ECLI:NL:RBMNE:2025:1228
Rechtbank Midden-Nederland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening inzake woningsluiting op grond van de Opiumwet na aantreffen van grote hoeveelheden harddrugs
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de sluiting van zijn woning in Utrecht. De burgemeester van de gemeente Utrecht heeft op 16 januari 2025 besloten om de woning voor de duur van zes maanden te sluiten op grond van artikel 13b van de Opiumwet, nadat op 14 november 2024 tijdens een politieactie onder andere 3.174 XTC-pillen, 519,2 gram MDMA en 122 gram amfetamine in de woning zijn aangetroffen. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 11 februari 2025 behandeld, waarbij verzoeker en zijn gemachtigde, de gemachtigde van de burgemeester en de gemachtigde van de verhuurder, Stichting Woonin, aanwezig waren. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af en concludeert dat de burgemeester terecht heeft besloten tot sluiting van de woning. De voorzieningenrechter stelt vast dat de burgemeester op goede gronden heeft geconcludeerd dat er een handelshoeveelheid drugs is aangetroffen en dat de sluiting noodzakelijk is om de openbare orde te handhaven.
Verzoeker heeft aangevoerd dat er geen sprake is van handel vanuit de woning en dat de sluiting niet gerechtvaardigd is. De voorzieningenrechter oordeelt echter dat de aangetroffen hoeveelheid drugs en de bijbehorende attributen, evenals de berichten op de telefoon van verzoeker die duiden op drugshandel, voldoende bewijs leveren voor de sluiting. De voorzieningenrechter benadrukt dat de belangen van de burgemeester om de openbare orde te handhaven zwaarder wegen dan de belangen van verzoeker om in de woning te blijven. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af, wat betekent dat de burgemeester de woning voor zes maanden mag sluiten.