ECLI:NL:RBMNE:2025:1229

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 maart 2025
Publicatiedatum
21 maart 2025
Zaaknummer
UTR 25/1099
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening sluiting woning op grond van Opiumwet

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 4 maart 2025, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster afgewezen. Verzoekster, vertegenwoordigd door mr. H.S.K. Jap A Joe, had bezwaar gemaakt tegen de sluiting van haar woning door de burgemeester van de gemeente Utrecht, die op 7 januari 2025 had besloten de woning voor zes maanden te sluiten op basis van artikel 13b van de Opiumwet. Dit besluit volgde op de ontdekking van aanzienlijke hoeveelheden drugs en vuurwerk in de slaapkamer van verzoeksters zoon tijdens een politieonderzoek op 27 november 2024. De voorzieningenrechter oordeelt dat de burgemeester terecht heeft geconcludeerd dat de woning een rol speelde in het drugscircuit, gezien de hoeveelheid aangetroffen harddrugs, softdrugs en de bijbehorende attributen zoals verpakkingsmateriaal en een weegschaal. Verzoekster voerde aan dat zij niet op de hoogte was van de drugs en dat haar zoon, die in voorarrest zat, verantwoordelijk was voor de situatie. De voorzieningenrechter oordeelt echter dat verzoekster, als hoofdhuurder, een zekere verantwoordelijkheid had moeten nemen en dat er geen sprake was van verminderde verwijtbaarheid. De burgemeester had de sluiting van de woning als noodzakelijk en geschikt mogen beschouwen om de overtreding te beëindigen en de openbare orde te handhaven. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af, wat betekent dat de sluiting van de woning voor zes maanden kan doorgaan. Er is geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 25/1099
uitspraak van de voorzieningenrechter van 4 maart 2025 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [plaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. H.S.K. Jap A Joe),
en

de burgemeester van de gemeente Utrecht

(gemachtigde: mr. A. Arnold).

Aan het geding heeft ook deelgenomen: Stichting Portaal (verhuurder).

(gemachtigden: D. Pluimers en B. Smit )

