ECLI:NL:RBMNE:2025:125

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 januari 2025
Publicatiedatum
22 januari 2025
Zaaknummer
UTR 24/6388
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ingetrokken beroep inzake herbeoordeling WIA door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

Op 21 januari 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen [verzoekster] B.V. en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Verzoekster had op 11 oktober 2024 beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig had beslist op haar verzoek van 31 augustus 2023 om herbeoordeling in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Verweerder heeft op 29 oktober 2024 alsnog een besluit genomen, waarna verzoekster het beroep heeft ingetrokken en om vergoeding van proceskosten heeft verzocht.

De rechtbank heeft besloten de uitspraak te doen zonder partijen uit te nodigen voor een zitting, omdat zij voldoende informatie had om het verzoek te beoordelen. De rechtbank overweegt dat als het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener van het beroepschrift tegemoet is gekomen, de rechtbank kan bepalen dat verweerder de proceskosten moet betalen. Dit is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).

Verweerder heeft op 5 december 2024 gereageerd op het verzoek van verzoekster. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 453,50, en heeft verweerder veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan verzoekster. Tevens is bepaald dat verweerder het door verzoekster betaalde griffierecht van € 371,- moet vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/6388

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 januari 2025 in de zaak tussen

[verzoekster] B.V., te [vestigingsplaats] , verzoeker

(gemachtigde: drs. H.E. Wonnink),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat verzoekster heeft ingediend op 11 oktober 2024, omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar verzoek van
31 augustus 2023 om herbeoordeling in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet Wia).
Verweerder heeft op 29 oktober 2024 alsnog een besluit genomen op het verzoek van verzoekster. Verzoekster heeft het beroep daarna ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor haar proceskosten.

Overwegingen

1. De rechtbank doet deze uitspraak zonder partijen voor een zitting uit te nodigen, omdat zij vindt dat zij voldoende informatie heeft om het verzoek te beoordelen.
2. Als het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift (dus aan verzoekster) tegemoet is gekomen, kan de rechtbank bepalen dat verweerder de proceskosten van de indiener van het beroepschrift moet betalen
.Dat staat in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3. Verweerder heeft op 5 december 2024 gereageerd op het verzoek van verzoekster.
4. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoekster die verweerder moet betalen vast op
€ 453,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van
€ 907,- en een wegingsfactor 0,5). [1]
5. Uit het bepaalde in artikel 8:41, zevende lid, van de Awb volgt dat verweerder verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 371,- te vergoeden. Dit volgt rechtstreeks uit de wet. Verzoekster zal zich hiervoor tot verweerder moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 453,50 aan proceskosten.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van L. El Kabch, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 januari 2025.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.

Voetnoten

1.Conform de uitspraak van de Afdeling van bijvoorbeeld 2 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1796.