algemene bekendheid dat het houden van een dergelijke handelshoeveelheid drugs in een woning ongewenste nevengevolgen kan hebben zoals (het risico op) drugsgerelateerde overlast en criminaliteit. Dit kan leiden tot aantasting van het woongenot van omwonenden en de verhuurbaarheid van de huurwoning(en) van Lapidus Argentum. Zij heeft er groot belang bij om daartegen op te treden, ongeacht of deze ongewenste nevengevolgen zich daadwerkelijk hebben voorgedaan. Dat [gedaagde] de hennep/joints voor een coffeeshop hield, daarin niet heeft gehandeld en er geen sprake was van aanloop naar de woning, zoals hij zelf heeft aangevoerd, betekent niet dat geen sprake is van een ernstige tekortkoming.
4.7.
Dat [gedaagde] een bijzonder belang heeft bij het behoud van deze specifieke woning, anders dan dat het voor hem ingrijpend is als hij zijn woning moet verlaten, heeft hij niet gesteld.
4.8.
Alle omstandigheden afwegend is de kantonrechter van oordeel dat de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning gerechtvaardigd is. Het aanwezig hebben van een handelshoeveelheid drugs is mede gezien de risico’s die dit heeft voor de woonomgeving een zodanig ernstige tekortkoming dat het belang van Lapidus Argentum zwaarder weegt dan het woonbelang van [gedaagde] .
4.9.
De kantonrechter zal de huurovereenkomst daarom ontbinden en [gedaagde] veroordelen om de woning te ontruimen. Dit betekent dat hij de woning moet verlaten en leeg en netjes moet achterlaten. [gedaagde] krijgt hiervoor 14 dagen de tijd. Deze termijn gaat in vanaf het moment dat dit vonnis aan hem door de deurwaarder is bezorgd.
Achterstand huur/servicekosten
4.10.
In het petitum van de dagvaarding onder 2.2 vordert Lapidus Argentum betaling van € 4.630,71 aan ‘huur en boetes’. Uit het lichaam van de dagvaarding onder 19. valt af te leiden dat dit bedrag is opgebouwd uit € 3.956,18 aan achterstallige huur tot en met september 2024 en € 674,53 aan kosten van een zienswijze. Van ‘boetes’ is dus geen sprake. Hoe het bedrag aan achterstallige huur is opgebouwd, was de kantonrechter voorafgaand aan de mondelinge behandeling niet duidelijk. Uit productie 3 bij de dagvaarding leek te volgen dat er ook sprake is van een achterstand in de betaling van (de afrekening van) servicekosten uit 2022. Hoe het bedrag van € 3.956,18 precies is opgebouwd, kan daaruit echter niet worden afgeleid.
4.11.
Gelet op deze onduidelijkheid heeft de kantonrechter Lapidus Argentum voorafgaand aan de mondelinge behandeling bevolen om te overleggen:
  • Huurachterstand:een compleet overzicht van de actuele huurachterstand tot en met februari 2025, waarin is gespecificeerd 1) op welke data welke huurtermijnen verschuldigd zijn geworden, 2) op welke data welke betalingen door [gedaagde] zijn gedaan en 3) aan welke huurtermijnen die betalingen moeten worden toegerekend;
  • Servicekosten: een rubrieksgewijs overzicht van de in het jaar 2022 aan Lapidus Argentum in rekening gebrachte kosten van leveringen en diensten, met vermelding van de wijze van berekening daarvan en voor zover van toepassing, het aandeel van de huurder in die kosten, een en ander zoals bepaald in artikel 4.3 huurovereenkomst in verbinding met artikel 14.2 van de algemene bepalingen.
4.12.
Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft Lapidus Argentum een akte ingediend waaruit de verschuldigde servicekosten over 2022 zouden moeten blijken. Een overzicht van de actuele huurachterstand is niet verstrekt. Tijdens de mondelinge behandeling heeft Lapidus Argentum gesteld dat het bedrag van € 3.956,18 enkel bestaat uit achterstallige servicekosten over 2022 en 2023. Van een achterstand in (kale) huur en het maandelijkse voorschot servicekosten is dus geen sprake. Hoe het bedrag van € 3.956,18 is opgebouwd, kan uit de door Lapidus Argentum overgelegde akte niet worden afgeleid. Deze is daarvoor te onduidelijk. Bovendien is niet duidelijk geworden welke betalingen van [gedaagde] aan welke huurtermijnen en/of servicekostenafrekening moet worden toegerekend. Ook tijdens de mondelinge behandeling heeft Lapidus Argentum de vereiste duidelijkheid niet kunnen geven. Dit betekent dat niet kan worden vastgesteld of er sprake is van een achterstand in de betaling van servicekosten. Deze vordering wordt daarom afgewezen.