Inleiding

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen de sluiting van haar woning aan de [adres] (de woning).
Op 27 november 2024 is door de politie onder andere 2.288,66 gram 2C-B, 1.037,37 gram cocaïne, 1.503,7 gram hasj, 48,6 gram MDMA en vuurwerk (27 stuks Cobra 6 met een totaal van drie kilogram) aangetroffen in de slaapkamer van verzoeksters zoon. Dit in verband met een lopend opsporingsonderzoek.
In het bestreden besluit van 7 januari 2025 (verzonden op 29 januari 2025) heeft de burgemeester besloten om de woning op grond van artikel 13b van de Opiumwet voor de duur van zes maanden te sluiten.
Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 27 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van verzoekster, de gemachtigde van de burgemeester en de gemachtigden van de verhuurder.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Bevoegdheid
2. De bevoegdheid van de burgemeester om de woning te sluiten op grond van artikel 13b van de Opiumwet is als zodanig niet bestreden. Gelet op de hoeveelheid harddrugs die is aangetroffen van ruim drie kilogram, de anderhalve kilogram softdrugs en de overige feiten, zoals een grammenweegschaal en ongevouwen ponypacks, heeft de burgemeester terecht de conclusie getrokken dat in de woning een handelshoeveelheid drugs is aangetroffen. Er is sprake van een ernstig geval, dat rechtstreekse sluiting van de woning rechtvaardigt.
De noodzaak en geschiktheid van de sluiting
3. Verzoekster voert aan dat de burgemeester haar woning niet mag sluiten omdat de beoogde doelen van de burgemeester hiermee niet worden bereikt. De woning staat niet bij derden bekend staat als ‘drugspand’. Daarnaast zit de zoon van verzoekster tenminste drie maanden in voorarrest en vanwege de verdenkingen wordt dit waarschijnlijk verlengd. Door zijn detentie is hij ook uitgeschreven op het adres van de woning in de Basisregistratie Personen (BRP).
4. De burgemeester heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter op goede gronden geconcludeerd dat sluiting noodzakelijk is. Gelet op de grote hoeveelheid drugs en de aangetroffen attributen die gebruikt worden in de handel (zoals verpakkingsmateriaal en een weegschaal) mocht zij ervan uitgaan dat de woning een rol speelde in het drugscircuit. In de aanvullende rapportage vermeldt de politie onder meer dat de zoon zeer waarschijnlijk in contact staat met personen die de beschikking hebben over grote hoeveelheden verdovende middelen en dat aangenomen mag worden dat hij de financiële middelen heeft om deze te kopen dan wel het vertrouwen geniet dat deze bij hem worden opgeslagen. In de telefoon van de zoon zijn gegevens aangetroffen waaruit naar voren komt dat de handel in drugs over langere periode plaatsvond. Daarnaast is er nu zwaar illegaal zwaar vuurwerk in de woning aangetroffen. Van algemene bekendheid is dat dit type vuurwerk veelvuldig in het criminele circuit wordt gebruikt ter afdreiging en bedreiging. Gezien deze feiten en omstandigheden mocht de burgemeester aannemelijk achten dat de woning een schakel is in het drugscircuit. Dat er niet feitelijk een “loop” is vastgesteld maakt dit niet anders. Onder de genoemde omstandigheden gaat er een dreiging van de woning uit, die de burgemeester tot ingrijpen noopt.
5. Gezien het vorenstaande is sluiting van de woning niet alleen geschikt om de bekendheid te beëindigen, maar daartoe ook noodzakelijk om de rol als schakel in de keten van de drugshandel te stoppen. Daarbij is ook van belang dat uit de aanvullende bestuurlijke rapportage van 13/23 januari 2025 blijkt dat op 17 maart 2020 en op 12 juli 2022 ook doorzoekingen in de woning hebben plaatsgevonden en daar ook handelshoeveelheden drugs zijn aangetroffen. In het eerste geval alleen softdrugs, maar in het tweede geval ook 19 gram cocaïne, verpakkingsmateriaal en MDMA. De burgemeester mocht hieruit concluderen dat het probleem groter wordt. Het eerdere optreden van de politie heeft er niet toe geleid dat herhaling is voorkomen.
6. Gelet op de hoeveelheid aangetroffen harddrugs en de aanknopingspunten dat er handel vanuit de woning plaatsvond, heeft de burgemeester zich met toepassing van het beleid op het standpunt mogen stellen dat de sluiting van zes maanden op z’n plaats is om de overtreding te beëindigen en met name de bekendheid te stoppen van de woning als plek waar drugs aanwezig zijn. Dat verzoeksters zoon nu (en voorlopig) gedetineerd is en niet meer op het adres van de woning in de BRP staat ingeschreven, maakt niet dat dat de bekendheid van de woning als drugspand gelijk is weggenomen. Ook heeft de burgemeester zich op het standpunt kunnen stellen dat een lichter middel niet geschikt is om de overtreding te beëindigen. Daarbij heeft de burgemeester mogen betrekken dat er sprake is van een ernstig situatie omdat bijna alle indicatoren van haar beleid (zoals drugs van beide lijsten, attributen, geweldsindicatoren, verwijtbaarheid, foute relaties, kwetsbare wijk, recidive binnen 5 jaar) van toepassing zijn.
