Op 25 maart 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een beschikking gegeven in een zaak betreffende de zorgregeling en hoofdverblijfplaats van een minderjarige, geboren in 2013. De minderjarige had zijn wensen kenbaar gemaakt aan de rechtbank, waarbij hij aangaf na de zomervakantie bij zijn vader te willen wonen. De ouders, die gescheiden zijn, hebben gezamenlijk het gezag over de minderjarige en hebben in het verleden afspraken gemaakt over de zorgregeling. Tijdens de zitting op 25 februari 2025 werd duidelijk dat de minderjarige zich klem voelde tussen zijn ouders, wat leidde tot lichamelijke klachten en een gevoel van onmacht. De kinderrechter heeft besloten geen ambtshalve beslissing te nemen over de zorgregeling of hoofdverblijfplaats, omdat de ouders zelf verantwoordelijk zijn voor het creëren van een betere situatie voor hun kind. De kinderrechter heeft hen aangespoord om samen afspraken te maken over de zorgregeling, waarbij de belangen van de minderjarige voorop staan. De kinderrechter heeft er vertrouwen in dat de ouders in staat zijn om samen tot een oplossing te komen, en heeft de minderjarige in een brief uitgelegd waarom er geen beslissing is genomen. De ouders zijn zich bewust van de impact van hun situatie op hun kind en hebben beloofd om samen aan de zorgregeling te werken.