Kosten zienswijze
4.13.
Lapidus Argentum vordert betaling van € 674,53. Dit bedrag ziet op de kosten die door Lapidus Argentum zijn gemaakt in verband met het indienen van een zienswijze op het voornemen van de burgemeester om de woning te sluiten.
4.14.
Lapidus Argentum heeft niet gesteld op welke rechtsgrond [gedaagde] deze kosten zou moeten betalen. Ter zitting heeft de kantonrechter Lapidus Argentum hier uitdrukkelijk om gevraagd, maar zij heeft daarop geen duidelijk antwoord gegeven. De enkele stelling dat de zienswijze in het voordeel was van [gedaagde] is onvoldoende. Lapidus Argentum heeft ook niet onderbouwd waarom het nodig was om voor het indienen van de zienswijze een externe partij in te schakelen. De conclusie is dat deze vordering wordt afgewezen.
Huur vanaf oktober 2024
4.15.
Lapidus Argentum vordert een bedrag van € 684,55 per maand vanaf 1 oktober 2024. Dit bedrag is gelijk aan de maandelijkse huur en het voorschot servicekosten. De kantonrechter ziet geen aanleiding om deze vordering toe te wijzen tot en met februari 2025. Tot en met die maand bestaat de huurovereenkomst immers nog, zodat [gedaagde] op grond daarvan dit maandelijkse bedrag verschuldigd is. Bovendien heeft Lapidus Argentum ter zitting erkend dat er geen sprake is van een achterstand in de betaling van de maandelijkse huur en het voorschot.
4.16.
Omdat [gedaagde] de woning na de ontbinding en tot de ontruiming nog tijdelijk bewoont, moet hij gedurende die periode aan Lapidus Argentum dezelfde maandelijkse vergoeding van € 684,55 betalen die [gedaagde] ook vóór de ontbinding maandelijks aan Lapidus Argentum betaalde. De kantonrechter zal hem daartoe veroordelen.
Proceskosten
4.17.
[gedaagde] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Nu de geldvorderingen van Lapidus Argentum worden afgewezen, zal het verschil tussen het bij haar in rekening gebrachte griffierecht dat hoort bij de ingestelde vordering (€ 496,00) en het griffierecht dat hoort bij de toewijsbare ontruimingsvordering (€ 135,00) voor rekening van Lapidus Argentum worden gelaten. De proceskosten van Lapidus Argentum worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
137,39
- griffierecht
135,00
- salaris gemachtigde
408,00
(2 punten × € 204,00)
- nakosten
102,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
782,39
Uitvoerbaarheid bij voorraad
4.18.
Lapidus Argentum heeft gevorderd dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. [gedaagde] heeft daartegen geen verweer gevoerd. Uitvoerbaar bij voorraad betekent dat Lapidus Argentum het vonnis direct kan (laten) uitvoeren, als [gedaagde] niet aan het vonnis (waaronder de veroordeling tot ontruiming) voldoet. [gedaagde] kan dus niet wachten met voldoen aan het vonnis in de periode dat tegen het vonnis nog hoger beroep mogelijk is of als hij hoger beroep heeft ingesteld en nog niet op dat hoger beroep is beslist. Het uitgangspunt is dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken als de belangen van [gedaagde] om de uitkomst van een eventueel hoger beroep af te wachten zwaarder wegen dan de belangen van Lapidus Argentum om direct over te kunnen gaan tot uitvoering van het vonnis. De belangen die hierbij worden meegewogen, zijn genoemd onder rechtsoverweging 4.6 tot en met 4.8. De kantonrechter is van oordeel dat in dit geval de belangen van Lapidus Argentum zwaarder wegen dan de belangen van [gedaagde] . Daarom zal het vonnis volgens het uitgangspunt uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst voor de woning aan [adres] te [plaats] per vandaag;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om de woning binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten met alle daarin aanwezige personen en zaken, voor zover die aan haar toebehoren en niet aan Lapidus Argentum, en om deze woning met afgifte van de sleutels geheel ter vrije beschikking van Lapidus Argentum te stellen;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan Lapidus Argentum te betalen een bedrag gelijk aan de maandelijkse huurprijs van € 684,55 vanaf de maand maart 2025 tot en met het einde van de maand waarin de daadwerkelijke ontruiming heeft plaatsgevonden;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 782,39, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. van Wegen en in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2025.
45353