ECLI:NL:RBMNE:2025:1256

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 april 2025
Publicatiedatum
24 maart 2025
Zaaknummer
10937574
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling voor opstellen algemene voorwaarden en abonnement juridische dienstverlening

In deze zaak vordert eiser betaling van € 423,50 voor het opstellen van algemene voorwaarden en € 2.500,16 voor een abonnement op juridische dienstverlening van gedaagde. Gedaagde betwist de opeisbaarheid van de vordering voor de algemene voorwaarden, omdat hij stelt alleen een oningevuld model te hebben ontvangen. Daarnaast beweert hij het abonnement te hebben opgezegd, waardoor hij slechts een deel van de termijnbedragen zou hoeven te betalen. De kantonrechter oordeelt dat de vordering voor de algemene voorwaarden wel degelijk opeisbaar is, aangezien er een akkoord was over de betaling na ontvangst van het eerste concept. De kantonrechter wijst de vorderingen van eiser volledig toe, inclusief de kosten voor het opstellen van de algemene voorwaarden en de abonnementskosten. Gedaagde wordt ook veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 10937574 \ UC EXPL 24-1234 WMB/61313
Vonnis van 2 april 2025
in de zaak van
[eiser] ,
t.h.o.d.n. [handelsnaam 1] ,
te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: [gemachtigde] ( [handelsnaam 1] ),
tegen
[gedaagde] ,
h.o.d.n. [handelsnaam 2] ,
te [plaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. A.D.J. van Ruyven (Advocatenkantoor Van Ruyven).

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 8 januari 2025;
- de akte van [gedaagde] met producties van 4 februari 2025;
- de akte van [eiser] van 28 februari 2025.
1.2.
Hierna heeft de kantonrechter bepaald dat er een vonnis zal worden gewezen.

2.De kern van de zaak

2.1.
[eiser] wil dat [gedaagde] hem € 423,50 betaalt voor het opstellen van algemene voorwaarden en dat [gedaagde] hem (na eisvermeerdering) € 2.500,16 betaalt voor een abonnement op juridische bijstand (hierna: het abonnement) over de periode april 2023 tot en met januari 2025. [gedaagde] weigert te betalen voor de algemene voorwaarden, omdat hij volgens hem daarvoor nog niet hoeft te betalen. [gedaagde] stelt daarnaast dat hij maar een deel van de kosten voor het abonnement hoeft te betalen, omdat hij het abonnement heeft opgezegd. De kantonrechter zal de vorderingen van [eiser] toewijzen. Hierna wordt uitgelegd waarom.