De evenwichtigheid van de sluiting
7. Verzoekster vindt dat van haar als hoofdhuurder van de woning verantwoordelijkheid mag worden verwacht voor wat er in de woning gebeurt, maar ze benadrukt dat er sprake van verminderde verwijtbaarheid. Verzoekster wist niet van de drugs en het vuurwerk omdat deze waren verborgen in een kast op de slaapkamer van haar zoon. Ook was zij in die periode met vakantie en dus niet aanwezig in de woning. De zoon was mee op vakantie, maar hij was eerder terug. Verder heeft zij als moeder er alles aan gedaan om recidive te voorkomen maar zij kan hem niet 24/7 controleren. Wel heeft zij haar zoon aangespoord om een baan te zoeken en een behandeling van [instelling] te volgen en is zij een app-groep gestart met andere ouders om haar zoon en zijn vrienden in de gaten te houden. Verder heeft de sluiting van de woning grote gevolgen voor verzoekster. Zij kan namelijk niet terecht bij de noodopvang en zij heeft geen vrienden en familie waar zij terecht kan. Ook heeft zij niet de financiële middelen om terecht te kunnen bij een commerciële voorziening omdat zij leeft van een bijstandsuitkering. Daarnaast is verzoekster bang om deze uitkering te verliezen wanneer zij geen woning meer heeft. Tot slot is de kans ook groot dat door de sluiting haar huurcontract wordt ontbonden.
8. Van verminderde verwijtbaarheid is naar voorlopig oordeel niet of nauwelijks sprake. Verzoekster had bij enig toezicht al op de hoogte kunnen zijn van wat er in de woning gebeurde. Uit de bestuurlijke rapportage van 29 november 2024 volgt dat de spullen weliswaar niet direct in het zicht lagen, maar dat de drugs, het vuurwerk en de attributen zijn aangetroffen onder het bureau in een tas en schoenendoos en in een (open) kledingkast in de slaapkamer van de zoon. Deze slaapkamer was niet afsluitbaar. Gelet op het verleden van verzoeksters zoon, is het niet onredelijk om te mogen verwachten dat zij de kamer van haar meerderjarige zoon controleert op de aanwezigheid van drugs en/of wapens of op een andere wijze nagaat of hij in herhaling valt. Eerder in maart 2020 en juli 2022 werden de drugs immers ook aangetroffen in schoenendozen in zijn slaapkamer. Doordat verzoekster een behoorlijke vorm van controle in de woning heeft nagelaten mocht de burgemeester de aanwezigheid van de drugs ook verzoekster verwijten.
Daarnaast is verzoekster zelf in 2020 aangehouden en in 2022 veroordeeld wegens betrokkenheid bij hennepteelt. Ter zitting is toegelicht dat haar rol klein was: zij is medeplichtig bevonden omdat zij tolkte voor een tante, die in hennepteelt actief was. Dit moge zo zijn, maar de burgemeester stelt terecht dat zij des te meer signalen over drugs had moeten herkennen en in de woning meer toezicht had moeten houden.
9. Verder oordeelt de voorzieningenrechter dat de burgemeester de belangen van handhaving van de openbare orde en een rustig woon- en leefklimaat zwaarder heeft mogen laten wegen. Verzoekster verblijft bij een zus in België en heeft dus onderdak. Niet is onderbouwd dat verzoekster hier niet langere tijd kan verblijven, mocht dat nodig zijn. Ook is niet gebleken dat verzoekster een bijzondere binding heeft met de woning. Haar medische en financiële situatie is op geen enkele wijze onderbouwd. Het klopt dat de voortzetting van de huur op het spel staat. Van de zijde van de verhuurder is toegelicht dat wegens de drugs in de woning, ook zonder het besluit van de burgemeester een vordering om de huur te ontbinden in het beleid past. In de afweging hoefde de burgemeester aan (het beëindigen van) de huurovereenkomst geen doorslaggevend gewicht toe te kennen. De belangen van verzoekster om in de woning te kunnen blijven tijdens de bezwaarprocedure wegen gezien het vorenstaande minder zwaar dan die van de burgemeester om de overtreding te beëindigen en het woon- en leefklimaat veilig te stellen.

Conclusie en gevolgen

De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent de burgemeester de woning voor zes maanden mag sluiten. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 4 maart 2025 door mr. P.J.M. Mol, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. K.E. Pruntel, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.