3.De beoordeling

De vordering van [eiser] voor het opstellen van de algemene voorwaarden is opeisbaar
3.1.
Wat betreft de vordering tot betaling van € 423,50 (= € 350,00 inclusief 21 % btw) voor het opstellen van algemene voorwaarden verschillen partijen van mening over de vraag of die vordering al opeisbaar is. [eiser] stelt dat zijn vordering opeisbaar is, omdat een van zijn medewerkers, [gemachtigde] (hierna: [gemachtigde] ), op 7 april 2023 een (eerste) concept voor de algemene voorwaarden aan [gedaagde] heeft gestuurd. Volgens [gedaagde] is de vordering nog niet opeisbaar, omdat partijen volgens hem hebben afgesproken dat hij pas na de oplevering van de definitieve en bruikbare versie van de algemene voorwaarden hoefde te betalen. [gedaagde] voert aan dat hij alleen een oningevuld model voor algemene voorwaarden heeft ontvangen en hij dus (nog) niet hoeft te betalen.
3.2.
De kantonrechter is van oordeel dat de vordering van [eiser] opeisbaar is. Beide partijen hebben ter onderbouwing van hun stellingen gewezen op de correspondentie tussen [gedaagde] en [gemachtigde] over de opdracht om de algemene voorwaarden op te stellen. Daarin schrijft [gemachtigde] aan [gedaagde] :
“Indien je akkoord bent kan je van ons binnen 3 werkdagen het eerste concept verwachten. Je betaalt pas achteraf nadat je het concept hebt ontvangen.”
Op die e-mail volgt vervolgens een akkoord van [gedaagde] , met daarna een bevestiging van [gemachtigde] , die schrijft:
“Je ontvangt het concept zo spoedig mogelijk van ons. Je ontvangt onze factuur pas na oplevering van het concept.”
3.3.
Anders dan [gedaagde] heeft betoogd, volgt daaruit dat partijen hebben afgesproken dat [gedaagde] gelijk na het opleveren van het eerste concept van de algemene voorwaarden moest betalen, en niet pas na de oplevering van een definitieve versie daarvan.
3.4.
Voor zover [gedaagde] verder heeft willen betogen dat het op 7 april 2023 door [gemachtigde] aangeleverde document niet als een volwaardig eerste concept kan worden gezien omdat het slechts een oningevuld model betrof, slaagt dat betoog niet. Tijdens de zitting heeft (de gemachtigde van) [eiser] toegelicht dat er inderdaad met een model is gewerkt, maar dat daaraan in artikel 4.7 en 5.3 de punten zijn toegevoegd die [gedaagde] expliciet in de algemene voorwaarden verwerkt wilde hebben. Naar oordeel van de kantonrechter volgt daaruit dat het aangeleverde document een volwaardig eerste concept betrof, omdat daarin gevolg is gegeven aan alle eisen die [gedaagde] bij het aangaan van de opdracht aan de algemene voorwaarden had gesteld.
3.5.
Dat de toegevoegde artikelen misschien nog niet waren geformuleerd op de manier zoals [gedaagde] dat graag wilde, maakt dat niet anders. Het is immers eigen aan een concept dat daar mogelijk nog wijzigingen in worden gemaakt naar aanleiding van de specifieke wensen van de klant. Evenmin wordt dat anders doordat de bedrijfsnaam van de eenmanszaak van [gedaagde] niet is ingevuld op het aangeleverde document, zoals [gedaagde] heeft betoogd. [eiser] heeft tijdens de zitting onweersproken toegelicht dat dat bewust is gedaan, omdat het nog onduidelijk was of [gedaagde] de algemene voorwaarden al op naam van zijn nieuwe B.V. wilde laten opstellen in plaats van op zijn eenmanszaak.
3.6.
De (tussen)conclusie is dat [gedaagde] een eerste concept van de algemene voorwaarden op 7 april 2023 heeft ontvangen en dat de vordering van [eiser] sinds die datum opeisbaar is. De kantonrechter zal die vordering daarom toewijzen, wat betekent dat [gedaagde] € 423,50 aan [eiser] moet betalen.
[gedaagde] moet € 2.500,16 betalen voor het abonnement
3.7.
[eiser] vordert verder betaling van de maandtermijnen voor het abonnement dat [gedaagde] op 7 april 2023 bij hem heeft afgesloten. In eerste instantie vorderde [eiser] een bedrag van € 1.084,64 voor de periode van april tot en met september 2023. [eiser] heeft vervolgens in zijn akte van 7 januari 2025 een eisvermeerdering ingediend, waarmee hij aanvullend betaling van de termijnen voor de periode van oktober 2023 tot en met januari 2025 vordert. Tijdens de zitting heeft de kantonrechter bepaald dat de eisvermeerdering wordt toegelaten en dat [gedaagde] zich uit mocht laten over de verschuldigdheid van het abonnementsgeld en de eventuele beëindiging van het abonnement. De kantonrechter behandelt in deze procedure daarom de vermeerderde eis van [eiser] tot betaling van een bedrag van € 2.500,16 voor het abonnement over de periode van april 2023 tot en met januari 2025.
3.8.
[gedaagde] erkent dat hij het abonnement heeft afgesloten, maar stelt dat hij het abonnement heeft opgezegd en een deel van de gevorderde termijnen dus niet hoeft te betalen. [gedaagde] heeft niet duidelijk gemaakt op welke datum hij (of zijn gemachtigde) het abonnement volgens hem heeft opgezegd en wat volgens hem daardoor de einddatum van het abonnement is geworden. Uit zijn verwijzing naar de door hem overgelegde e-mail van 28 augustus 2024 van zijn gemachtigde aan [eiser] , begrijpt de kantonrechter dat die e-mail volgens [gedaagde] als opzegging te gelden heeft.
3.9.
Voor zover die e-mail al als een opzegging moet worden gezien, maakt dat niet dat [gedaagde] een deel van de gevorderde termijnen niet hoeft te betalen. In de abonnementsovereenkomst is in artikel 2.2 overeengekomen dat het abonnement voor een jaar is aangegaan en telkens stilzwijgend wordt verlengd voor een periode van een jaar. Dat betekent dat het abonnement op 7 april 2024 stilzwijgend met een jaar is verlengd en het abonnement bij een opzegging op 28 augustus 2024 pas op 7 april 2025 zou eindigen. Ook dan zou [gedaagde] dus de gevorderde termijnen over de periode van april 2023 tot en met januari 2025 moeten betalen.
3.10.
De conclusie is dat [gedaagde] het volledige gevorderde bedrag van € 2.500,16 aan abonnementstermijnen moet betalen, vermeerderd met de kosten voor het opstellen van de algemene voorwaarden. De kantonrechter zal daarom het volledige door [eiser] gevorderde bedrag van € 2.923,66 toewijzen.
[gedaagde] moet € 162,67 aan buitengerechtelijke incassokosten betalen
3.11.
[eiser] vordert vergoeding van € 162,67 aan buitengerechtelijke incassokosten. Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. Gelet op de tarieven die in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten zijn vastgesteld, is de kantonrechter van oordeel dat de gevorderde kosten redelijk zijn en zal de kantonrechter het gevorderde bedrag daarom toewijzen.
[gedaagde] moet handelsrente betalen vanaf de vervaldata van de facturen
3.12.
[eiser] heeft wettelijke handelsrente gevorderd over de totale hoofdsom vanaf 21 april 2023. Vanaf dat moment was [gedaagde] echter alleen in verzuim met betrekking tot de eerste factuur van [eiser] , maar niet voor de overige facturen. De kantonrechter zal de wettelijke handelsrente daarom toewijzen vanaf de vervaldata van de facturen.
[gedaagde] moet een bedrag van €
968,39‬ aan proceskosten betalen‬‬‬‬‬‬
3.13.
[gedaagde] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
116,39
- griffierecht
257,00
- salaris gemachtigde
476,00
(2 punten × € 238,00)
- nakosten
119,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
‭968,39‬‬‬‬‬‬‬
Het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard
3.14.
De kantonrechter zal beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is gevorderd. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de kantonrechter geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van (€ 2.923,66 + € 162,67 =) € 3.086,33, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over het bedrag van € 2.923,66, vanaf de respectieve vervaldata van de onderliggende facturen, telkens tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € ‭968,39‬, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,‬‬‬‬‬‬
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A.T. Werner en in het openbaar uitgesproken op 2 april 2025.